De Groene Amsterdammer
Hans Warren
Schrijven tot en met de dood
Geheim Dagboek 2001, Hans Warren, Uitg. Bert Bakker, 2002, 352 blz..
Het mag niet, het kan niet waar zijn dat je geliefde langzaam doodgaat. Dus ontken je het. Vertel je hem dat ie zich niet zo moet aanstellen, word je woedend als hij opziet tegen een tochtje, tegen een bezoek aan een tentoonstelling. Je zegt dat hij het doet om jou te pesten als hij valt en niet meer overeind kan komen, je scheldt hem helemaal verrot als hij in slaap valt overdag, of elke keer zijn bed uit moet ’s nachts, of in zijn broek poept. Hij vindt het zo koud? Onzin, de verwarming gaat níet aan.
Dat niet-willen-zien moet uiteindelijk de oorzaak zijn van de enorme agressie die Hans Warren in het laatste jaar van zijn leven oproept bij zijn bijna veertig jaar jongere vriend Mario Molegraaf. Lees je Warrens laatste dagboek (met voorrang uitgegeven) dan is je eerste reactie: mijn god, wat een sadist is die Mario. Hoe kan hij die arme oude man zo terroriseren?
Maar zo simpel is het niet. Het echte leven is veel interessanter. Ik moet bekennen dat ik wekenlang met Geheim Dagboek 2001 in mijn hoofd rondgelopen heb, het bleef maar ‘nabij’, zoals een boek dat heel soms kan doen.
Indertijd heb ik geboeid achter elkaar de eerste tien of twaalf delen van de serie gelezen, die als alles is uitgegeven zo’n zestig jaar zal bestrijken. Net als veel anderen had ik het toen wel even gezien. Maar het leverde zat basiskennis op over deze homoseksuele Zeeuwse dichter en recensent, die jaren getrouwd was met Mabel, drie kinderen kreeg, maar voor wie de jacht op mooie jongens en de jacht op mooie kunst en antiek de kern van zijn bestaan gingen vormen. En die ver in de vijftig nog een grote liefde vond in de toen zeventienjarige Mario.
Voor mij ging dat laatste dagboek daarom over een ‘bekende’. Hoe het is als je eerst het eind leest is voor mij niet te beoordelen, maar gewoon bij het begin beginnen kan ik warm aanbevelen. Overigens niet omdat Hans Warren nou zo’n warme, sympathieke persoonlijkheid was, eerder een wat ijdele, egocentrische man die dolgraag meer erkenning voor zijn poëzie had gehad. In het laatste dagboekdeel is het niet anders, en valt bijvoorbeeld nog steeds zijn mensenweerzin op, en het feit dat hij geen enkel contact met zijn kinderen had. Toen ik hem een paar jaar geleden een keertje ontmoette intrigeerde het me dan ook zeer dat hij uiterst beminnelijk in de omgang bleek te zijn.
Bij die gelegenheid schrok ik van de rare dikke buik die hij had. Die is hem op 19 december 2000, hij was net tachtig, fataal geworden. Maar een paar dagen daarvoor stond hij nog te koken, al wist hij achteraf niet meer hoe hij het gedaan had. Zijn laatste aantekeningen, onder meer daarover, zijn van 16 december. En nog steeds is dan zijn vermogen om te genieten niet aangetast.
Dat is een van de opmerkelijkste en ook ontroerendste dingen in het dagboek. Warren raakt op, lichamelijk en geestelijk. Hij kan nauwelijks zijn stoel uitkomen, is vaak incontinent, valt kwijlend in slaap, gaat rare spelfouten maken, snapt niet hoe de telefoon werkt, en walgt daar zelf allemaal erg van.
Bovendien is hij voortdurend bang, voor het verval, en voor Mario, die niet alleen telkens rabiaat tegen hem uitvalt maar ook dreigt hem in een verpleeghuis te stoppen. Maar spreekt Mario dan weer een lief woord, of kopen ze een kunstwerk, of kan Warren even naar zijn favoriete muziek luisteren (omdat Mario de deur uit is) dan is hij weer helemaal gelukkig.
Dat hangen aan het leven maar tegelijk ook dood willen, van binnenuit beschreven, ik vond het hartverscheurend.
Maar dat vond ik uiteindelijk ook de positie van Mario, die wanhopig wordt bij de almaar afnemende krachten van zijn ‘Hasje’, en die probeert hem er toch bij te houden, die hem meesleept naar buiten. En hoezeer Warren daar ook steeds tegen opziet, is hij weer thuis dan blijkt hij bijna iedere keer toch genoegen beleefd te hebben aan bijvoorbeeld een tentoonstelling. En dan kan hij daar ineens ook een prachtig, geheel coherent verslag van maken, wat je eigenlijk al niet meer verwacht.
Het is ook Mario die het dagboekschrijven overneemt als Warren naar het ziekenhuis gaat. Tot en met zijn dood. Dat je aan het slot ook een kijkje in zijn zieleleven krijgt maakt het menselijk tekort, het drama tussen die twee mannen nog zichtbaarder. En hoe het voor Mario Molegraaf geweest moet zijn de uitgave van juist dit dagboek klaar te maken, daar je kun alleen maar naar raden.