NRC Handelsblad
Ook blikken kunnen hongerig zijn
Synoniemenwoordenboek door Riemer Reinsma 987 blz., geb., Het Spectrum, f 69,90 ISBN 90 274 2205 2
Als je hem vraagt waarom zijn synoniemenwoordenboek beter is dan dat van Van Dale, dat een paar jaar geleden verscheen, overwint Riemer Reinsma razendsnel een lichte schroom, om dan te antwoorden: “Het is preciezer en gedetailleerder. En er staat meer grammaticale informatie in, dus meer over hoe je de woorden kunt gebruiken in een zin.”
Achttien jaar geleden begon hij erover na te denken, op de kop af tien jaar terug ging hij daadwerkelijk aan de slag, en nu ligt er een boek dat zo’n vijftigduizend woorden en uitdrukkingen behandelt.
Doel: het bedienen van iedereen (Reinsma: “elke secretaresse”) die eens een ander woord voor hetzelfde wil gebruiken, of die een woord op het puntje van zijn tong heeft liggen, maar er niet op kan komen.
Tijdens de lunch die de uitgever afgelopen donderdag voor de pers organiseerde om de verschijning van het Synoniemenwoordenboek te vieren, vertelde Reinsma dat er in 1984 nog geen computerprogramma’s te krijgen waren die goed en gemakkelijk met schema’s overweg konden. En schema’s moesten het worden. Met groepjes woorden die qua betekenis bij elkaar horen, en met lijnen die verbintenissen tussen verschillende groepjes aangaven. “Waarschijnlijk is het de laatste keer geweest dat een woordenboek nog ambachtelijk gemaakt is,” luidt Reinsma’s commentaar.
De schema’s werden woordenboekartikelen, stukjes lopende tekst waarin verwante woorden behandeld worden. Deze bijvoorbeeld: ‘Inslapen: beginnen te slapen. Synoniem met in slaap vallen en onder zeil gaan. Langzaam sukkel je in slaap. Met betrekking tot een lichte slaap gebruiken insluimeren, indommelen en wegdoezelen.’
Gedetailleerder dan Van Dale? Ja. In Van Dales Groot Synoniemenwoordenboek vind je ‘onder zeil gaan’, ‘in slaap sukkelen’ en ‘wegdoezelen’ niet. Preciezer? Ach. Bij Van Dale staat er in een kleiner lettertje in de marge vóór ‘indutten/indommelen/insluimeren’ het woordje ‘langzaam’, en wordt er verder doorverwezen naar ‘slapen’. Is Reinsma’s boek dus beter? Nee, hooguit soms.
In de opzet alleen al zijn er een paar punten waarop Van Dale wat mij betreft hoger scoort. Allereerst de overzichtelijkheid. Wie alles in lopende tekst uit de doeken wil doen, levert automatisch in op dat vlak. Terwijl Van Dale door in de marge aanwijzingen te geven toch kan precizeren (‘zeen’ is alleen in vlees een synoniem van ‘pees’).
Daarnaast biedt Van Dale een hele mooie extra service: je kunt elk woord mét zijn synoniemen onder dat woord zelf vinden. Dat wil zeggen: je kunt ook ‘indutten’ opzoeken, en dan vind je daar meteen ‘indommelen’ en ‘insluimeren’ (en een doorverwijzing naar de algemenere termen ‘inslapen’ en ‘slapen’). Maar je kunt ook beginnen bij ‘indommelen’, en dan staat daar ‘indutten’ en ‘insluimeren’ weer, en hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor ‘insluimeren’. Dat vreet natuurlijk ruimte, en de Van Dale is dan ook dikker en een prijsklasse duurder dan Reinsma.
Die laatste geeft alle behandelde woorden nog eens in een lange lijst achterin het boek: vetgedrukt als ze een eigen ingang hebben gekregen en anders met een doorverwijzing naar het lemma waar ze behandeld worden.
Indommelen is een soort inslapen, en dat is weer een soort slapen. Zulke hiërarchieën kun je bij bossen opstellen. Ze laten iets zien van de organisatie van het ‘woordenboek’ in ons hoofd. In jargon heet het dat ‘indommelen’ een hyponiem is van ‘inslapen’. ‘Inslapen’ heet in dat geval hyperoniem (‘overkoepelende term’ is een redelijke omschrijving), maar het is op zijn beurt weer een hyponiem van ‘slapen’.
Overigens, wie die terminologie voor het eerst tegenkomt in Reinsma’s inleiding zal een harde dobber hebben het te begrijpen; zijn hele voorwoord komt me onnodig duister voor.
Toch is het juist bij die hyponiemen dat synoniemenwoordenboeken veel te bieden hebben. In een gewoon woordenboek kom je nergens met de frustrerende ‘hoe heet dat ook alweer’-vraag die iedereen wel eens kwelt. ‘Zo’n type sigaar, met een Spaanse naam’ bijvoorbeeld. Een verklarend woordenboek vertelt je onder ‘sigaar’ alleen wat het is, bij Reinsma vind je onder meer ‘coronas’ en ‘senoritas’ en ‘cigarillo’.
Reinsma geeft in dit geval meer ondersoorten dan Van Dale, en ook vertelt hij meer over de verschillen tussen bolknakken, tuitknakken en wat dies meer zij.
Maar wie uitgebreidere informatie wil geven neemt ook een groot risico. Je moet kiezen wat je wel en niet vertelt, en Reinsma’s keuzes zijn me dikwijls een raadsel. Onder kaas vind je onder meer cheddar. De enige uitleg die daarbij staat is dit: “de hoogte van de cilinder van cheddar is ongeveer gelijk aan de middellijn.”
Daar koop je niet veel voor als je een stukje op je bord hebt liggen. En je krijgt ook geen uitsluitsel als je wilt weten of cheddar misschien die oranje kaas uit Engeland is.
Onder siersteen vermeldt Reinsma bij jade: ‘bestaat uit mineralen van de groep amfibolen’. Ik geloof het graag, maar ik heb er niks aan. Als ik dat soort dingen wil weten kijk ik wel in een encyclopedie.
En als ik wil weten wat een woord betekent kijk ik in een gewoon woordenboek. Reinsma kan het vaak niet laten om zijn ingangen te voorzien van een omschrijving. Dat kan soms zin hebben, om een woord te onderscheiden van een ander.
Maar neem dat ‘inslapen’ van hierboven. Is het nodig om daar ‘beginnen te slapen’ achter te zetten? En trouwens, als je het daar doet, waarom dan niet overal? Desgevraagd is zijn verweer: “het is vaak gebruikersvriendelijk, en ik vind mijn omschrijvingen om eerlijk te zijn dikwijls preciezer dan in gewone woordenboeken.”
Weer dat precieze. Maar daar zit een groot probleem van dit boek.
Reinsma wil de wereld preciezer maken dan hij is. Bijvoorbeeld met die extra grammaticale informatie die naar zijn zeggen een voordeel van zijn synoniemenboek is. Zo geeft hij vaak aan wat voor soort onderwerp je bij een bepaald werkwoord kunt hebben. Alleen mensen, dieren en magen kunnen ‘hongerig’ zijn lees ik. Maar blikken dan? Beeldspraak is een machtig instrument, dat er vaak de oorzaak van is dat je woorden niet vast kunt pinnen op één betekenis.
In een heleboel andere gevallen zit Reinsma domweg fout. Zo kan helemaal behalve op bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden ook prima betrekking hebben op zelfstandige naamwoorden (‘Vanuit hier zie ik het schilderij helemaal’). En het woord serieus kan net zo goed op mensen slaan als op “zaken die niet als grapje bedoeld zijn”.
Over welke woorden wel en niet zijn opgenomen valt natuurlijk ook altijd te twisten. “Synoniemiseerbaarheid” was het criterium, zegt Reinsma.
Daarom is een woord als ‘de’ niet opgenomen: daar bestaat geen synoniem voor. Okay. Maar vaak zijn er nog meer synoniemen voor een woord. Onder ‘bij vergissing’ ontbreekt ‘per ongeluk’, achter ‘hemel (uitroep)’ staat alleen ‘hemeltjelief’.
Ook over de aangegeven stijlverschillen kun je van mening verschillen: ‘lichaam’ een gewoon synoniem van ‘voorwerp’, en ‘object’ de formele variant? Alles bij elkaar staat er naar mijn smaak te veel aanvechtbaars in dit boek, maar dat neemt natuurlijk niet weg dat je er met enig geluk wel in kunt vinden wat je zoekt.