Akademie Nieuws
Polderpopulisme
Balkenende als populist, en het Senseoapparaat als buigende butler voor de massa. Middenin een ware vloedgolf van openbare debatten, hoofdredactionele commentaren, opiniestukken en columns over het oprukkend populisme in Nederland, organiseerde de KNAW samen met de Jan van Eyck Academie een middag over de stem van het volk.
‘Dialoogbom’ was de goed gekozen titel voor de televisiefragmenten die filmer en grafisch vormgever Rob Schröder aaneensmeedde tot een woeste compilatie. Daar flitsten ze langs, de gezichten die alweer jarenlang steevast in het publieke debat opduiken. Politica Ayaan en columniste Carry, PvdA’er Aboutaleb en LPF’er Sörensen, de Nederlandse imam Abdul-Jabbar van de Ven en de arabist Hans Jansen. En natuurlijk Fortuyn en Van Gogh, en Wilders en Verdonk. De toon was opgewonden (Prem Radhakishun), bang en boos (Afshan Elian) of satirisch (Hans Teeuwen). Tussendoor klonk telkens de kreet ‘kutmarokkanen’.
De dialoogbom (te bekijken op YouTube) draaide terwijl de zaal volliep. De opmaat tot een middag over populisme, die de eerder elitaire Latijnse titel Vox Populi, de stem van het volk, had meegekregen. Maar de omgeving en het gezelschap waren dan ook weinig volks. In het Trippenhuis – de net buiten de spreekwoordelijke Amsterdamse grachtengordel gelegen zetel van de Akademie, die zich juist ‘de stem van de wetenschap’ noemt – probeerde de KNAW-commissie ‘Wetenschap en Kunst’ in samenwerking met de Maastrichtse Jan van Eyck Academie het onderwerp zowel van de kunst- als van de wetenschapskant te laten belichten. Nog net voor de Europese verkiezingen.
Goede kans dat voor de zaal hetzelfde opging als voor het huidige kabinet: dat bestaat voor honderd procent uit hoogopgeleiden. En van de Kamerleden heeft negentig procent een HBO- of universitair diploma op zak. Terwijl dat maar voor zo’n dertig procent van de kiezers geldt. Volgens Mark Bovens, de eerste spreker van de middag, ligt daar de stevige voedingsbodem voor de tegenwoordige populariteit van populistische politieke partijen, waar hij overigens ook de SP onder schaart. Bovens is hoogleraar bestuurskunde, en munter van de term ‘diplomademocratie’.
Hij vatte vlot en helder samen waar die voor staat. In theorie levert een democratie een lekenbestuur op. Je hebt er geen diploma voor nodig. Maar in de praktijk, in het bijzonder in Nederland, is het het domein van hogeropgeleiden geworden. Die domineren ook alle instituties, de belangengroepen, het ambtenarenapparaat. Het middenveld, met de vakbonden en de kerken was vroeger veel sterker vertegenwoordigd. Waar eerst de zuilen als scheidslijn fungeerden, doet opleiding dat nu.
‘Is dat erg?’, vroeg Bovens zich af. ‘Is het niet juist goed als mensen doorgeleerd hebben?’ Om daarna te schetsen hoezeer de voorkeuren, de belangstelling en ook de lasten van lager- en hogeropgeleiden uiteenlopen. Onderwijs, milieu, Europa, kunst en wetenschap, dat is waar hogeropgeleiden zich druk over maken. Voor lageropgeleiden zijn vooral ‘leefbaarheidsissues’ en criminaliteit belangrijk. Ze zien te veel asielzoekers, te veel Europa, te veel Poolse schilders, verlies en verdrukking van ongeschoolde arbeid. Bij de onderwerpen immigratie en integratie staan de twee groepen dan ook diametraal tegenover elkaar. Het als een kwestie van ‘beter uitleggen’ zien, is volgens Bovens te makkelijk. Niet alleen de belangen, ook de lusten en de lasten zijn ongelijk verdeeld. Het geheel levert een scheve politieke agenda op, gebaseerd op de wensen van de hoogopgeleiden, die voor de lageropgeleiden een onherkenbare politiek en daarom afkeer en wantrouwen tot gevolg heeft.
Voilà de kloof die leidt tot wat die hoogopgeleiden ‘populisme’ noemen. Lees: het ongewenste succes van de nieuwe volkspartijen met politieke leiders als Fortuyn en Wilders, die de traditionele volkspartijen (PvdA, VVD, CDA) volgens Bovens in een spagaat dwingen. Hijzelf ziet er een relatief gezonde correctie in, die een stem geeft aan de zorgen en noden van een aanzienlijk deel van de bevolking. En is de SP ook niet gewoon een nette parlementaire partij geworden? Zelfs Wilders is bij uitstek een parlementariër, meent hij.
Hoe bezorgd moeten we zijn? Het was ook de rest van de bijeenkomst een stevige rode draad. Het verontrustst klonk socioloog en jurist Kees Schuyt, die een clou voor het succes van populisten ziet in hun gewoonte om te overdrijven, ‘een hyperbolische beschrijving van de werkelijkheid te geven’. Dat begon naar zijn zeggen bij Fortuyn: ‘met zijn boek De puinhopen van paars, en zijn vergelijking van minister Borst met de nazi Eichmann. Maar het ging over gewone politieke problemen, in een welvarend land, waar dat ‘paars’ na tachtig jaar coalities met de confessionelen een interessante ontwikkeling was.’
Maar waar de Fortuynstemmers nog een zeer gemengd gezelschap vormden – Fortuyn deed het bijvoorbeeld ook goed bij de vastgoedsector, en er zaten veel onervaren jongeren tussen, die die homo wel een geinige man vonden – gaat het met Wilders allemaal een stap verder. ‘Het is een niet-democratische beweging’, stelde Schuyt, onder meer verwijzend naar het feit dat je van Wilders’ PVV geen lid kunt worden. ‘Wilders ontkent de mogelijkheid dat een ander gelijk kan hebben.’ En: ‘Het is allemaal zo weinig creatief, zo plat en scheldend. Wilders is een buutreedner die vergeet dat je alleen met carnaval onzin mag uitkramen.’ De authentieke democratische ervaring moet heruitgevonden worden, verzuchtte Schuyt.
Eerder al had Bart Jan Spruyt, historicus, journalist en zelfverklaarde conservatief, gewaarschuwd dat een democratie kan ontaarden in een ‘ochlocratie’, waarbij alleen de chaotische stem van de massa, die om een sterke leider roept nog te horen valt. Spruyt: ‘Het is het tijdperk van de verbetenen en haatzaaiers versus de zoetgevooisde goedpraters. Althans, zo zien ze elkaar’. De impasse in de discussie doorbreken, vereist volgens Spruyt dat we het populisme niet langer terzijde schuiven: ‘Het woord populisme is een schaamlap, een goedkoop smoesje. Er wordt met hetzelfde dedain over gesproken als Wilders doet over de islam, of Marijnissen over de vrije markt.’ Nodig zijn zelfkritiek, en het inzicht dat het populisme wijst op het wegvallen van het culturele fundament van onze samenleving.
Aan de kunstkant kwamen de hardste woorden van Jonas Staal, die bekendheid kreeg door de ‘rouwmonumentjes’ die hij in 2005 van Geert Wilders maakte in Rotterdam en Den Haag: met foto’s, kaarsjes en knuffels. Wilders daagde hem erom voor de rechter, Staal won uiteindelijk in hoger beroep.’Wij gaan als eersten tegen de muur,’ riep Staal over de gevaren van het populisme.
Dat beeld spreekt, liet ook ontwerpster Cornelia Durka zien, aan de hand van een promotiefilm voor Jürg Haider uit 1994. Er werd geen woord in gesproken, de extreem-rechtse Oostenrijkse FPÖ-voorman was uitsluitend te zien, in stoere en sportieve opnames. En de grafisch ontwerpster Ghalia Elsrakbi wees er onder meer op dat ook Balkenende al een populist is, met zijn optreden in RTL Boulevard en zijn commentaar op de breuk tussen zanger Jan Smit en actrice Yolanthe Cabau van Kasbergen.
Maar het origineelste verband van de middag legde grafisch ontwerper Daniël van der Velden in zijn verhaal over ‘populisme als Dutch Design’. Het overweldigende succes bij de middenklasse van het Senseo-koffiezetapparaat schreef hij toe aan de vorm die het heeft: het lijkt een buiging naar de gebruiker te maken, die zich daarmee in het bezit van een butler waant, zoals ook Fortuyn die had.
Opmerkelijke constante tijdens de bijeenkomst was intussen het daverende gelach dat door de zaal ging bij elk fragment waar Geert Wilders aan het woord was.