NRC Handelsblad
Gesproken handleiding vaak erg handig
Pratende apparaten
Wat u hier leest is geschreven met behulp van een tekstverwerker. Ik gebruik zo’n ding al jaren, en het handjevol commando’s dat ik nodig heb voor het dagelijkse deleer-, invoeg- en bewaarwerk ken ik uit mijn hoofd. Maar soms moet ik ineens iets anders dan anders doen. Een stuk in tweeën knippen bijvoorbeeld en dan zowel de twee helften als het geheel bewaren. Helemaal niet lastig, maar ik doe het te zelden om de juiste toetscombinaties van buiten te kennen.
Ik moet ze dus nazoeken. En aan geblader en gezoek in een handleiding heb ik een broertje dood. Als het even kan laat ik dat dus na. Gevolg is dat ik feitelijk maar een fractie gebruik van alle trucs en snufjes die mijn tekstverwerker bevat. Mijn troost: ik ben zeker niet de enige luilak. Het verschijnsel beperkt zich bovendien niet tot tekstverwerkers. Hele volksstammen weten op hun spuugdure autoradio ook niet veel meer dan Radio drie te vinden, en hun prachtige videorecorder laten ze voornamelijk gehuurde banden afspelen en weer terugspoelen.
Dat gebruiksaanwijzingen slecht gelezen worden is al jaren bekend. Aan de kwaliteit van de teksten is vaak veel te verbeteren, maar de tegenwoordige techniek biedt ook nieuwe mogelijkheden. Zo staat de beter-gesorteerde ijzerwinkel sinds een tijdje vol met videohandleidingen voor doe-het-zelf-behangen en -tegelzetten.
Of die inderdaad slapstickscènes met in rollen behang gewikkelde doe-het-zelvers voorkomen, is niet bekend, maar op het Instituut voor Perceptie Onderzoek (IPO) in Eindhoven wordt wel onderzoek gedaan naar gesproken handleidingen. Het IPO is een onderzoeksinstelling die door de Technische Universiteit Eindhoven en de firma Philips bekostigd wordt.
Gebruiksvriendelijk
Prof.dr.ir. F. van Nes is er coördinator van de werkgroep Informatie Ergonomie, die onder andere probeert erachter te komen welke computerapparatuur en -programmatuur ‘gebruikersvriendelijk’ is. Waar werken mensen het liefste en het beste mee, is dus de vraag.
‘Het is natuurlijk een open deur, maar spraak is voor mensen een belangrijk en robuust communicatiemedium,’ zegt van Nes. ‘En mijn stelling is dat het steeds belangrijker zal worden bij de ontwikkeling van allerlei produkten. Omdat veel mensen nu allerlei mogelijkheden die hun apparaten hebben niet benutten, kun je je afvragen of een apparaat dat ‘zichzelf uitlegt’ niet beter werkt. Ook al zitten er aan gesproken teksten wel nadelen: ze zijn vluchtig, als iets gezegd is dan ben je vervolgens op je geheugen aangewezen, je kunt niet gemakkelijk even een stukje van de tekst terugzoeken.’
Van Nes doet dus onderzoek met pratende apparaten, en zelfs met apparaten waartegen de gebruiker kan praten. Dat begon een aantal jaren geleden. Toen zocht hij bij een grote groep gebruikers van een Philips-tekstverwerker uit, hoe vaak ze elk van de 63 commando’s die het apparaat telde intikten, en welke ze uit hun hoofd kenden.
Niet verbazingwekkend: een aantal commando’s werd telkens gebruikt, en die kende iedereen dan ook uit zijn hoofd. De rest werd, indien noodzakelijk, opgezocht of nagevraagd. Het bleek dat veel gebruikers een sprekende tekstverwerker, die hun dus letterlijk vertelde wat ze moesten doen, een goed idee vonden. Ook al omdat wie aan het tekstverwerken is al een vol beeldscherm heeft.
Er werd een groepje proefpersonen gevonden die nog nooit een tekstverwerker gebruikt hadden (Van Nes: ‘Dat was vijf jaar geleden gemakkelijker dan nu’). Ze moesten met hetzelfde 63 commando’s tellende apparaat leren omgaan. De helft kreeg eerst een handleiding op het scherm en daarna een uit de luidspreker, bij de andere helft ging het andersom.
Uiteindelijk bleek de helft van de proefpersonen de gesproken handleiding te prefereren, de rest las liever. En iedereen bleek zijn taak redelijk uitgevoerd te hebben. Argumenten van de spraak-aanhangers waren onder andere dat ze aan de accentuering konden horen wat er belangrijk was, en dat ze bij opeenvolgende commando’s (‘tik tegelijk de controletoets en een A in, gevolgd door een spatie, en daarna een 3′) niet van hun toetsenbord hoefden op te kijken.
Kantoorachtige omgeving
Het laatste project van Van Nes gaat nog iets verder. Omdat het uitgevoerd is in het kader van een groot Esprit-project dat ‘menselijke factoren in een kantoorachtige omgeving’ moest onderzoeken, is er een spraak-annotatiesysteem (Van Nes: ‘Nee, een mooie naam hebben we nog niet bedacht’) ontwikkeld.
Met dat systeem kan iemand zowel gesproken als geschreven commentaar toevoegen aan een geschreven tekst (die tekst ‘annoteren’ dus). Degene voor wie het commentaar bedoeld is, krijgt op zijn scherm links een pagina van de bewuste tekst in beeld. Op de plaatsen waar commentaar gegeven is staat een klein vierkantje. Rechts in beeld staat een rijtje commando’s: ‘vorige’, ‘volgende’, ‘pauze’ enzovoort. Die commando’s kunnen met behulp van een muis ‘aangestipt’ worden, maar je kunt ze ook inspreken. Zeg je bijvoorbeeld eerst ‘nummer’, dan worden de vierkantjes in de tekst netjes doorgenummerd. Zeg je daarna ‘twee’, dan hoor je vervolgens het commentaar dat de commentator bij vierkantje twee ingesproken heeft. Die commentator had ook kunnen kiezen voor een geschreven annotatie: die verschijnt dan rechtsonder in beeld.
Het onderzoeks- annex demonstratiemodel heeft overigens al het commentaar zowel in geschreven als in gesproken tekst voorradig.
Toepassingen: je kunt het systeem als een soort dictafoon gebruiken (‘Juffrouw Annie, kunt u hier nog de volgende passage invoegen’), je kunt verschillende mensen commentaar op een tekst laten geven zonder dat er aan die tekst iets verandert en je kunt je annotaties bovendien op een zelfgekozen moment toevoegen, desnoods midden in de nacht, of als het elders in de wereld midden in de nacht is, en telefonisch overleg daardoor onmogelijk.
Voordelen van gesproken boven geschreven commentaar: accentuering kan de bedoeling heel eenvoudig duidelijk maken (‘het is progressie’, als er ‘agressie’ staat), en: ‘Zou je dat nou wel zo zeggen? Dit is nogal een gevoelig punt’ komt aangenamer over dan een krabbel ‘onzin’ in de marge.
Nadeel van commando’s inspreken: spraakherkenning blijft een lastig punt voor een computer. Ondanks het feit dat Van Nes het systeem getraind heeft op zijn eigen stemgeluid wordt zijn ‘drie’ keer op keer begrepen als ‘tien’. Zodra er klankovereenkomsten zijn krijgt de spraakherkenner het moeilijk. Dat probleem speelt niet bij het geven van commentaar: dat wordt gewoon als het ware op een bandje ingesproken. Voor de commando’s kan overigens altijd nog de muis ingezet worden.
Hekel aan dictafoons
Wat vinden gebruikers nu van dit systeem? Van Nes: ‘Een derde van degenen die we het gevraagd hebben typt de annotaties toch liever. Dat zijn overigens dezelfde mensen die een hekel aan dictafoons hebben. Tweederde praat dus het liefst. Degenen die het commentaar moeten afluisteren vinden het meestal prettig. Alleen als de tekst te lang wordt haken ze af. Zij het dat een kwart nog steeds een gesproken annotatie boven een geschreven prefereert als die langer dan een of twee zinnen is.‘
’Dat is opmerkelijk. Je zou verwachten dat vooral korte instructies of waarschuwingen prettig en begrijpelijk gevonden worden, maar ook ellenlange teksten doen het goed. Het annotatiesysteem heeft ook een duidelijk gestructureerde gesproken handleiding, waarbij gebruikers desgewenst naar één onderdeel kunnen vragen, en een, twee of vier zinnen terug kunnen gaan.‘
’We hebben getest wat het meeste tijd kostte: de gesproken handleiding of dezelfde instructies in geschreven tekst. Het gaat even snel. Opvallend was wel dat iedereen te gauw dacht “dat hij het wel wist”. Na een minuut of twintig geschreven of gesproken instructies gingen ze allemaal aan de slag, en dan bleken ze toch niet genoeg te weten en weer terug te moeten naar de handleiding. Maar de toepassingsmogelijkheden van spraak bij allerlei apparatuur blijken in de praktijk groter dan ik verwacht had.’
Het systeem is een prachtig staaltje toepassing van bestaande technieken. Komt het ook op de markt? Van Nes: ‘Dat ligt er maar aan. Zou u het willen hebben?’