door Liesbeth Koenen ©
20-12-2004
Peptalks.nl
(rubriek: Deze week)

Deze week

Taalbang

Vreselijk dol op Margreet Dolman ben ik niet, maar afgelopen week zong haar mispelende ‘Ik ben een beetje misselijk’ meteen door mijn hoofd toen ik las over de paardebloem die nu toch weer paardenbloem moet worden. De tweede stem yellde al snel een variant op een voetbalstadionnenharte(n)kreet: pi-po-paardenlul.

Sorry, ik reageer wat erg fysiek merk ik. Het was nogal een zware week waarin we ook weer zo’n schandelijk bangmaak-dictee te verstouwen kregen, dat het moest hebben van accenten, streepjes en hoofdletters die zelfs de jury niet allemaal goed had. Dit maal was het nota bene opgesteld door Campert en Mulder, de jongens van het Camu-hoekje in de Volkskrant, die beter zouden moeten weten dan ook bij te dragen aan het ijskoude taalangstklimaat dat in Nederland al zo lang als ik me herinner heerst.

En niets wijst op komende dooi. In dit land van dominees en schoolmeesters wordt over taal voortdurend hel en verdoemenis gepreekt, en is een spelfout al gauw een doodzonde. Het lijkt wel een soort nationaal masochisme, waarbij het Nederlands het nooit goed kan doen.

Ga maar na: er woont hier een jeugd die zijn taalkennis dag-in-dag-uit creatief inzet bij het sms’en, msn’en of ander gechat. Wie wil spelen met de regels moet ze kennen, en alleen al aan alle in- en afkortingen kun je zien dat jongeren perfect doorhebben hoe het klanksysteem van het Nederlands in elkaar zit. Wordt ze dat verteld? Welnee, de goegemeente zegt eensgezind: taalverloedering! Of neem de Engelse leenwoorden die soepeltjes het Nederlandse taalsysteem binnen glijden, dat daarmee nog maar weer eens zijn kracht en flexibiliteit toont. Maar wie er bezwaar tegen heeft, roept geen schande van de invloed van Amerika op onze cultuur, maar van het Nederlands, dat als boodschapper van het kwaad altijd weer de schuld krijgt.

Bij dat roepen blijft het meestal. In helder redeneren, argumenteren en debatteren hebben we in Nederland nauwelijks traditie. Is dat omdat dominees en schoolmeesters liever ex cathedra verordonneren hoe het moet? Tegenover alle bangmakerij – nog eens extra aangezet door de onzeker makende spellingswijziging van 1995, waar echt geen na een decennium ineens in te voeren paardenbloem of kattenkruid tegen gewassen is – staat niets. Geen aansluiten in het onderwijs bij de fabelachtige kennis en creativiteit die ons taalvermogen automatisch met zich meebrengt, en geen training in het houden van duidelijke, goed gestructureerde, door feiten geschraagde verhalen, die ook voor een ander moeiteloos te volgen zijn. Geen wonder dat goede redenaars en goede non-fictie hier zo’n zeldzaamheid zijn. Je leert hier hooguit ambtenaren- en rapportentaal, wollig poldernederlands.

Dat alles wreekt zich momenteel verschrikkelijk. Want dat er hoognodig gediscussieerd moet worden, is iedereen duidelijk. Maar bijna niemand kan het. Luister naar inbelprogramma’s, kijk naar een gemiddelde B&W, lees de ingezonden brieven en opiniestukken, leg uw oor te luisteren bij de groenteman: hartekreten vermengd met wat modderig geredeneer gaan hier door voor ‘maatschappelijk debat’.

Je zal in dit taalklimaat maar een van die kwart miljoen allochtone vrouwen zijn over wie Máxima afgelopen week vond dat ze alsnog beter Nederlands moeten leren. Of een van die professoren die binnenkort worden afgerekend op het zelf publiekelijk vertellen over hun werk.