door Liesbeth Koenen ©
30-11-1991
Vrij Nederland

TELEVISIE

Verdrinken bij het kanaalzwemmen

Aan Sietse van der Hoeks kritiek op de Nederlandse televisie is maar één ding duidelijk: Sietse van der Hoek is er niet gelukkig mee. Voor het overige blijft elke vraag over zijn cultuurschok onbeantwoord.

WIE KIJKT IS GEK Over het drama dat televisie heet, door Sietse van der Hoek. Uitgever Prometheus, 148 p. f 19,90 

“Het is net of je naast een zwaar verslaafde zapper tv zit te kijken”, dacht ik al gauw, “híj heeft de afstandsbedie­ning in z’n hand, floept van de ene zender naar de andere, en ik heb geen inspraak.”

Het uitlezen van Sietse van der Hoeks Wie kijkt is gek, over het drama dat televisie heet is me niet meegevallen. Zelden heb ik zo’n grote verzameling warrigheden, hapsnapmede­delingen en loshan­gende citaten tussen twee kaftjes gezien. Zap, zap zap: ineens is Germaine Groenier aan het woord, of Cherry Duyns, of Theo Reitsma, dan weer beschrijft Van der Hoek een scène uit een programma, onmiddel­lijk gevolgd door weer wat namen, het ene moment is de toon luchtig, het andere serieus. En alsof het nog niet genoeg een compilatie van fragmenten is, krijgen we tegen het eind van het boek nog eens zeventien pagina’s cita­ten van anderen. Stuk voor stuk over Sietse van der Hoek.

Zouden die vier jaar onafgebroken televi­siekijken voor de Volkskrant Van der Hoek te veel zijn gewor­den? Heeft hij zo zitten kanaalzwemmen dat hij niet meer in staat is de lijn van een verhaal vast te houden? Zelfs de hoofdstukken vertonen nauwe­lijks enige coherentie en lijken op volkomen willekeurige momenten te beginnen en op te houden. De kroeg­conversaties waar het boek mee opent en afsluit verhelde­ren ook al niets. De tendens is daarentegen op elke pagina duidelijk, en bij ieder­een die zijn recensies wel eens las bekend: Sietse is helemaal niet gelukkig met de Nederlandse tv.

Dat wisten we al. Jammer nou toch dat hij niet meer in z’n mars blijkt te hebben. Van der Hoeks onder­werp ligt me name­lijk na aan het hart. Net als de meeste Nederlanders breng ook ik uren per dag voor dat ding door. Net als van der Hoek erger ik me vrijwel dagelijks. Maar we kijken allemaal, en we zijn dus allemaal gek.

Hoe kan dat nou? Over die vraag had ik graag het een en ander gelezen in een boek van een televisierecen­sent. Van der Hoek heeft volgens mij de sleutel voor het antwoord ook wel in han­den, maar hij kan het goede slot niet vinden.

Bijna op het vertederende af blijft hij zich opwinden over de rotzooi die er gemaakt wordt voor televisie, over de liefde­loosheid van programmamakers, over alle onkunde en luiheid. En hij heeft heel dikwijls gelijk. Alleen is zijn verbazing over de wanprodukten zo ongelooflijk naïef.

Verontwaardigd zegt hij ergens over het hebben van een televisie: “Alsof de aanwezig­heid van een brievenbus in ieders voordeur zou inhouden dat iedereen alle kranten, alle weekbladen en tijdschriften, en al het andere drukwerk elke dag thuis bezorgd zou krijgen. Van De Telegraaf tot de Volkskrant, van Privé tot Vrij Nederland, van Schöner Wohnen,Automagazine en alle huis-aan-huis-bladen tot De Gids en de dundrukuitgave van de verzamelde werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero.” 

Dat is de vinger op de wonde plek. Zo is het inderdaad precies. Televisie levert het com­plete assortiment van de bladenman thuis aan.

Wat ik niet begrijp is waarom Van der Hoek voor televisie andere maatstaven aanlegt dan voor de geschreven media. Hij zou het toch niet in zijn hersens gehaald hebben om bij zijn wekelijkse bespreking van de opinieweekbladen Elsevier met de Weekend te gaan vergelijken, of de Viva met Vrij Nederland? Waarom doet hij dat dan wel als het om televisie gaat? Waarom zou je Bij nader inzien willen vergelijken met Goede Tijden, Slechte Tijden?

In geen enkele andere sector ge­beurt zoiets. Pulp wordt door de Volkskrant normaal gesproken genegeerd. Geheide bestsellers als van Toon Hermans of Nel Benschop worden niet besproken of anders als merkwaardig fenomeen behandeld. Goedkope vechtfilms worden in drie regels afgedaan en de nieuwe cd van Koos Alberts hoeft ook niet op een uitgebreide bespreking te rekenen.

Toch vallen juist bij al die dingen waar de Volkskrant het niet eens over wil hebben wel de hoogste ‘kijkcijfers’ te verwachten. Degenen die literatuur lezen en verantwoorde films bezoeken, en zelfs degenen die een abonnement op een fatsoen­lijke krant hebben vormen nu eenmaal een absolute minderheid. Een minderheid die dat zelf overigens heel gemakkelijk ver­geet. Als iedereen in je omgeving NRC Handelsblad leest denk je al gauw dat dat normaal en dus de standaard is. Maar de oplagecijfers spreken voor zichzelf. Wat is een kwart miljoen NRC’s op vijftien miljoen Nederlanders?

Zulke sommetjes zou Van der Hoek toch ook moeten kunnen maken, maar dat doet hij niet. Hij behandelt het hele televisieaanbod alsof het om één krant gaat, in plaats van om het complete arsenaal aan periodieken. Ik weet niet wat dat voor rare kort­zichtigheid is. Bij het lezen van August Willemsens nieuwste boek De Val dacht ik ook regelmatig: “man, waar ben je geweest?” Diens geschokt­heid en vooral zijn verbazing over het gebrek aan smaak en de ongelet­terdheid van ‘het gewone volk’ getuigen van een verre­gaande wereldvreemdheid. Bij Willemsen marcheerde het gewone volk zijn leven binnen doordat hij een paar maanden met ze moest doorbrengen in een verpleegtehuis, Sietse van der Hoek moest een paar jaar televisie kijken en kreeg zo zijn culture shock.

Er is wel een verschil: Willemsen kon niet weglopen, die zat met een gebroken heup, maar Van der Hoek had natuurlijk de uitknop van zijn afstandsbediening wat vaker kunnen bedienen. Dat is moeilijk. Ik weet het. En juist dat maakt televisie in de praktijk van alledag weldegelijk tot iets anders dan de geschreven pers: als je de hele dag een schaal met snoepjes in alle vormen en smaken voor je neus hebt staan, is het moeilijk ze niet alle­maal te proe­ven. En natuur­lijk loop je dan het risico misse­lijk te worden.

Stel nou dat we inderdaad alle kranten en bladen die in Neder­land te koop zijn gratis in de bus zouden krijgen. Wat zou u ermee doen? Zelf zou ik veel ongelezen bij het oud papier zetten, maar ik zou ook aller­lei dingen die ik nu nooit onder ogen krijg doorbla­deren, ik zou her en der stukjes lezen en zo andere dingen oppikken dan ik tot dusver doe. Op dezelf­de manier kijk ik televisie.

Dat heeft zijn voors en zijn tegens. Vaak leer ik iets nieuws, of word ik een paar uur prettig beziggehouden zonder dat ik daar zelf ook maar iets aan hoef te doen. Maar vaak ook ver­vloek ik mijn eigen luiheid en vadsigheid.

Sietse van der Hoek draait de zaak om. Die ver­vloekt alleen de luiheid van de programmamakers. Dat lijkt me niet fair. Ik vind dat hij daar pas over zou mogen beginnen wanneer hij zich zou beperken tot het televisiesegment dat voor zijn soort mensen bedoeld is. Pas dan is de serieuze televisiek­ritiek waar hij de hele tijd naar snakt mogelijk. En natuurlijk mag hij dan zeuren en kankeren dat er voor zijn soort mensen niet genoeg gemaakt wordt. En dat datgene wat er wel is nog wel een tikkie beter zou kunnen. Dan kunnen we echt ergens over praten.

Maar zover zal het niet meer komen. Sietse kijkt geen Neder­landse tv mee, de krant heeft hem naar Berlijn gestuurd.