NRC Handelsblad
Oor voor taal
KEVIN COOK: Dubbel Dutch Praktische handleiding voor anderstaligen die Nederlands leren/Practical guide for foreign students of Dutch 256 blz., BoekWerk 1995, f 36,50
Het zijn de smeermiddeltjes voor alledaagse gesprekken: uitroepen als ‘Hoe is het in godsnaam mogelijk?’ , ‘Dat is pas werken!’ en ‘Hij blij!’, of aansporingen in de trant van ‘Zullen we dan maar?’ en ‘Slaap ze!’. Gedachteloos larderen we onze conversaties met zinnetjes als ‘Ik ga ervandoor’, ‘Dat stelt niets voor!’ en ‘Daar word je niet goed van!’.
Maar weet u hoe u die doodgewone dingen in een vreemde taal moet zeggen? In het Engels bijvoorbeeld, dat we allemaal zo goed lijken te kennen?
Ik weet het nu. Althans, ik weet het nog niet allemaal uit mijn hoofd, maar ik kan het opzoeken in Dubbel Dutch, Praktische handleiding voor anderstaligen die Nederlands leren/Practical guide for foreign students of Dutch, ook al is het boek eigenlijk helemaal niet voor iemand als ik bedoeld.
De van oorsprong Britse Kevin Cook schreef het voor mensen als hijzelf: Engelstaligen die op een gegeven moment het beginnersniveau van hun lessen Nederlands ontstegen zijn.
Die zullen er een hoop aan hebben. Het is een prettig opgezet, leesbaar en informatief boek, vol met dingen die je nergens anders kunt vinden. Maar voor Nederlanders die behoorlijk thuis zijn in het Engels is Dubbel Dutch dubbel leuk en leerzaam.
Plezier
Hoe komt dat? Vooral door het messcherpe oor dat Cook voor taalbijzonderheden blijkt te hebben, en door het kennelijke plezier waarmee hij dat te luister heeft gelegd. Hij woont al sinds 1983 in Nederland, maar hij kent daarnaast nog een handvol andere vreemde talen.
Cook verdient zijn brood dan ook als vertaler. Dubbel Dutch heeft hij losweg opgezet als een woordenboek. Dat wil zeggen, hij behandelt in alfabetische volgorde een paar honderd Nederlandse woorden, uitdrukkingen of kwesties.
Onder de A vallen bijvoorbeeld ‘aambeien’, ‘aan/uit’, ‘alla’, en ‘averechts’, de L biedt onder meer ‘lachen (en ik,…)’, ‘lelijk’ en ‘lief’, en bij de Z worden ‘zak’, ‘zich’, ‘zitten, staan, liggen’ en ‘zuinig’ besproken.
De tekst, voorbeelden en uitleg onder een zo’n ingang variëren van een paar regeltjes (zoals bij ‘aambeien’, waarbij ook de waarschuwing ze niet met ‘aardbeien’ te verwarren) tot meer dan een pagina (zoals bij ‘zitten, staan, liggen’ waar bijvoorbeeld ‘zit er al suiker in?’, ‘ik zit krap’ en ‘ik sta rood’ voor Engelstaligen verklaard worden). De toon is nergens die van het gemiddelde leer- of woordenboek. Cook vertelt in gewone-mensentaal hoe het zit.
Voor Nederlanders is het handig dat ze zo achter de Engelse equivalenten kunnen komen van heel veel vaak typisch Nederlandse manieren van zeggen.
Dingen opzoeken gaat ook nog via de indexen achterin het boek: een met Engelse en eentje met Nederlandse woorden. Als het zo uitkomt haalt Cook er andere talen bij. Het Nederlands zit vol valkuilen voor degenen die al Duits kennen, weet hij uit ervaring.
Ook daar kun je als Nederlander weer een graantje van meepikken. Net als van Cooks uitleg over ‘valse vrienden’ tussen het Nederlands en Engels (in ‘haten’ zit veel meer echte haat dan in ’to hate’, en het woord ‘heuvel’ kun je al bij een veel lagere hoogte gaan gebruiken dan het woord ‘hill’).
Maar daarnaast is Cooks onbevangen blik op het Nederlands een bijzonder aantrekkelijk extraatje van zijn boek.
Zalig
Vreemde ogen dwingen soms tot rare dingen. Cook laat je voortdurend even stilstaan bij al dan niet toevallige (on)mogelijkheden van het Nederlands, waar je nooit bij nadenkt.
Dat je een figuurlijke ‘aanvaring’ met iemand kunt hebben, maar dat een ‘aanrijding’ altijd letterlijk bedoeld wordt, bijvoorbeeld. En dat we hier ‘de Verenigde Naties’ uitspreken als ‘de Verenigde Nazi’s’. De winkels liggen vol met ‘wegwerpluiers’ en ‘wegwerpflessen’ en dergelijke, maar we zeggen liever dat we die ‘weggooien’ dan dat we ze ‘wegwerpen’.
Terecht observeert Cook dat ‘Voel jij jou verdrietig?’ in feite geen Nederlands is, en dat het correcte ‘Voel je je verdrietig?’ in de praktijk al gauw klinkt als ‘Voel j’je verdrietig?’. Zijn oplettendheid blijkt ook uit wat hij opmerkt over het gebruik van ‘wat’ in plaats van ‘dat’ in spreektaal: het mag nooit van de schoolboekjes, maar je kunt de hele dag mensen dingen horen zeggen als ‘het artikel wat ik ga schrijven…’ en ‘het meisje wat de prijs gewonnen heeft…’.
Geestig is Cooks regelmatig terugkerende verbazing, bijvoorbeeld over zegswijzen als ‘iets tegen (voor hem letterlijk: against) iemand zeggen’, of over het woord ’telefoon’ in ‘koptelefoon’, en over het gebrek aan verband tussen de woorden ‘onlangs’ en ‘langs’.
Een enkel keertje zit Cook mis. Zo is het hem opgevallen dat vooral oudere mensen soms ‘zalig Pasen’ of ‘zalig nieuwjaar’ zeggen. Dat zal in Nijmegen, waar hij woont, zeker zo zijn, maar in de niet-katholieke delen van het land zul je dat gebruik van ‘zalig’ nooit horen. De culturele annex geografische beperktheid van de kringen waarin hij verkeert, blijkt ook uit Cooks opmerking dat Nederlanders ‘liggen’ en ‘leggen’ nooit door elkaar halen, anders dan sommige Engelstaligen die ‘lay’ en ‘lie’ verwarren.
Iedere schoolmeester in in elk geval de Randstad weet dat dat bij veel van zijn leerlingen heel anders legt. Maar dat zijn kleinigheden in een hoogst origineel boek waarin iedereen die maar een beetje lol in taal heeft uren lering en vermaak kan vinden.