door Liesbeth Koenen ©
08-10-2012
NRC Handelsblad, NRC Next
(rubriek: Deze week spreekt / De Lezing)

Deze week spreekt Peter Koomen over de evolutie van spinnen

Vrouwenspinnen eten mannetjes omdat ze erg eiwitrijk zijn

Het spinnenrijk is een kleurrijke wereld vol webweeftechnieken en vangmethodes, volgens arachnoloog (spinnendeskundige) Peter Koomen. Al 300 miljoen jaar bestaat de spin. In Nederland zijn er 620 soorten, wereldwijd meer dan 43.000. Koomen (1960) is conservator bij het Natuurmuseum Fryslân in Leeuwarden. 

Zijn die kriebelpootjes wat we eng aan spinnen vinden?

Moeilijk te zeggen, want ik heb die angst niet. Er was hier iemand op de afdeling die in therapie is gegaan toen we een spinnententoonstelling gingen maken. Het gevoel dat ze op je kunnen springen, was de angst waar het om draaide, begreep ik. Vooral in wc’s en badkamers. Daar zitten onze gewone trilspinnen ook meestal: in een kunstmatige versie van de rotsblokken en grotten bij beken, die ze gewend zijn vanuit het Middellandse Zeegebied waar ze oorspronkelijk vandaan komen. ‘s Zomers zijn ze buiten, maar nu komen ze allemaal binnen. 

Springen spinnen inderdaad?

Springspinnetjes wel. Maar niet op mensen, die zijn veel te groot. Springspinnetjes zijn relatief laat in de evolutie ontstaan, en ze hebben knotsen van ogen. Naar verhouding dan  — ze zijn meestal maar een paar millimeter groot. In de zon op de stenen van je huis kun je ze zien zitten, op zoek naar vliegjes om te bespringen met een omtrekkende beweging. Op Borneo heb je er die doen of ze mieren zijn. Daar lijken ze sprekend op. Alleen hebben ze geen zes maar acht poten, waarvan er dan twee als een soort voelsprieten in gebruik zijn. 

Aan die acht poten herken je de spin, leert iedereen op school.

Ja, maar dat hebben mijten, teken en hooiwagens ook. Een echte spin heeft vier paar poten, maar ook twee paar monddelen, acht ogen en spintepels aan het end van zijn achterlijf. Ze hebben gifkaken en bespugen hun prooi zo’n beetje met sappen die helpen verteren. Dan zuigen ze ze uit. Ze eten ze dus niet helemaal op, alle harde delen blijven buiten.

Datzelfde basispatroon of bouwplan zie je ook bij degenkrabben op de Molukken. Die zijn een soort levend fossiel. De spin is ook verwant aan de schorpioen. Er zijn restanten gevonden van wat ze maar een zeeschorpioen noemen van wel drie meter lang.

Eten vrouwtjesspinnen echt de mannetjes op na de paring?

Niet altijd. Bij de kruisspin bijvoorbeeld tokkelen de mannetjes met hun pootjes een liedje op het web van het vrouwtje dat daar hangt.  Daar wordt ze rustig van. Ze herkent er eentje van haar eigen soort. Maar na de paring wordt ze ongedurig. De mannetjes zijn veel kleiner. En spinnen eten wat klein is en beweegt. Hij moet dan maken dat hij wegkomt. Als hij het overleeft, kost het hem vaak een of meer pootjes. Het zijn proteïnen. Spinnen eten ook vaak de restanten van hun web weer op, ook eiwitten. We weten trouwens nog steeds niet goed hoe ze uit dode vliegen en water draden maken die sterker zijn dan kevlar.

Dinsdagavond 9 oktober spreekt drs. Peter Koomen over ‘De evolutie van spinnen’. 20.00 uur. Natuurmuseum, Gerrard Noodtstraat 121 Nijmegen. Toegang: € 3,50 (inclusief consumptie)

‘Alleen de spin snapt hoe hij draad als kevlar maakt’ kopte NRC Next ’s morgens.