Buitenkans

Kling, kling! Nagalmend metaal. Het geluid maakt deel uit van mijn nieuwe huis. Op het pleintje hier in de Baarsjes hebben ze ooit een schitterend voetbalveldje aangelegd, compleet met tribunes en ijzeren goals. Het is het domein van jongetjes en jongens met ouders uit velerlei landen. Ze schieten, sliden, schreeuwen elkaar toe en laten het doel galmen. Voor mijn deur wordt dagelijks eindeloos gescoord, tot diep in de nacht.

Zoiets wordt heel snel achtergrondmuziek, en het duurde dus even voordat tot me doordrong dat er iets niet klopte. Ik stond wat deuren te schilderen. De doodse stilte in de stad was al twee keer verbroken door gejuich en gejoel dat uit open ramen en deuren naar buiten vloog. Nederland-Joegoslavië, op weg naar 6-1. Alles wat maar een beetje de lol van voetbal inzag, zat voor de buis. Dat ik buiten toch kling kling hoorde, kón dus niet, realiseerde ik me ineens.

Mijn raam is ook een tribune. Die bood nu voor de eerste keer zicht op meisjes. Drie stuks, van uiteenlopende grootte en kleur. Ze hadden goed naar de jongens gekeken, bleek, en deze buitenkans namen ze met verve waar. Terwijl de verfkwast in mijn hand langzaam uitdroogde, zag ik schijnbewegingen, losjes uit de heupen genomen penalty’s, formidabele reddingen en bloedserieuze smoeltjes. Zo keek ik toch voetbal. En genoot.