door Liesbeth Koenen ©
27-01-2009
NRC Handelsblad, NRC Next
(rubriek: Deze week spreekt / De Lezing)

Deze week spreekt… Bert Theunissen

Waarheden als koeien

Onze wereldberoemde Friese koeien gaven rond 1900 zo’n 2500 liter melk per jaar, nu halen ze soms de 13.000 liter. Daaraan kun je mooi de ontwikkelingen in de genetica zien, zou je denken. Helemaal niet, zegt Bert Theunissen (1955), hoogleraar Geschiedenis van de Natuurwetenschappen in Utrecht.

Boeren luisteren niet zomaar naar wetenschappers?
Tussen kennis en die toepassen in de praktijk zitten ook altijd culturele en sociologische dingen. Honderd jaar geleden zeiden wetenschappers al: test nou gewoon de nakomelingen van je stieren. Meet hoeveel melk hun dochters produceren, en kies zo de beste uit. Maar voor de oorlog had je hier een paar honderdduizend kleine bedrijfjes, met gemiddeld minder dan tien koeien. Dat is veel te weinig om de prestaties van een stier te beoordelen.

Andersom wordt kennis ook in de praktijk ontwikkeld. KI, Kunstmatige Inseminatie, is niet bedacht om de melkproductie omhoog te brengen. Het is ooit ontwikkeld omdat de stieren vaak infecties overbrachten, een soort geslachtsziekte. Daardoor kon soms wel de helft van de koeien niet meer drachtig worden, en dus ook nooit melk geven. Als je met gezond zaad van een gezonde stier gaat rondsjouwen, heb je dat probleem niet meer. Maar dan kun je ook met één superstier als je wil het hele land bevruchten.

Maar goeie koeien waren mooie koeien, dacht men.
Toen rond 1940 de KI kwam, was de cultuur bij de boeren dat ze beoordeelden op uiterlijk. Ze kochten robuuste, mooie stieren, want die zouden voor de beste nakomelingen zorgen. En de fokkers hadden daar baat bij. De Friese stieren waren letterlijk wereldberoemd. In de jaren vijftig kon een beest 250.000 gulden opbrengen. Met KI heb je veel minder stieren nodig. En mooi hoeven ze niet te zijn. Die fokkers zagen hun broodwinning verdwijnen. 

Hoe is dan toch die productie zo omhoog gesprongen?
Door Mansholt en zijn Europese landbouwbeleid, dat stijging van de productiviteit vooropzette. Er kwamen gegarandeerde prijzen voor de melk, maar in de late jaren zestig gingen door loonstijging en inflatie de kosten voor de boeren erg omhoog. Ze werden zo afgeknepen dat ze wel om moesten. Dat is heel snel gegaan. De jonge boeren zeiden: dan gooien we het op productie. Zij gingen het helemaal bedrijfsmatig aanpakken. De oorspronkelijke ‘dubbeldoel-koeien’, die ook voor vleesproductie werden gebruikt, verdwenen. Uit Amerika werden Holsteiners gehaald, die trouwens de nazaten zijn van Friese koeien. De Amerikanen waren de kiloknallers avant la lettre, die puur op melkproductie fokten. Vervolgens kreeg je een enorme productiestijging, met als gevolg boterbergen en melkplassen. Maar met kennis van melkgenen ofzo heeft het dus niets te maken. Het was een kwestie van selecteren op basis van prestatie. 

En mooi telt niet meer?
Dat verandert mee. ‘Wat ’n knekelkasten, kapstokken op poten!’ zeiden de boeren over de eerste Holsteiners. Nu zijn ze lyrisch over die ranke, hoge beesten. 

 

Morgen spreekt prof. dr. Bert Theunissen over ‘Van Us Mem tot Turbokoe. Hoe boeren en wetenschappers de Friese melkkoe veranderden.’ 16.00 uur, Salon Boerhaave, Lange St. Agnietenstraat 10 Leiden. Toegang gratis. 

NRC Next had dezelfde dag ‘Van ús mem tot Turbokoe’ als kop boven dit stuk.