Een echte verstrooide professor

Martien Cohen Stuart maakte onderzoek naar soft matter tot een van de meest vruchtbare wetenschapsvelden in Wageningen. Zowel in muziek als in wetenschap gelooft de markante hoogleraar in de kracht van samenwerking. ‘Ik hou van de rijkdom van een ensemble.’ 

In de normale wereld kook je een ei en dan wordt het hard. Vervolgens hoef je echt niet bang te zijn dat je bij je ontbijt alsnog een rauw of een snotei opent. Maar in de wereld van Martien Cohen Stuart ligt dat anders. Die kwam tot genoegen van zijn toen schoolgaande zoon nog wel eens thuis met dat soort ‘hele leuke nieuwe trucjes’. Goed, van dat ei was een beetje een grapje, maar gestolde eiwitten weer vloeibaar maken, is wel precies het type onderzoek dat Cohen Stuart faam heeft bezorgd.

Schuim en emulsies, vloeibare kristallen, het al dan niet vochtig worden van oppervlakken – rond zulke zaken bruist zijn carrière. De paraplu waaronder alles schuilt, heet in het vak soft matter: ‘spul dat je ergens uit kan knijpen’, vat Cohen Stuart  het zelf samen. En altijd draait het om ‘de krachten tussen moleculen, wat die met elkaar hebben’. Daar meer van begrijpen, juist ook van hun collectieve gedrag  — hij spreekt zelfs van ‘de sociologie van moleculen’ – is het uitgangspunt bij wat Cohen Stuart en zijn heel brede Wageningse leerstoelgroep Fysische Chemie en kolloïdkunde doen.

En bij wat ze maken. Want nieuwe (macro)moleculen vormen nogal eens de output. Materie met een combinatie van eigenschappen die geboren is op de tekentafel. En tegenwoordig ook dood spul dat gecombineerd wordt met levend materiaal. ‘DNA is tenslotte ook een molecuul’, verklaart Cohen Stuart. Wat voor de buitenwereld nog klinkt als science fiction, valt  voor hem onder het weer naar elkaar groeien van de natuurwetenschappen. ‘De chemische industrie maakte pas een apart vak van scheikunde.’ Is het vervagen van de grenzen tussen leven en dood niet een beetje eng? ‘Zo kijk ik er eigenlijk nooit naar’, zegt hij, met een lichte verlegenheid.

SOCIALE MUSICUS

In het dagelijks leven is het gewoon onderzoek. Veeleisend onderzoek, dat grote hoeveelheden van zijn tijd en aandacht opslokt. Vrienden, familie, collega’s, iedereen ziet in Martien Cohen Stuart de typische wetenschapper. Ook al heeft hij, naast z’n vrouw Marina, nog een echt grote liefde: muziek. Voor iemand die uiteindelijk besloot om toch maar niet het conservatorium te gaan doen, speelde hij op zeer hoog niveau: het Nationaal Jeugdorkest, het Nederlands Studentenorkest. Fagot. ‘Dat kan ik iedereen aanraden’, lacht hij ‘want daar is de concurrentie veel kleiner dan bij de meeste instrumenten.’ Tegenwoordig speelt hij in een kwintet, dat regelmatig optreedt voor publiek. ‘Ik ben altijd een sociale musicus geweest. Ik hou van de rijkdom van een ensemble.’

Ook in de wetenschap is hij geen solist. Maar wel creatief. Beslist iemand met ideeën, die hij zelf ‘een goede intuïtie’ en ‘ideetjes’ noemt. Als zo’n ideetje, zeg over gesynthetiseerde polymeren met een plus- en een minstukje, blijkt te kloppen, ja, dat zijn de beste momenten in het vak. Hoe succesvol hij erin is, valt onder meer af te lezen aan de tientallen aio’s die bij zijn leergroepstoel rondlopen, aan de werkverbanden van Japan tot Duitsland, en aan het feit dat hij al ongeveer alle grote NWO-subsidies wist te verkrijgen. En onlangs was er nog de toekenning van 2,5 miljoen euro door de  European Research Council.

Hoe doet Cohen Stuart dat?  In elk geval door verwachtingen te hebben van de mensen met wie hij werkt, en daar verder niet veel woorden aan vuil te maken. Het spreekt bijvoorbeeld vanzelf dat wie een potentieel interessant idee is tegengekomen, op een conferentie of waar dan ook, dat komt delen met de rest. De cultuur is: bij elkaar binnenlopen, een balletje over iets opgooien, dat best de helft van de keren doel mag missen. Vrijuit spreken en van gedachten wisselen, dat hoort, vindt hij, ook erg bij Wageningen, en de interdisciplinariteit die daar weer bij hoort.

HOOFD BIJ HET WERK

En Cohen Stuart weet hoe je de dingen moet brengen. Dus bij de optredens van het kwintet leidt hij steevast de muziekstukken in, naar hartenlust citerend uit de wereldliteratuur, van Shakespeare tot Kees Stip. Wordt er bij de leerstoelgroep iets specifieks met ijzermoleculen gedaan, dan verzint hij een goede reden om van ‘iron ladies’ te spreken. Maar hij heeft het goed verwoorden van zaken wel moeten leren ‘Mijn eerste zes, zeven subsidieaanvragen, dat ging niet best’, zegt hij.  

In zijn begintijd als hoogleraar dreigden ook draconische bezuinigingsmaatregelen. Het voelde als een zware verantwoordelijkheid. Hij werd er ook kwaad van. De enige periode dat zijn werk hem wel eens wakker hield. Slecht slapen deed hij verder alleen toen zijn vrouw rond kerst 2006 ineens in razend tempo alle gevoel in haar benen kwijtraakte. ‘Toen heb je zelfs een maand niet gewerkt’, zegt Marina Karsten, die samen met haar man ontvangt bij de brandende houtkachel in de uitbouw van hun vrijstaande huis vol trappetjes en hoekjes. Lopen kost haar nog steeds moeite, en ze heeft een fulltime baan als hoofd ruimtelijke ordening van Veenendaal -Wageningen  (ook zij deed ‘Wageningen’) moeten inruilen voor een bestaan waarin wandelen en zwemmen en andere therapie de hoofdmoot vormen.

Niet eenvoudig, ook niet naast een man die weliswaar door velen als ‘ontzettend aardig’ en zelfs ‘lief’ wordt beschreven, maar wiens hoofd nu eenmaal meestal bij dat werk zit. ‘Dat was ook met de kinderen wel eens een punt’, zegt zijn vrouw. Maar de twee zoons zijn alweer een tijdje het huis uit. De een heeft natuurkunde, de ander scheikunde gestudeerd. Hun portretten hangen boven de prettig rommelige boekenkast. Dat zijn ouders de hele week werkten en veel weg waren, heeft in elk geval Diemer, de jongste, nooit dwarsgezeten, vertelt hij aan de telefoon. En op zaterdagmorgen was er de huiselijke geur van de sigaar of pijp die zijn vader op vrijdagavond rookte. Op zondagochtend klassieke muziek bij het ontbijt. ‘Dat was wel deprimerend voor een kind,’ grinnikt hij.

MATIÈRE MOLLE

Hij herinnert zich ook dat zijn vader goed en graag uitlegde. Met enthousiasme. Het moet hetzelfde enthousiasme waardoor hij naar verluidt bijna danst als hij voor publiek spreekt over ‘zijn’ soft matter, overigens ook de titel van het tijdschrift dat hij aanvoert als hoofdredacteur. ‘Wij zelf bestaan ook uit zachte materie’, merkt hij met zichtbaar genoegen op. En dan te bedenken dat dat hele begrip nog niet bestond toen hij aan zijn ouderwets zeer langjarige studie scheikunde begon. Het was de Franse Nobelprijswinnaar Pierre-Gilles de Gennes, grondlegger van het vakgebied genoemd, die in de jaren tachtig in z’n lab sprak van matière molle. Cohen Stuart:  ‘Een benaming met een knipoog, want matière molle heeft een seksuele bijklank.’

En hij kan het weten, want Cohen Stuart groeide op met het Frans en met Frankrijk. Na schooltijd kon hij zijn moeder, gezeten naast de spreekwoordelijke grote pot thee met kaakjes, vaak aantreffen met het correctiewerk dat haar baan als lerares Frans met zich meebracht. En ’s zomers trok het gezin in de deux chevaux van het grote huis in Den Haag  naar een tijdelijk tentenbestaan in Frankrijk. Martien met zijn twee zussen achterin. Wild kamperen bij de boer, bij wie zijn moeder met haar Frans altijd alles voor elkaar kreeg.

Francofiel is hij gebleven. En in 2003 kochten ze in Normandië een grange, een vakwerkschuur. Er komen foto’s op tafel, naast het glas wijn dat inmiddels is ingeschonken. Het ding is 25 meter lang, negen meter hoog, en er horen vijf hectaren bij, een boomgaard met honderd bomen. Een megaproject. ‘Ik ga in zoiets wel mee’, vertelt zijn vrouw, ‘maar ik stap er niet zo onbezorgd in als hij. En ik had er geen rekening mee gehouden dat je lichaam wel eens in de weg kon gaan zitten. Bij Martien is het een kwestie van durven beginnen aan iets waarvan je nog niet weet hoe het moet, en erop te vertrouwen dat je al doende ergens komt.’

Ook dat tekent waarschijnlijk de onderzoeker. Ondanks zijn ‘huiselijke’ kant, die zich bijvoorbeeld ook uit in graag koken, ‘liefst telkens iets anders, een beetje experimenteren’, voldoet Cohen Stuart beslist aan een paar van die echte  verstrooide-professor-clichés. Hij wil nog wel eens een afspraak vergeten. En plant rustig een buitenlandse reis als zijn vrouw jarig is. Hij geeft nu eenmaal absoluut niets om vormelijkheid, noch om kleding. Daar is hij zelfs fameus om. Had zijn kwintet afgesproken om allemaal op te treden in een zwarte broek of rok met daarboven een felgekleurde bloes, dan verscheen hij rustig in een T-shirt of een houthakkersbloes. Maar dat hebben ze hem afgeleerd. 

Met dank aan: Josie Zeevat (secretaresse), Diemer Cohen Stuart (jongste zoon), Renske Carrière (oudste zus), Frans Leermakers (collega-onderzoeker), Irene Hagenaars-Bos (kwintetgenote) en Marina Karsten (echtgenote).

 

Martien Cohen Stuart 

1948: geboren  

Opgegroeid in Den Haag, middelste van 3 kinderen

1975: doctoraal studie Scheikunde in Groningen

1976: begin relatie echtgenote Marina Karsten, waaruit 2 zonen zijn geboren

1980: Promotie in Wageningen

Sindsdien werkzaam bij Fysische Chemie en kolloïdkunde, vanaf 1996 als hoogleraar.

2009: Wetenschappelijk directeur Dutch Polymer Institute (DPI), 1 dag per week

2010: toekenning ERC Advanced Grant

Lid Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

Lid Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen

Voorzitter Stichting Kamermuziek Wageningen

Voorzitter Van Uvenstichting Wageningen (zorgt voor uitleen bladmuziek en muziekinstrumenten aan studenten)

Nootje: Vond mijn eigen voorstel voor een kop: ZACHT SPUL, HARDE WETENSCHAP, leuker dan het cliché over de professor. Er bleek ook een Engelse vertaling van dit stuk gemaakt te worden. Dat kreeg gelukkig de andere kop. Het staat hier http://resource.wur.nl/en/wetenschap/detail/the_hard_science_of_soft_matter