door Liesbeth Koenen ©
23-03-1998
NRC Handelsblad
(rubriek: Zeggen en Schrijven)

Zeggen en Schrijven

Pasgemaaid gras

Hoe ruikt een roos? Wat is een typische verflucht? Waarnaar stinkt kattepis? Ik zal het u vertellen. Rozen ruiken onmiskenbaar naar rozen, verse verf naar verse verf en kattepis naar kattepis. Een betere omschrijving is er niet.

 Voor geuren hebben we nauwelijks een eigen woordenschat. Goed, we spelen soms leentjebuur bij het kleine woordreservoir voor smaken en onze tastzin (zoet, zuur, scherp), of we doen het met onze lichamelijke reacties (iets ruikt opwindend, misselijkmakend), maar voor de rest ruikt pasgemaaid gras uitsluitend naar pasgemaaid gras en sinaasappel naar sinaasappel. ‘Geur’ en ‘stank’, dat onderscheid kennen we: een positief-neutraal woord en een negatief woord. Nou vooruit, er is nog de overkoepelende term ‘lucht’, en wijn heeft ‘bouquet’, en eten, drinken en roken kunnen een ‘aroma’ verspreiden.

Betekent dat armzalige rijtje nou dat we slecht zijn in geur waarnemen? Domme vraag. Nee. We kunnen eindeloze hoeveelheden geuren onderscheiden, opslaan en herkennen. Het reukvermogen werkt zelfs perfect als we geen flauw benul hebben wát we ruiken. Een bepaalde geur brengt ons in een flits automatisch terug naar het huis van oma, naar die eerste grote liefde, of naar een ellendige vakantie. Maar wat er nou indertijd in de lucht hing, is vaak met geen mogelijkheid te benoemen.

Toch is bijna iedereen geneigd te denken dat we de wereld zien, voelen, beleven in de termen die we ervoor hebben. Zo ook de kunsthistoricus John Gage, die vorige week in deze krant werd aangehaald nadat hij een prijs had gewonnen voor zijn onderzoek naar kleur, kunst en cultuurgeschiedenis.

De prestaties van onze neus staan niet alleen. Ons oog, memoreerde Gage, kan ook ontelbare kleurnuances onderscheiden. Toch hebben de meeste talen niet meer dan tussen de acht en elf verschillende basistermen voor kleuren, en Gage zou heel graag zien dat taalkundigen zich met de kleuren van kunstwerken gingen bezighouden. Hij denkt namelijk dat het beperkte kleurvocabulaire een dwingend effect heeft op de waarneming, want perceptie en taal zijn nauw met elkaar verweven.

Dat is vreemd. Of hij het echt zo bedoeld heeft, weet ik niet, maar volgens mij zegt Gage: we nemen al die nuances wel waar, maar omdat we er geen namen voor hebben, nemen we ze toch niet waar. Haalt hij misschien ‘waarnemen’ en ‘overbrengen wat je waarneemt aan een ander’ door elkaar?

Maar er is wel het een en ander bekend over kleur en taal, en daar zitten intrigerende universalia tussen. Talen verschillen inderdaad in hoeveel basistermen ze hebben om het kleurenspectrum mee te beschrijven, maar niet willekeurig.

Het minimum aantal schijnt drie te zijn, en dan gaat het steevast om zwart, wit en rood. In talen met vier termen komt groen erbij, en dan volgen geel en blauw. Zonder de primaire kleuren dus geen woorden voor de plekken op het spectrum die daar tussenin zitten. Er is een duidelijke hiërarchie, die naarmate het keurenvocabulaire van een taal groter is, minder voorspelbaar wordt, maar bij een uitbreiding gaat het wel telkens om complementaire paren van het spectrum.

Weinig termen betekent dat het ‘bereik’ van een kleur relatief groot is. Oranje heet ook rood, en paars blauw. Het grappige is nu dat als je mensen vraagt om het roodste rood of het groenste groen aan te wijzen, dat iedereen op een kleurenkaart hetzelfde rood en groen aanwijst. Onafhankelijk van hoeveel kleurentermen een taal toevallig heeft. In die zin is onze waarneming dus helemaal niet afhankelijk van taal.

Toch blijf ik met een vraag zitten, die bij mijn weten in al die taalonderzoekjes nooit gesteld is. Zouden de sprekers van zo’n taal met bijvoorbeeld maar vijf kleurentermen zich in het dagelijks leven niet toch vaak wat preciezer uitdrukken? Combineren, omschrijven, ter plekke iets nieuws verzinnen, kan immers in elke taal.

Als wij over de geur van sinaasappels kunnen praten, dan kan een oranjeloze taal ook over de kleur van sinaasappels praten. De Engelsen doen dat met orange standaard, wij gebruiken bijvoorbeeld aubergine, smaragd en saffraan dubbel, of we nuanceren met samenstellingen – van roomwit tot gitzwart – of praten over ‘die gelige kleur van jouw trui’. Het zou me ongelooflijk verbazen als dat géén universele mechanismen waren.