door Liesbeth Koenen ©
01-06-1994
Kijk

Als je zintuigen door elkaar lopen

‘Ober, de biefstuk klinkt vals’

Joseph S. heeft nooit echt zijn draai kunnen vinden in het leven. De belangrijkste reden daarvoor lag merkwaardig genoeg in zijn fenomenale geheugen. De Rus die aan het begin van deze eeuw geboren werd, ont­hield letter­lijk alles.

Elke geheugentest doorstond hij glans­rijk. Willekeurige lijsten met woor­den, let­ters of cijfers, krankzinnig ingewikkelde wortelverge­lijkingen die niets bete­kenden, stukken tekst in vreemde talen, Joseph bekeek ze even of hoorde ze aan, en herhaalde het dan foutloos. Indien gewenst zelfs van achteren naar voren. En dat niet alleen vlak na de test, maar ook vijfentwintig jaar later nog.

Hemzelf was het nooit opgevallen dat er iets bijzonders aan de hand was. Toen Josephs bureauchef hem vroeg waarom hij niet net als zijn collega-journalisten aantekeningen maakte als hij een lijst opdrachten en adressen kreeg, was hij verbaasd. Onthield dan niet iedereen alles wat er tegen hem gezegd werd?

Joseph liet zich naar het plaatselijke psychologisch laboratorium sturen, waar hij A.R. Lurija trof, de man die later de beroemdste neuropsycholoog van de Sovjet-Unie zou worden en die tientallen jaren contact met S. hield.

Lurija had al gauw door dat S. niet eenvoudigweg het beeld van een bepaalde reeks cijfers of letters in zich opnam om dat dan weer te reproduceren. Nee, voor S. was de wereld een totaal andere dan voor normale mensen. Alles wat hij hoorde riep meteen licht‑ en kleursensaties op. Ook proefde of rook hij soms de dingen die hij hoorde. “Wat heeft u een brokkelige, gele stem”, zei hij dan bijvoorbeeld. Geluiden konden er uitzien als ‘lijnen’ of ‘spatten’. Duidelijke grenzen tussen gezicht, gehoor, gevoel en smaak bestonden voor S. niet. Zijn zintuigen liepen als het ware door elkaar, een verschijnsel dat synesthesie heet.

De hele dag door werd S. bijna overspoeld door zintuigelijke sensaties. Dat kon bijzonder hinderlijk zijn. Zo kon hij onmogelijk lezen onder het eten, omdat de smaak van het eten de betekenis van wat hij las in de weg zat. Als Lurija hem snel een verhaal voorlas dan raakte hij in de war.

Anderzijds hielpen al die gewaarwordingen hem juist om de dingen te onthouden. Joseph had de gewoonte de opgeroepen beelden ergens ‘neer te zetten’. Hij stelde alles op in een denkbeeldige ruimte waar hij dan later weer doorheen kon ‘wandelen’. Vaak verzon hij daar een heel verhaal bij. Zo herinnerde hij zich dan een bijvoorbeeld een rijtje lettergrepen. Als hij toch wel eens iets vergat, dan kwam dat meestal door een onhandige opstelling: een beeld van iets lichts tegen een lichte muur bijvoorbeeld, maakte dat hij dat over het hoofd zag als hij terugging in zijn herinnering.

Joseph S. eindigde nogal ongelukkig als geheugenkunstenaar. De kracht van de beelden, geuren, kleuren en smaken die elke belevenis in hem wakker maakte, was zo groot, dat de werkelijkheid dikwijls naar de achtergrond gedrongen werd. Hij hield daardoor het gevoel dat alles maar ’tijdelijk’ was.

Hoeveel mensen er synesthetisch zijn is niet bekend, maar de meesten worden er niet zo ongelukkig van als S. Wie het is houdt er meestal wel stijf zijn mond over dicht: de buitenwereld denkt al gauw dat je gek bent of onder de verdovende middelen zit.

Het was dan ook door toeval dat de Amerikaanse neuroloog Cytowic erachter kwam dat zijn vriend Michael vormen proefde. De twee waren in de keuken, waar Michael kip klaar stond te maken. Toen hij een hapje nam hoorde Cytowic hem ineens zeggen: “Hè get, er zitten nog niet genoeg punten op”. Michael schrok er zelf van: anders liet hij nooit iemand merken dat elke smaak bij hem een bepaalde vorm opriep. Hij kon die vorm als het ware aanraken met zijn handen, ook al wist hij heel goed dat er in werkelijkheid niets was om aan te raken. Maar in zijn jeugd had hij al geleerd dat anderen hem niet begrepen als hij zei: “Met die ronde smaak kan ik die kip onmogelijk aan m’n gasten voorzetten.”

Cytowic raakte geïntrigeerd en besloot een studie van het verschijnsel synesthesie te gaan maken. Michael werd zijn proefpersoon, letterlijk: Cytowic liet hem een hele reeks smaken van zoet naar zuur proeven, een heleboel keer, en telkens in een andere volgorde. Iedere keer opnieuw ervoer Michael bij dezelfde smaak dezelfde vorm. Zoet was rond, zuur puntig, maar een smaak kon ook ‘glad en zacht als marmer’ aanvoelen. De sensatie was soms overweldigend: Michael voelde dan een soort golf door zijn armen naar zijn handen gaan, maar bij andere smaken voelde hij alleen een lichte prikkeling in zijn vingertoppen.

Beeldspraak, denkt een normaal mens al snel, maar dat is het niet. Cytowic liet ook proefpersonen die niet synesthetisch waren aangeven welke vormen ze met welke smaken associeerden. Anders dan Michael kwamen die met een nogal willekeurige verdeling. Andersom begreep Michael niets van beeldspraak als ‘dat is een scherpe kaas’. Dat vormen proeven kon hij ook niet bewust oproepen of uitschakelen: het gebeurde, telkens weer, of hij nou wilde of niet. Iets dat alle synestheten vertellen: ze kunnen er niets aan doen, het overkomt ze.

Er zijn verschillende soorten synesthesie. Meestal gaat het om beelden die opgeroepen worden doordat iemand iets hoort, proeft of voelt. Zeldzamer is het dat iemand iets ziet of hoort dat een gevoel teweegbrengt. Het horen van kleuren komt het meest voor, en het zijn soms niet de geringsten die dit verschijnsel aan den lijve ondervinden. Vladimir Nabokov, schrijver van de wereldhit Lolita, bijvoorbeeld hoorde kleuren, net als zijn moeder (soms lijkt synesthesie erfelijk te zijn).

En het schijnt dat de grondlegger van de klassieke natuurkunde, sir Isaac Newton, bij elke muzieknoot een kleur hoorde. De Russische componist Alexander Skrjabin ervoer weer kleuren bij bepaalde muzieksleutels. Hij ontwierp daarom een kleurenklavier: als je daar op speelde werd er bij bepaalde akkoorden een bepaalde kleur geprojecteerd op een scherm. Het was de voorloper van het nog altijd populaire lichtorgel.

Nogal wat kunstenaars zijn op zoek geweest naar parallellen tussen bijvoorbeeld kleuren en klanken. Franse symbolistische dichters als Rimbaud en Baudelaire speelden er ook mee, maar die waren zelf naar alle waarschijnlijkheid niet synesthetisch.

En al waren ze het wel geweest: de ene synestheet is meestal de andere niet. Waar voor de een de muzieknoot A altijd rood is, of het cijfer drie steeds weer groen, is voor een ander de A juist blauw, of de drie geel. Hun leven lang. Wel schijnt een opvallend hoog percentage bij de O wit te zien, bij de U geel/bruin en bij de I wit/grijs. Vaak werkt het als geheugensteun. Iemand die kleuren hoort kan zich bijvoorbeeld afvragen ‘hoe die vrouw met die groene stem ook weer heette’.

Het is lastig het je voor te stellen, maar voor alle synestheten gaat het om levensechte, bijzonder sterke sensaties. Dat bracht Cytowic op een gedachte. Hij was op zoek naar een verklaring voor het verschijnsel. Want hoewel er al meer dan honderd jaar gevallen van synesthesie beschreven worden, is er over de oorzaak nooit veel idee geweest. Van die sterke gevoelssensaties, dacht Cytowic, die zitten meestal in het limbische deel van je hersenen, waar waarschijnlijk ook je herinneringen opgeslagen worden. Dat limbische brein is evolutionair gezien relatief oud, ouder dan de zogenaamde temporale cortex waar meestal van die nieuwe ‘abstracte’ vaardigheden als ‘redeneren’ en ’taal’ gelocaliseerd worden.

Cytowic had het idee dat het limbische deel van de hersenen als het ware ‘opgevoerd’ wordt bij een synesthetische ervaring, terwijl de cortex juist even op een laag pitje wordt gezet. Dat idee had hij ondermeer omdat er iets dergelijks gebeurt als je de drug LSD slikt, en onder invloed van LSD worden mensen vaak ineens synesthetisch. Maar ook Michaels normale dagelijkse gebruik van cafeïne, nicotine en alcohol wees in die richting. Michael begon de dag met koffie en sigaretten: dat stimuleert de cortex. ’s Avonds na een paar stevige borrels, die de cortex juist minder actief maken, waren zijn synesthische ervaringen veel intenser dan ’s ochtends.

De ultieme test was een PET-scan. Daarop kun je, door de bloedstroom te volgen, precies zien in welk deel van het brein op een bepaald moment het hardste ‘gewerkt’ wordt. Michaels PET-scan verbijsterde Cytowic: tijdens een synesthetische ervaring was er zo weinig bloed te bespeuren in zijn cortex dat hij eigenlijk zwaar gehandicapt zou moeten zijn. De synesthesie speelde zich inderdaad helemaal af in dat oude, limbische brein. Cytowic’s conclusie: mensen als Michael hebben iets bewaard dat bij de rest van ons tijdens de evolutie verdwenen is. Ze zijn dus een soort levende fossielen.

Toch is dat zeker niet het hele verhaal. Cytowic baseert zich maar op één scan van iemand met een zeldzame vorm van synesthesie. In Londen wordt er onder leiding van Simon Baron-Cohen al jaren onderzoek gedaan naar de meest frequente vorm van synesthesie: het zien van kleuren als je iets hoort, voelt of ruikt. Daar werd onder anderen de schilderes Elizabeth Stewart-Jones getest. Alle woorden hebben voor haar een kleur, maar welke lijkt volkomen willekeurig te zijn. Want woorden die qua betekenis dicht bij elkaar liggen (man, mannelijk, masculien) hebben toch allemaal een andere kleur, maar ook woorden die bijna hetzelfde klinken maar iets heel anders betekenen (bijvoorbeeld moon, moan en mean) hebben verschillende kleuren. 

Maar de relatie tussen taal en kleur blijkt soms wel een neurologische basis te hebben. Ook in Engeland kwam de PET-scan eraan te pas, en ditmaal bij meerdere mensen. Wat bleek? Bij het horen van woorden werd er niet alleen een belangrijk ’taaldeel’ van de hersenen van de synesthetische proefpersonen actief, maar er stroomde ook bloed naar het stukje brein dat verantwoordelijk is voor ‘kleuren zien’. Er ligt bij hen dus een neurologische verbinding, of misschien moet je zeggen: er ontbreekt een barrière. Bij een controlegroepje ‘gewone’ proefpersonen werd alleen het ’taaldeel’ actief toen ze woorden hoorden.

Zien doen we met onze visuele cortex, een stukje hersenschors dat zich aan de achterkant van ons hoofd bevindt, en niet in het dieper gelegen limbisch systeem. Misschien dus dat er bij verschillende soorten synesthesie sprake is van verschillende verschijnselen. Voorlopig blijft het raadselachtig, en kunnen de neurologen vooruit. In Nederland schijnt jammer genoeg nog niemand zich erop geworpen te hebben.

Literatuur:

A.R. Luria, Een teveel aan geheugen, Uitgeverij Bert Bakker 1990

Richard E. Cytowic, The man who tasted shapes, G.P. Putnam’s Sons, New York 1993