door Liesbeth Koenen ©
06-1996, nr. 38
Akademie Nieuws

Prof. de Jong van het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut:

“Wij als arrogante oogartsen zeggen natuurlijk dat de oogzenuw de dikste hersenzenuw is die we hebben”

“Wilt u koffie? Ik heb denk ik de beste koffie van de Akademie.” In een hoek van de kamer van prof.dr. P.T.V.M. de Jong, sinds ruim een jaar directeur van het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut van de KNAW, staat een apparaat dat even later met veel kabaal twee koppen verse koffie produceert.

De ontvangst is dus hartelijk, ondanks dat De Jong (53) niet echt stond te springen om een gesprek. Het is ook bij hoge uitzondering dat hij toestemming heeft gegeven voor het maken van een portret (“Ik heb een keer tegen iemand die bleef aandringen gezegd dat ik misvormd was.”).

Waarom houdt hij niet van interviews? “Dan moet ik diplomatiek zijn, dat is niet mijn sterkste kant. En er liggen altijd zoveel gevoeligheden,” verzucht hij. Maar van enige weerzin blijkt niets zodra hij vertelt over zijn vak.

En over hoeveel daarin nog te doen is. “Naarmate je verder komt, realiseer je je steeds hoe weinig we nog weten,” zegt De Jong. “Ik schaam me soms voor mezelf en voor mijn patiënten. Van de belangrijkste oorzaken van slechtziendheid weten we nauwelijks iets.”

“Neem staar. Dat is goed te opereren, maar elk jaar komen er in de wereld vier tot zes miljoen blinden bij, doordat ze niet geopereerd worden.”

“Zelfs in Nederland gebeurt dat nog. In Rotterdam, waar ik hiervoor werkte, is een groot epidemiologisch onderzoek gedaan naar oogziekten. Maar liefst zeven procent van de blinden uit de onderzochte bevolkingsgroep was blind geworden door staar. Staar is sowieso de belangrijkste oorzaak van slechtziendheid. De ziekte was al voor onze jaartelling bekend, maar het mechanisme dat erachter zit, kennen we niet.”

“Slijtage of degeneratie van de gele vlek is in onze westerse wereld een nog belangrijker oorzaak van slechtziendheid. Met je gele vlek, je macula, kun je details zien zoals bij lezen en gezichten herkennen.”

“‘Er zijn twee vormen van ouderdomsdegeneratie van de gele vlek, een ‘droge’ en een ‘natte’ vorm. Bij die laatste kun je in een paar weken blind worden. Maar waar die degeneratie vandaan komt, hoe dat in zijn werk gaat, weten we niet.”

Stereoboeken

“Of neem het visueel systeem als geheel. Kijken doe je niet alleen met je ogen. Vanuit je ogen lopen grote zenuwstrengen de hersenen in die uitkomen bij de visuele schors, en die zit aan de achterkant van je hoofd.”

“Eerst was het idee dat de beelden nadat ze daar verwerkt zijn, weer naar andere delen van de hersenen gaan, maar zo ligt het niet helemaal. Wat precies het beeld bepaalt, weten we niet. Op welk moment onderdelen van de informatie tot bewustwording leiden, wordt bij onze afdeling visuele systeemanalyse onderzocht.”

“Zo is daar ook gebleken dat al op het niveau van het netvlies bepaalde informatie geselecteerd wordt voor doorzending naar de hersenen. De mechanismen waarmee we kijken zijn nog lang niet duidelijk. Een goed voorbeeld zijn die ‘stereoboeken’ die zo in de mode zijn. Soms kan het een minuut duren voordat je het stereo-effect ziet. Ineens springt het er dan uit. Hoe dat werkt weten we niet.”

“Er zijn zoveel manieren waarop je gezichtsvermogen aangetast kan zijn. Je hebt mensen die ‘kokerzien’, die alleen in het midden van hun gezichtsveld nog goed kunnen zien. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij wie lijdt aan retinitis pigmentosa. Bij die ziekte degenereert je netvlies langzaam maar zeker.”

“En bij degeneratie van de gele vlek zie je juist in het midden niet goed, maar daarbuiten weer wel. Iedere keer blijkt dat dingen ingewikkelder zijn dan we dachten. Zo heb ik vroeger geleerd dat er vier soorten retinitis pigmentosa waren, en daarop heb ik ook altijd mijn diagnoses gesteld.”

“Maar door de bevindingen uit de moleculaire biologie zullen we de tekstboeken moeten herschrijven. Van de genetica valt nog heel veel te verwachten. Op dit ogenblik zijn er al negentien genen met soms zo’n dertig à veertig mutaties per lokalisatie gevonden die verantwoordelijk kunnen zijn voor retinitis pigmentosa. Over een tijdje hebben we misschien wel vijftig verschillende soorten, in plaats van die vier van vroeger.”

Onbewust zien

Aan al deze zaken, en aan nog veel meer, wordt gewerkt op het IOI. De Jong zet het op een rijtje: “Visuele systeemanalyse, dus hoe zien in zijn werk gaat, is één groep. Binnenkort krijgen we de beschikking over een nieuw apparaat dat KNAW gaat kopen: een neuromag. ‘Mag’ staat voor magnetometer. Het is een heel gevoelig apparaat. Je krijgt een soort helm met vloeibaar stikstof om je hoofd, en dan kun je nog preciezer dan we al konden de activiteit in de hersenen registreren met behulp van een magneetveld.”

“Daarmee kun je bijvoorbeeld experimenteel onderzoek doen naar het proces van visuele bewustwording. Er zijn mensen die na een hersenbloeding in sommige delen van het gezichtsveld niets meer zien, maar als je ze bepaalde proefjes laat doen, blijkt daaruit dat ze in die delen tóch iets kunnen waarnemen. Ze zijn het zich alleen niet bewust, of kunnen het beeld niet interpreteren.”

“Als je nu met behulp van die neuromag exact kunt bepalen wáár in de hersenen activiteit optreedt wanneer je zo iemand bepaalde opdrachten geeft, dan kunnen we meer gaan begrijpen van wat ‘bewust zien’ is. Dat onderzoek gebeurt met participanten in de Onderzoekschool Neurowetenschappen, onder meer met de beide universiteiten in Amsterdam, met de academische ziekenhuizen in Utrecht en Nijmegen en met twee epilepsiecentra.”

“Dan is er de afdeling oogheelkundige immunologie. Die concentreert zich op oogontstekingen. Oogontstekingen zijn vaak moeilijk te behandelen, omdat het oog een beetje vreemd is uitgerust. Ontstekingsstoffen komen er niet gemakkelijk in, en richten dus niet gemakkelijk schade aan, maar daar staat tegenover dat genezingsprocessen moeilijker op gang komen dan in andere delen van het lichaam.”

“Onstekingsmediatoren spelen ook een belangrijke rol bij sommige vormen van glaucoom, dat is hoge oogdruk. Er is hier een in de wereld unieke proefopstelling ontwikkeld om die interacties te bestuderen.”

De afdeling oftalmomorfologie bestrijkt het hele spectrum van de bouw van het normale oog tot de genexpressie binnen een enkel kegeltje in het netvlies. Daar valt nog steeds veel aan te ontdekken. Er is net een mooie publikatie uitgekomen met nieuwe bevindingen over het zenuwverloop in normale hoornvliezen, wat je honderden jaren na Boerhaaves microscoop niet meer zou verwachten. Veel van dat onderzoek is mogelijk doordat we intensief samenwerken met de Hoornvliesbank binnen onze muren.”

De diepte in

“En tenslotte is er de afdeling oftalmogenetica, samen met visuele systeemanalyse de oudste in het IOI, die kijkt naar de erfelijke kanten van het oog. Daar wordt in een samenspel van klinisch geneticus, moleculair bioloog en oogarts de genetische basis onderzocht van erfelijke oogziekten. We verwachten dat het lokaliseren van genen en het bestuderen van de eiwitten die daarvan afgeleid worden, niet alleen tot meer inzicht zal leiden, maar op termijn ook tot de ontwikkeling van betere behandelingen.”

“Daarbij maken we dankbaar gebruik van de indertijd door Delleman gestarte databank van erfelijke oogaandoeningen. Zo laat het zich nu aanzien dat retinitis pigmentosa en ouderdomsmaculadegeneratie voor een deel een gemeenschappelijke basis hebben.”

“Interdisciplinair onderzoek breidt zich steeds meer uit binnen het hele IOI. Onlangs hebben we met alle vier de afdelingen gesproken over netvliesonderzoek. Dat werd een heel stimulerende discussie omdat vanuit de verschillende disciplines heel eigen ideeën werden aangedragen. De reorganisatie van de topstructuur van het IOI, die overigens net goedgekeurd is door het KNAW-bestuur, heeft ook als een van de uitgangspunten: interdisciplinair met het onderzoek meer de diepte in.”

“Ook hebben we inmiddels een paar maal gesproken met Swaab en Buijs van het NIH (het Herseninstituut) over intensivering van de contacten. Onze nieuwbouw komt naast hen te liggen. Binnenkort wordt daarmee begonnen, onder meer omdat het AMC de ruimte waar we nu zitten nodig heeft.”

“Ik zie zeker mogelijkheden voor samenwerking met het Herseninstituut. Wij als arrogante oogartsen zeggen natuurlijk om te beginnen dat het oog zo belangrijk is, wat ook blijkt uit het feit dat de oogzenuw de dikste hersenzenuw is die we hebben.”

“Concreter: de macula is ook gevormd uit zenuwweefsel. En bij het NIH hebben ze technieken om degeneratie van zenuwweefsel, onder meer van Alzheimerpatiënten, te bestuderen. Over de schutting kijken is goed. Zo vallen puzzels soms ineens in elkaar.”

Dagelijkse problemen

Er komen eigenlijk alleen maar vragen bij, lijkt de boodschap van De Jong. Hij komt een paar keer terug op de lastige definitie van ‘fundamenteel onderzoek’. “De KNAW wil graag dat de instituten zich meer op fundamenteel onderzoek richten. Wat dat inhoudt, is een discussie waar ik me niet echt in wil mengen, maar mijn idee is dat er vanuit de dagelijkse problemen al zo veel fundamentele vragen te stellen zijn. Bovendien brengt het interuniversitaire karakter van het instituut een stuk dienstverlening naar de participerende instituten met zich mee, en vanuit beide invalshoeken is het onderzoek volgens bepaalde mensen per definitie al niet meer fundamenteel.”

“Ook is het belangrijk op de verschillende universiteiten onderzoeksprojecten te houden. Er zijn goede netwerken. Dat werkt allemaal stimulerend, net als de samenwerking met België. We hebben contacten met Vlamingen en Walen, dus de voertaal op vergaderingen is Engels. Dat gaat heel goed. De Belgen zullen meer projecten in gaan dienen, en er is nu ook subsidie van Onderwijs en Wetenschappen om de banden met omringende landen te versterken. Er komen regelmatig mensen hierheen. We wisselen gegevens uit.”

De Jong is optimistisch over alle mogelijkheden, ook al is de reorganisatie hem soms niet licht gevallen. “In het bedrijfsleven doet een interimmanager dat vaak, maar ik blijf hier”, legt hij uit.

“Gelukkig was ik het eens met de meeste ideeën van de commissie die het voorwerk gedaan had, en ik zat al tien jaar in wetenschappelijke raad van het IOI. Er zal nog gewerkt moeten worden aan de deregulatie die de Akademie wil. Zonder formatie-uitbreiding en met budgetten die al jarenlang bevroren zijn is er natuurlijk een grens aan de mogelijkheden Ik hoop dat we niet al te veel met bureaucratie overstelpt zullen worden.”

Tegen elkaar uitgespeeld

Tot slot moet hem nog één ding van het hart: “Ik vind dat onderzoekers vaak tegen elkaar uitgespeeld worden. Het systeem van produktiemeting van onderzoekers is niet goed. De produktie wordt in sommige evaluatiesystemen alleen bepaald aan de hand van de eerste auteur, of het eerste instituut die voor een publikatie verantwoordelijk zijn. Je krijgt steeds meer input-outputvergelijkingen, en multidisciplinair onderzoek wordt nu afgestraft.”

“Het meetsysteem hoort aan iedereen recht te doen. Ik heb aan de KNAW gevraagd een gremium te vormen dat zich daarover kan buigen. Ik hoop echt dat hier iets aan verandert, vooral voor iedereen die prettig samenwerkt in goed multidisciplinair onderzoek.”