door Liesbeth Koenen ©
02-04-2012
NRC Handelsblad, NRC Next
(rubriek: Deze week spreekt / De Lezing)

Deze week spreekt Kees de Jager in Utrecht over vier eeuwen astronomie

Sterren kijken tijdens het onderduiken

Hij wordt deze maand 91 en doet nog steeds onderzoek. Leven en werken van emeritus hoogleraar sterrenkunde Kees de Jager zijn op vele manieren verbonden met de universiteit van Utrecht. Daar is vorige maand alle sterrenkunde opgeheven. De Jager is de eerste spreker op een avond over vier eeuwen Utrechtse astronomie.

 

Hoe begon het in Utrecht?

De universiteit werd gesticht in 1636, en al in 1642 vonden de eerste sterrenkundige activiteiten plaats. In de Smeetoren, een oude verdedigingstoren die door het gilde van de smeden verdedigd moest worden. Het eerste personeelslid was Aert Jansz., die 25 gulden per jaar betaald kreeg. En in de toren mocht wonen. Daar kon je dan met je kijker heen. Het was de tweede universiteitssterrenwacht ter wereld, de eerste begon een paar jaar eerder in Leiden. Die kijkers waren nog lang draagbaar. In 1863 kwam de eerste vaste sterrenkijker. Die staat er nog. Het is nu museum Sonnenborgh.

Dat u erg goed kent.

Ik kwam er al in 1939 als student, en in de oorlog heb ik er ondergedoken gezeten. Ik wilde de loyaliteitsverklaring aan de Duitsers niet tekenen. Tien uur per dag zat ik daar heel stil in een klein kamertje, met een andere student. Het was een voorrecht, we konden ’s nachts werken met de kijkers, en de bibliotheek gebruiken. Na de bevrijding kon ik meteen mijn doctoraalexamen doen. Bij Minnaert. Toen die vertrok als directeur van de sterrenwacht ging ik op Sonnenborgh wonen, in de dienstwoning. We zijn er tot 2003 gebleven.

Hoe komt Nederland toch zo goed in sterrenkunde?

Onze handelsvloot was in de zeventiende eeuw groter dan die van alle andere Europese landen samen. De sterrenkunde was toen nodig om je positie op zee te kunnen bepalen. Zo is het begonnen. En nu nog staat het sterrenkundig onderzoek uit Nederland samen met Engeland op de tweede plaats, na Amerika. Terwijl er hier maar zo’n 150 onderzoekers zijn, tegen in Engeland 1100.  Dus dat Utrecht is opgeheven, is meteen een grote aantasting. Een zeer droevige zaak. Alle onderzoekers zijn wel elders ondergebracht, maar hun posities verdwijnen na hun pensioen.

Waar was Utrecht sterk in?

Zonnespectroscopie. Het licht van een ster kun je weergeven met allemaal streepjes, een spectrum. Je kunt eraan zien welke atomen in de atmosfeer van de ster zitten, wat de scheikundige samenstelling is dus. Zelf vond ik hoe je het verloop van de temperatuur en de druk kunt aflezen aan die lijntjes. Utrecht was leidend over de hele wereld op dat onderwerp.

Net als over zonnevlammen. Die kun je alleen boven de atmosfeer goed waarnemen, wat voor mij in 1961 reden was een afdeling Ruimteonderzoek te beginnen. Een grote kanjer van een uitbarsting zagen we  op 30 april 1980, bij de troonswisseling. Toen begrepen we voor het eerst dat zo’n vlam uit een kortsluiting van jewelste ontstaat. Het heet nog altijd overal de Queens flare, de Koninginnenvlam.

Donderdag 5 april spreekt prof. dr. Kees de Jager over ‘Vier eeuwen sterrenkunde in Utrecht’. 19.40 uur. Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht. Toegang gratis.

NRC Next zette hier ’s ochtends boven: ‘Ondergedoken de sterren bekijken in Sonnenborgh”