Akademie Nieuws
Prof. van Hinte over de Raad voor de Aardwetenschappen:
“Sinds de ruimtevaart weet iedereen dat de aarde één systeem is”
Wie een tijdje luistert naar Prof.dr. J.E. van Hinte moet bijna wel een holist worden: hij kan prachtig vertellen over hoe alles met alles samenhangt op aarde, en ook daarbuiten. Zelf is hij micro-paleontoloog.
“Ik hou me dus bezig met hele kleine fossieltjes”, zegt hij. “Mijn terrein is de geschiedenis van de oceaan. Ik kom uit de olie-industrie en heb jaren vanaf olieplatforms voor Esso gewerkt als marien oliegeoloog. Wat je dan doet is het maken van milieu-reconstructies: op bepaalde plekken vind je bepaalde beestjes.”
“De fossielen in het boorgruis zijn de letters van het geschiedenisboek van de omstandigheden van vroeger. De in de loop der tijd opgestapelde aardlagen. Het is detective-achtig werk, je moet de aanwijzingen, de signalen eruit zien te halen. Die reconstructies zijn niet alleen nuttig voor het vinden van olie, maar ook voor het begrijpen van de natuurlijke veranderingen in het aardse systeem, inclusief de invloed van de mens daarop.”
Klein, nat bolletje
Van Hinte (57) is hoogleraar bij het Instituut Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Een van zijn nevenfuncties is die van voorzitter van de Raad voor de Aardwetenschappen, die in januari 1991 formeel werd ingesteld door de Afdeling Natuurkunde van de KNAW. Maar de kiem voor de Raad werd veel eerder gelegd: in 1983 verscheen er al een aanbevelingsrapport.
Aardwetenschappen bestrijken een heel breed terrein. “Het aandachtsveld is de planeet Aarde, haar wordingsgeschiedenis en haar leefbaarheid”, luidt het in de officiële taakomschrijving van de Raad. In de praktijk gaat het om alle mogelijke onderzoek naar bodem, water en lucht: van de aardkern tot en met de biosfeer. Van Hinte: “Tegenwoordig zien we de aarde meer als één systeem. Vroeger hadden alleen een paar genieën dat door, maar sinds de ruimtevaart bestaat heeft iedereen gezien dat de aarde een klein, nat bolletje, dus één systeem is.”
Een van de taken van de Raad is verschillende disciplines bij elkaar brengen. Er zitten vertegenwoordigers uit maar liefst tien verschillende vakken in, van bodemkunde en sedimentaire geologie tot oceanografie. Waar houden al die aardwetenschappers zich mee bezig? “Je kijkt bijoorbeeld naar hoeveel zouter of zoeter de oceaan geworden is,” vertelt van Hinte, “en naar de interactie tussen de oceaan en het klimaat.”
“Er is de CO2-problematiek: de hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer stijgt, maar hoe zit het precies met de invloed van mensen daarop? Is er misschien sprake van normale fluctuaties, natuurlijke variatie? Daarvoor moet je weer weten hoe het hier op aarde was voordat wij er waren. Anders kun je niet uitmaken of onze inbreng een druppel op een gloeiende plaat is of juist de druppel die de emmer doet overlopen.”
“De dingen hangen samen. Neem bijvoorbeeld de zeespiegels. Hoe kijkt een geodeet daarnaar? Die onderzoekt de oppervlakte van de aarde en meet dus van daaruit. Maar er is ook samenhang met het zwaartekrachtveld, en dat is het terrein van de geofysici. En het heeft bovendien te maken met de beweging van de platen, met de bobbels en de gaten in het aardoppervlak. En met het puin van de continenten. Het is allemaal een kwestie van in- en uitzoomen op tijdsschalen en ruimteschalen om de mondiale dingen eruit te halen. Inherent aan het vak is dan ook dat het heel internationaal is.”
‘Bureaucratobatics’
Van Hinte is tevreden over de samenstelling van de Raad. “Er zijn contacten gelegd die anders misschien niet tot stand waren gekomen”, legt hij uit. “Ideeën van anderen kunnen stimuleren. Alleen het opstellen van het ‘huishoudelijk reglement’ kostte wat veel tijd. ‘Bureaucratobatics’ noem ik dat. Inmiddels hebben we elkaar beter leren kennen. Vorig jaar november hebben we een weekend in het bos doorgebracht. Tijdens een 24-uurs conferentie hield iedereen een verhaal over zijn deelgebied.”
Maar de Raad doet meer. Van Hinte: “We hebben bijvoorbeeld een inventarisatie gemaakt van de subdisciplines die door de bezuinigingen met opheffing worden bedreigd en waarvan de verdwijning een groot gemis zou zijn. Dat viel overigens mee, we dachten dat het er meer zouden zijn, maar we hielden er uiteindelijk maar drie over.” Conclusies van de Raad leiden geregeld tot aanbevelingen, die dan via de Akademie de wereld ingaan, naar een minister bijvoorbeeld. “Mensen schrijven wel eens een brief”, vertelt Van Hinte, “en dan praten we erover of wij misschien iets kunnen doen.”
Cultureel bezit
Een belangrijk punt vindt hij het museale beleid: “De opleiding geologie van verschillende universiteiten is samengevoegd. In dat vak is veel op collecties gebaseerd, en die blijf je nodig hebben. Het is de documentatie waarop je collega’s kunnen zeggen ‘dat is dat beest niet’ of ‘dat is helemaal niet dat bepaalde mineraal’. De UvA, Groningen en Leiden hebben allemaal enorme collecties. Daar is een curator voor nodig en ruimtes. Dat is een probleem.”
“De universiteiten voelen er niet veel voor, en de minister van wetenschappen zegt ‘als de universiteiten niet willen, dan doe ik er ook niets aan’. Maar op de UvA kwamen ook schoolklassen en dergelijke kijken. Het is ook een cultureel bezit, en dus valt het ook onder WVC. Daar zeggen ze weer ‘wat moeten wij met die stenen?’. We overwegen nu om een aanbeveling te sturen aan de beide ministers. Als je die collecties weggooit dat maak je van jezelf een ontwikkelingsland.”
Van Hinte snijdt nog een probleem aan waarbij de Raad advies kan geven: “De grens tussen Nederland en Venezuela. U had zich zeker nooit gerealiseerd dat die er is? Hij ligt dan ook bij de ABC-eilanden. Sinds kort is er de nieuwe Law of the Sea, die heeft het territorium van landen aan zee enorm uitgebreid: tot 200 mijl van de kust. Dat betekent dat er veel meer mogelijkheden zijn voor interdisciplinair onderzoek. Je hebt de verantwoording voor dat gebied, en er zit van alles aan vast: culturele, economische en ook veiligheidsaspecten. Dat heeft allemaal waarde voor het betrokken land en het verdient dan ook aandacht.”
Dan is er het middelbaar onderwijs. “De gemiddelde Nederlander heeft een negentiende eeuws wereldbeeld”, stelt Van Hinte. “En dat is niet nodig. Er zijn zoveel ontwikkelingen geweest die ook aan kinderen goed uit te leggen zijn. Juist dat mondiale denken, de samenhang tussen het klimaat en van die simpele zaken zoals hoe diep de oceaan is, hoe de aarde in elkaar zit. In het milieu zijn ze allemaal geïnteresseerd. Die grote lijnen zijn heel goed uit te leggen, en bijna niemand weet er iets van. In Frankrijk leren scholieren ook over plaattectoniek.”
De interviewster moet bekennen ook niet te weten hoe diep de oceaan is. Voor andere onwetenden: “De diepste delen liggen tussen de vier- en tienduizend meter”, luidt het antwoord. De Raad heeft inmiddels commentaar geleverd op de eindvoorwaarden voor het onderwijs in aardrijkskunde. “En het blijft een van onze aandachtsgebieden”, zegt Van Hinte. “Aan onderwijsprogramma’s kunnen we beslist een positieve bijdrage leveren.”
Objectief
“Aan het hoger onderwijs hebben we tot dusver weinig gedaan. We willen ons niet mengen in NWO- en universiteitszaken. We hebben ook geen opdracht op dat gebied. Wel kunnen we neutraal advies geven, ik hoop ook dat ze ons daarom komen vragen. Maar ja, er zijn zoveel raden en commissies en subcommissies, met hiërarchieën en alles wat daarbij hoort. Ik vind ook beslist dat de organisatie van de Akademie wat dat betreft wat zakelijker zou moeten worden. De adviezen moeten nodig gestroomlijnd. Of wij objectief genoeg zijn? Ja, ik denk het wel. Ik geloof dat iedereen in staat is uit zijn eigen sfeer terug te treden.”
De Raad organiseert ook symposia. In overleg worden thema’s bedacht die goed vanuit verschillende disciplines belicht kunnen worden. Vorig jaar ging er een over ‘zeespiegelfluctuaties in heden en verleden, meten en mechanismes’. Voor dit jaar is er een gepland over ‘stochastische variabiliteit’. “Dat is een mathematisch-statistisch iets”, zegt Van Hinte, “maar dat is voor mij ook al te moeilijk.”
Over het tweede symposium weet hij meer: “Dat zal gaan over het jonge Dryas, ook wel toendratijd genoemd. Dat was na de ijstijd. Tijdens de deglaciatie werd het even weer heel koud. Je had toen een mondiale terugval: er zijn sporen gevonden op het land, in zee, in het ijs. De vraag is waar dat begon: op het land, in de zee, of bij allebei? Zelf heb ik het idee dat het te maken heeft met de in- en uitstroom van de Middelandse Zee. Daar meer van begrijpen kan ons veel leren over de situatie op dit moment.”
Alleen God
Zullen al die aardwetenschappers samen ooit voor een compleet beeld kunnen zorgen, en precies weten wat op wat van invloed is? “Dat weet alleen God”, lacht Van Hinte, “we zijn hier tenslotte op de VU. Maar als je kijkt naar wat we nu kunnen in vergelijking tot nog maar pas geleden…”
“Er bestaat bijvoorbeeld een algje dat een kalkskeletje maakt. Dat is zo klein dat je het onder de elektronenmicroscoop moet leggen om het te kunnen zien. Tegelijkertijd zijn ze zo talrijk dat je zo ook vanuit een satelliet kunt zien. Samen zijn ze goed voor gigatonnen aan kalk: het zijn dan witte vlekken op de satellietfoto’s. Maar het inschatten van effecten is een van de grootste problemen. Neem het gas dat bij hun groei vrijkomt en zure regen veroorzaakt, dimetylsulfide, dat bevordert de vorming van waterdruppels, dus wolken.”
“En zo zorgt de organische wereld voor afkoeling. Kleine verschuivingen in het systeem kunnen algenbloeien doen ontstaan en grote gevolgen hebben. Voor de leefbaarheid van de aarde ben ik niet zo bang, in zoverre denk ik dat Lovelocks Gaia-theorie van het systeem dat zichzelf telkens in evenwicht weet te houden wel opgaat, maar of het hier voor een paar miljard mensen leefbaar blijft is de vraag…”