Vrij Nederland
Witte zwanen, zwarte zwanen
Een mislukte inleiding op Popper
KARL R. POPPER, EINFÜHRUNG IN LEBEN UND WERK, door Eberhard Döring. Uitgever Hoffmann und Campe Verlag, Hamburg, 192 p. Importeur Nilsson & Lamm, f 36,40
Dit jaar wordt Karl Popper 85. Eberhard Döring heeft hem al vast bedacht met een boek dat Karl R. Popper, Einführing in Leben und werk heet. Ik weet niet hoe het met Popper gaat op het moment, maar als hij nog een beetje bij is dan verschaft dit presentje hem vast geen overmatig plezier.
Wat Popper de wereld te vertellen heeft laat zich simpel in een paar punten samenvatten. Allereerst is er zijn oplossing voor het probleem dat je in de wetenschap nooit iets zeker kunt weten. Om het meest klassieke voorbeeld nog maar eens op te duikelen: dat de zon tot dusver iedere dag is opgegaan betekent nog niet dat hij dat morgen weer zal doen. Zo zit het ook met de witte en de zwarte zwanen, die onverbrekelijk met Popper verbonden zijn.
Iemand die tot dusver uitsluitend witte zwanen gezien heeft kan denken dat alle zwanen dus wit zijn. Inductie heet dat, maar inductie valt nooit te bewijzen. Omdat niemand in de toekomst kan kijken, kan niemand zeker weten dat hij nooit ergens een zwarte zwaan zal zien.
De theorie die zegt dat alle zwanen wit zijn kan daarom nooit geverifieerd worden, maar wel wat Popper noemt gefalsifieerd. Eén zwarte zwaan is daarvoor genoeg.
Hypotheses die in principe te falsificeren zijn, die mogen we van Popper ‘wetenschappelijk’ noemen. Daarmee is niet gezegd dat alle andere ideeën gedachten en stellingen onzin zouden zijn, maar met wetenschap hebben ze niets te maken. Dat niets ooit werkelijk te verifiëren valt — een feit waar filosofen eeuwenlang erg hopeloos van zijn geworden — is volgens Popper een gegeven waar we mee moeten leven, en waar we maar beter het beste van kunnen maken.
Kennis is dan wel nooit zeker, maar kennis kan wel groeien. Daarvoor gebruiken we volgens Popper de drie werelden, om verwarring te voorkomen liever wereld 1, 2 en 3 genoemd dan eerste, tweede en derde wereld. In Wereld 1 vinden we alle dingen die je aan kunt raken in de natuur: de levende organismen, maar ook de elementen.
Tot Wereld 2 behoort het bewustzijn dat mensen en dieren van zichzelf hebben, en Wereld 3 tenslotte bevat wat we grofweg onder ‘cultuur’ kunnen rekenen (kunstwerken, ontdekkingen, theorieën, mythen, maar ook de menselijke taal en de zaken waarin alle kennis is opgeslagen, bijvoorbeeld boeken).
Een samenspel tussen die werelden maakt dat de kennis uit Wereld 3 kan vermeerderen. Mensen bouwen als het ware voort op wat hun voorgangers al wisten. Daarbij moet zorgvuldig te werk worden gegaan: hypotheses moeten tegen elkaar worden afgewogen, en alleen een nieuwe hypothese die hetzelfde verklaart als de oude plus nog iets extra’s verdient het de oude te vervangen. theorieën zijn dus altijd maar tijdelijk, en dat bijvoorbeeld Newtons leer achteraf niet helemaal klopte is daarom niet erg of zorgwekkend.
Het idee dat kennis kan groeien heeft Popper overigens de naam ‘neo-positivist’ bezorgd. Zelf verafschuwt hij die term omdat de positivistische aanhangers van Wittgenstein uit de ‘Wiener Kreis’ nu juist degenen waren die hij te vuur en te zwaard bestreed.
Nog een kreet die bij Popper hoort is het anglicisme historicisme. Het idee dat gebeurtenissen in de geschiedenis logisch uit elkaar voortvloeien verwerpt Popper krachtig. Zelf maakte hij bewust de Russische revolutie en twee wereldoorlogen mee. Die hebben grote invloed gehad op zijn denken over totalitaire maatschappijen, of ze nu communistisch of fascistisch zijn.
Keer op keer heeft hij gewaarschuwd voor iedere heilsleer die een perfecte gemeenschap belooft. Immers, ook hier geldt: je kunt niet in de toekomst kijken. Iets als het marxisme mag daarom geen wetenschappelijke leer heten, ook al pretendeert het dat wel te zijn. Daarnaast kan de wereld er wel beter uit gaan zien, net zoals kennis kan groeien, zo kan ook de welvaart groeien. Niemand kan echter individueel welzijn garanderen. Popper propageert een ‘open maatschappij’ waarin dingen uitgeprobeerd en weer verworpen kunnen worden, De beste mogelijkheden daarvoor vinden we volgens hem in een ‘liberale’ (waarmee hij bedoelt ‘tolerante’) democratie.
Predikatenlogica
Nu zijn al deze dingen, en nog wel wat meer ook, met een beetje goede wil wel bij Döring terug te vinden. Maar wie meer van Popper wil weten dan hierboven beschreven staat moet er rekening mee houden dat Döring alles wat leuk en interessant is verstopt heeft onder een dikke laag veel te lange zinnen vol moeilijke woorden en chique Latijnse uitdrukkingen. Alinea’s van tien regels die uit een zin bestaan zijn geen uitzondering. Predikatenlogica die niet verduidelijkt of toevoegt wordt er naar mijn idee met de haren bijgesleept. Zo’n beetje de complete werken van Kant, Hegel en nog een hele rij anderen worden we geacht te kennen.
Nee, meneer Döring komt niet van de straat, dat zie je zo, maar voor een Einführung die (achterflap) kurz und leicht lesbar beweert te zijn gaat het mij allemaal veel te ver.
Popper zelf heeft altijd veel nadruk gelegd op het belang van een heldere stijl. Aan zijn eigen werk is dat ook af te lezen. Je kunt het met zijn ideeën oneens zijn, maar hij verwoordt ze in ieder geval duidelijk.
Ook Döring weet dat en vertelt het ons enthousiast. Het kost hem blijkbaar grote moeite lessen te trekken uit wat hij zelf zegt. Zo vindt hij het verschrikkelijk jammer dat niet al het werk van Popper in het Duits vertaald is, want dat maakt hem voor minder mensen ‘bereikbaar’. Vervolgens geeft hij bladzijdenlang letterlijke citaten in het Engels. Onbegrijpelijk. Wie wel Duits, maar geen Engels kan lezen heeft als gevolg hiervan niets aan Dörings boek.
Er verschijnt niet vaak een overzicht van leven en werk van Popper, zoals Döring zelf terecht vaststelt in zijn inleiding. Maar juist omdat de zijne kennis van het Engels vereist, vindt hij een geduchte concurrent in Robert Magee die in 1973 al een korte en heldere monografie schreef onder de voor zichzelf sprekende titel Popper (in 1974 als Aula in het Nederlands uitgebracht, de laatste Engelse versie dateert uit 1983).
Daarnaast is er nog de autobiografie van Popper zelf, in de Nederlandse vertaling uit 1978 (Aula 648) gewoon Autobiografie geheten, in het Engels Unended Quest en in het Duits Ausgangspunkte. Meine intellektuelle Entwicklung. In Magees boekje komt het leven van Popper niet zo uitgebreid aan de orde, en daar had natuurlijk een kans voor Döring gelegen.
Die laat hij compleet liggen. Volstrekt fantasieloos en schools breit hij stukjes citaat (oh, wat zijn citaten toch mooi!) uit Poppers autobiografie aan elkaar. Zo’n beetje het enige nieuwe feit dat hij brengt is dat Poppers vrouw inmiddels is overleden.
Voorts concludeert hij dat Popper zo’n bescheiden man is. Nu valt er over deze grote filosoof bijzonder veel te zeggen, maar hoe iemand het begrip ‘bescheidenheid’ voor ogen kan komen na het lezen van zijn autobiografie is mij eerlijk een raadsel.
Popper had beslist een mooier en inspirerender verjaardagscadeau verdiend.