door Liesbeth Koenen ©
31-01-2000
NRC Handelsblad
(rubriek: Zeggen en Schrijven)

Zeggen en Schrijven

Slinkend hart

Mag ik u hartelijk danken? U heeft van mij een poëziekenner gemaakt. Dat is mooi meegenomen als je altijd gedacht hebt van gedichten hooguit te hooi en te gras kennis te hebben genomen.

Met weinig inspanning toch scoren, het is een genoegen dat je niet vaak genoeg kunt smaken. Hoe dan ook, mijn hart zwol van trots toen ik van de week de uitslag van een enquête onder Cultureel-Supplementlezers in handen kreeg. U mocht zeggen wat u nou het mooiste Nederlandstalige gedicht vond, en van de top honderd die daaruit kwam, kende ik er zeker 97.

Schat ik tenminste, want elke hulp bij het tellen ontbreekt, en ook is er vals gespeeld. De uitslag is meteen in boekvorm verschenen, onder de voordehandliggende titel Het mooiste gedicht, De favoriete gedichten van Nederland en Vlaanderen. Het bevat natuurlijk honderd gedichten, denk je dan. Maar wat staat er achterin in de verantwoording? Dat het uitverkoren werk van de enige poëet op aarde wiens verzamelde gedichten ik al een heleboel keer van a tot z gelezen heb, niet is opgenomen. Gerard Reve laat zich nooit bloemlezen, ook niet voor deze gelegenheid.

Drie van zijn gedichten had u erbij willen zien, alleen Rutger Kopland met vier en topscoorders M. Nijhoff en J.C. Bloem met zeven doen het beter. Of misschien wel niet. Want of Reves poëzie wellicht de top drie uitmaakte, wordt listig verzwegen (net als — schande — het geboortejaar van alle gedichten). Enfin, de rest van dit stukje zou zo heen kunnen gaan aan cijfermateriaal, maar ik ben Battus niet.

En of het ironische versje De dichter van onze kersverse eerste Dichter des Vaderlands wel echt op nummer honderd staat, is van minder belang dan vraag of dat nu inderdaad het enige gedicht van Gerrit Komrij is dat u mooi genoeg vindt om in deze hoge regionen mee te doen.
Ik vrees dat het vooral toevallig een erg bekend gedicht is.

Dat gezwollen hart van mij begon al snel weer te slinken toen ik de favorieten nog eens goed bekeek. Het Wilhelmus? Ook nog ergens halverwege die top honderd? U maakt een grapje! Hermans Gorters Mei? De eerste regel zult u bedoelen. En op school hebben ze u gewoon ooit dat opmerkelijke maar volmaakt onbegrijpelijke krinklende-winklende-waterding-gedicht van Gezelle laten lezen, en dat is blijven hangen. Ook houdt u de fragmenten boven overlijdensadvertenties bij (test: van wie is Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven en wie schreef Zeven maal om de aarde te gaan?).

Wat er uit de enquete kwam, is een prachtige Bluff your way into Dutch poetry, waar desalniettemin veel uit te leren valt. Dit zijn de gedichten die we doorvertellen, waar we elkaar op wijzen, in het onderwijs of elders. Die ons raken. Dit is de canon.

Voor de tallozen die zelf dichten of willen dichten ligt er nu ongeëvenaard materiaal voor de cursus ‘hoe word ik ook onsterfelijk?’. Ik vat vast het een en ander samen. Regel een: rijmen helpt, metrum moet. Verreweg de meeste ‘mooiste gedichten’ zijn klassiek in dat opzicht. Veel experimenteler dan Van Ostaijens Marc groet ’s morgens de dingen wordt het niet.

Regel twee: schrijf over clichés. Dood en liefde, familie en natuur, die doen het het best. Stop er liefst een paar bij elkaar in een gedicht (de dood van een tuinman, de liefde voor een stervende vader). En geen ellenlange verhalen, pak wat details, of een enkel beeld, en laat het vaak allemaal uitdraaien op verlangen of weemoedigheid (desnoods over net geplante sla).
Maar maak het weer niet te hoogdravend graag: Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten en Groots en meeslepend wil ik leven haalden alletwee de top honderd niet.

En misschien het allerbeste advies: zoek er een componist bij. Niets draagt zo bij aan het verspreiden van een gedicht als een melodie. Er zit er in die hele top honderd maar een waarvan ik alle woorden zonder haperen van begin tot eind kan weergeven. Zingend, wel te verstaan, opzeggen gaat niet. Ik vind het dus geen gedicht. Het is een liedje, maar het gaat wel over familie (vader-dochter), liefde (van vader voor dochter, van dochter voor engerds), natuur (eendjes, hondjes) en weemoedigheid. Juist: Annie M.G.’s Op een mooie Pinksterdag.