Het beste van Hugo Brandt Corstius volgens Hugo Brandt Corstius
Juweeltjes van Hugo Brandt Corstius
Dit is de achterflaptekst van Het beste van Hugo Brandt Corstius volgens Hugo Brandt Corstius, dat op 3 maart 2020 uitkwam:
“‘Juweeltjes’ stond er op nummer 695 van de 765 mappen waarin de nalatenschap van Hugo Brandt Corstius terecht is gekomen. Een verrassing: hij had bijna honderd teksten uit eigen werk gekozen. Ze beslaan een halve eeuw volop rebelleren en dwarsdenken.
Hugo Brandt Corstius bekeek alles vanuit een andere hoek dan normaal. Speels en scherp noteerde hij wat hij zag, en was daarbij geregeld zijn tijd vooruit, zoals met een wittefietsenplan en het internet.
De schepper van het bijzondere spel met het Nederlands, het Opperlands, was beroemd en berucht. Net als Battus, Piet Grijs, Maaike Helder en de vele andere afsplitsingen van deze koning van de pseudoniemen. Ook postuum spat hun talent eraf.
Zijn biografe Liesbeth Koenen schreef een inleiding, uitleg, anekdotes en flarden uit het leven van Brandt Corstius bij deze staalkaart van zijn kunnen.”
‘Postuum samenwerkingsproject’
Dat klopt allemaal, en wie alvast een paar dingen wil lezen kan terecht bij Athenaeum. In de winkel op het Spui in Amsterdam was ook de presentatie. Bomvol. Erg leuk. Patricia de Groot van Querido — niet alleen mijn redacteur bij dit boek, maar ook de laatste redacteur van HBC — sprak iedereen toe. Ze zei iets dat me trof: dat dit boek een postuum samenwerkingsproject tussen ons beiden is. Zo had ik het nog niet gezien.
Ikzelf beschouw het als een echt cadeau. Welke biograaf heeft nou het geluk om zomaar ineens onder ogen te krijgen wat de gebiografeerde zelf geslaagde voorbeelden van zijn werk vond? Dat zei ik dan ook, nadat ik het bij deze gelegenheden traditionele ‘eerste exemplaar’ had gekregen, en voordat ik het woord gaf aan cabaretier en ook Opperlander Erik van Muiswinkel. Hij schreef ooit een scriptie over het Opperlands, die ik natuurlijk aantrof in de nalatenschap. Daarin zit nou eenmaal alles wat ooit maar door iemand is toegestuurd aan HBC. Twee juweeltjes werden door Erik van Muiswinkel voorgedragen. Daarna gaf ik mijn eerste exemplaar meteen door aan Ina Rilke, de weduwe van HBC, en toen die ook nog enige vriendelijke woorden had gesproken kon de borrel beginnen.
De zaterdag daarop publiceerde Het Parool een groot deel van mijn inleiding bij het boek, over twee pagina’s, onder de kop ‘Juweeltjes van een rebel en dwarsdenker’. Die inleiding en dus ook het krantenstuk begint zo: “Dwars, opstandig, met iedereen in discussie. Ook al ging hij pas laat praten, en stotterde hij vanaf het begin, Hugo Brandt Corstius (1935-2014) was verbaal van jongs af aan ijzersterk, en dus ook een ijzersterke tegenstander. Hij was tegen veel zaken. Hij wou al niet aan de borst, vertelde zijn moeder later.”
Aandacht voor Het beste van HBC viel vervolgens te horen in in het radioprogramma Nieuwsweekend. Lidewijde Paris, die de boekenrubriek die week vulde, begint na 3 minuten en 24 seconden over het boek, dat ze iedereen aanraadt. Onder meer omdat het proza niet gedateerd is. Ook Lidewijde Paris was trouwens een tijdje HBC’s uitgever.
Coronaleestip
Het boek werd die week ook de persoonlijke coronaleestip van Ewoud Sanders in zijn Woordhoek in de NRC (link waarschijnlijk alleen voor abonnees), waarin hij met dat mooie woord zelf ook meedeed aan de explosie aan ‘coronasamenstellingen’ die hij signaleerde. Hij noemt m’n inleiding mooi. Een kort citaat: “Brandt Corstius was stellig een taalkundig genie en dat zie je goed in deze bloemlezing terug.”
‘Nog zeer leesbaar’
Erg leuk vond ik de recensie die het literaire online blad Tzum aan het boek wijdde. Jan de Jong schrijft daarin bijvoorbeeld: “Natuurlijk zijn sommige stukken inhoudelijk gedateerd, maar desondanks zijn ze nog zeer leesbaar, gewoon omdat HBC nou eenmaal zo goed schreef. Bovendien heeft Koenen ze van korte inleidingen voorzien ter wille van de jonge inlezer. Ze legt uit wie Theo van Thea is, of Barend Biesheuvel. Of ze vermeldt dat Frank Zappa juist was overleden, toen Piet Grijs het palindroom ‘Mooie Zappa, zei oom’ noteerde. HBC liet zijn alter ego’s overal over schrijven. Literatuur, politiek, wetenschap, maatschappelijke standen en misstanden, taal. En over zichzelf.”
Het boek haalde ook de boekenpagina van het maandblad Onze Taal. Over HBC en de stukken in het boek: “Uiteraard zitten er daar veel over taal bij — ook uit Onze Taal –, zoals een column waarin hij met straatnamen goochelt, een stukje over veertien-letteranagrammen, en een opsomming van zinnen waarin het bijvoeglijk en het zelfstandig naamwoord hetzelfde zijn (‘Het lam is lam’, ‘De botter is botter’).”
‘Dwarse taalknutselaar’
Daarna tipte de VPRO-gids het boek. De kop boven het stukje luidt “dwarse taalknutselaar’, en Maarten van Bracht schrijft onder meer: “Deze 95 onder talloze pseudoniemen in dag- en weekbladen verschenen columns, ingeleid en toegelicht door Koenen, getuigen van de brille, dwarsigheid en het vernuft van taalknutselaar HBC, zoals we die kennen uit zijn beide delen Opperlan(d)s. Consequente stelligheid blijkt uit de confrontaties met Van Gogh, Hermans, Buikhuisen en politici: ‘Paars is geboren door het krankzinnig worden van Lubbers en Brinkman.’”
‘Feest om te (her)lezen!’
Op Twitter verschenen ook vrolijkmakende commentaren. Volgens Kick van der Veer, die alles van cabaret en kleinkunst weet, is het een heel fijn boek. En Ingrid Harms, lang redacteur bij Vrij Nederland, schreef “Heerlijk ingeleid, feest om te (her)lezen! Hugo BC, altijd goed!”
‘Meesterlijk geslepen taaljuweeltjes’
De Vlamingen hebben een prachtige site die ‘Cutting Edge’ heet, ‘messcherp door cultuur en media’, leggen ze de naam uit. En daar kreeg Het beste van Hugo Brandt Corstius volgens Hugo Brandt Corstius pardoes vier sterren bij een mooie recensie van Karel Alleene onder de kop ‘Meesterlijk geslepen taaljuweeltjes’. Ik citeer mede vanwege het goedgekozen citaat het hele slot:
“En wat hij met het Nederlands, in een zoveelste creatieve bui, allemaal doet mondt vaak uit in juweeltjes. In ‘Pit en schil’, een column over voorkeuren en gewoontes bij vruchten, etaleert hij met bravoure zijn vakmanschap.
‘De kers is de enige kleinvrucht die je met twee tegelijk eet, omdat hij ook in oorbelformatie aan de boom hangt. De tong doet zijn kersenpit-gymnastiek, waarschijnlijk denkend dat het om twee losse tanden gaat.’
Wat Corstius in ‘Het beste van Hugo Brandt Corstius’ bewijst, is dat hij vlijmscherp formuleert en tegelijk alle varianten van het Nederlands handig bespeelt. Iets wat vriend en vijand hem nog altijd benijden.”