door Liesbeth Koenen ©
16-08-1999
NRC Handelsblad

Zeggen en Schrijven

Open kanalen

Gierende frustratie. Je zit als een vis stom te happen in de lucht, en er komt niks, of hooguit een enkel woord dat ook nog krakkemikkig klinkt. Een taal een miniem klein beetje spreken is een verschrikking.

Ik weet niet of u dat gevoel onverdraaglijk dom te zijn kent. Er bestaat die fase waarin er een gapend gat ligt tussen actieve en passieve taalkennis: je begrijpt veel simpele huis-tuin-en-keuken dingen die tegen je gezegd worden best, maar je kúnt er maar niet adequaat op reageren. Dat wringt geweldig, omdat het intuïtief niet lijkt te kloppen. Toevallig staat het zo met mijn Spaans, en het kwam hard aan deze vakantie.

Weliswaar is het al dertig jaar geleden dat ik mijn allereerste Spaans leerde (dos cola), maar het is sindsdien niet hard opgeschoten. Goed, in plaats van twee cola kan ik al lang ook bier en wijn (cerveza en tinto) bestellen, maar verder groeide mijn kennis van het Spaans eigenlijk alleen maar doordat ik een paar andere Romaanse talen leerde.

Dat heeft een merkwaardig effect. Een paar jaar terug ontdekte ik dat ik met behulp van een woordenboekje een heel end kwam met het lezen van El Pais, maar in een winkel of restaurant maakt het kunnen volgen van het wereldnieuws weinig tot niets uit voor je spreekvaardigheid.

Die blijkt voor een groot deel af te hangen van standaardfrasen, beleefdheden en kreten. Van die dingen die als het ware het kanaal tussen sprekers openhouden, de ander laten weten dat je het volgt en dat je geen botte hond bent. En dat is precies waar woordenboekjes tekortschieten. Ik had er twee bij me, een heel klein handtasexemplaar en een iets uitgebreider. Typisch boekjes die gericht zijn op de toerist, en ik heb me er dit jaar met verve op gestort.

Dat moest ook wel. Niet eens zo erg ver van Torremolinos – waar ik op doorreis op een terrasvol zich te pletter vervelende Nederlandse pubers eens een broodje at bij ik meen ‘De kaashut van Piet’ – is er een schitterend stukje Zuid-Spaanse kust waar obers en winkelpersoneel werkelijk geen woord over de grens spreken en nog bijzonder onwennig reageren op het taalgestuntel van een buitenlander. Daar wil je bijvoorbeeld foutloos en met overtuiging ‘oké’ kunnen zeggen. Kan het eenvoudiger?

Wel, het ene woordenboekje gaf ‘muy bien’ en ‘correcto’ als vertaling, het andere begon met ‘O.K.’ en ‘está bien’. Niet dat de Spanjaarden je niet snappen als je dat zegt, maar zelf gebruiken ze aldoor ‘vale’. Daar is in de praktijk nog achter te komen, maar wanneer je nu precies wel of niet ‘por favor’ voor ‘alstublieft’ zegt, weet ik nog steeds niet. De woordenboekjes geven geen enkele aanwijzing.

En dat is niet uit ruimtegebrek, want ze stikken van de woorden waar je nou niet meteen op zit te wachten. Dat ‘appendicitis’ ‘apendicitis’ is, ‘formule’ ‘fórmula’, ‘opera’ ‘ópera’ en ‘patent’ ‘patente’ kan ik wel ongeveer raden, voorzover ik het al zou willen weten. Bovenop de frustratie zo weinig te kunnen zeggen, kwam dus nog eens de frustratie het niet eens op te kunnen zoeken.

Enfin, ik heb me wel weer eens gerealiseerd wat in het intermenselijk verkeer de werkelijk belangrijke dingen zijn. Het eerste waar je over moet kunnen praten is handel. Hoe heet een product en wat kost het in welke hoeveelheid? Een portie inktvis, een ons ham, een week huur, daar begint het. Daarna kom je eventueel toe aan wat basisconversatie. Daar is het weer natuurlijk nummer een. Lukt dat eenmaal, dan is de volgende stap familie (‘Is dat uw zoon?’) en daarna komt het werk (‘Wat doen jullie als je niet op vakantie bent?’). In een vreemde taal wordt het leven gauw tot zijn essentie teruggebracht.

Door alles heen drong zich trouwens sterk de factor op die tijd speelt bij taal. De gewone spreeksnelheid gaat voor een beginneling nou eenmaal echt te hard. Je moet dus hopen op een gesprekspartner die begrijpt dat volumevermeerdering niet helpt (wat is dat toch voor ingebakken reflex?), maar langzamer praten wel. Tegelijk merk je dat er wel een limiet op zit. Superlangzaam praten, houdt niemand lang vol, terwijl je eigen ‘bedenktijd’ voor een antwoord ook beperkt is. Stiltes tussen spreekbeurten mogen niet te lang duren. Ik ga maar eens tijd vrijmaken voor Spaanse les.