door Liesbeth Koenen ©
11-2009, nr. 105
Akademie Nieuws

Vincent van Goghs brieven voor de hele wereld

Nooit meer hannesen met foto’s en loeps

Maar liefst 4300 keer komt er een kunstwerk ter sprake in de overgebleven brieven van Vincent van Gogh. Op de de onlangs gelanceerde webeditie van die brieven zijn ze telkens met een muisklik te bekijken. Het Huygens Instituut heeft nog veel meer internetmogelijkheden helemaal uitgebuit. Intussen is ook voor andere tekstedities de digitale revolutie niet meer terug te draaien, al blijft het mensenoog onontbeerlijk. Bijvoorbeeld om van ‘geraoedsgefïeldheid’ weer gewoon ‘gemoedsgesteldheid’ te maken.

Met zijn schilderijen werd op straat gespeeld, kinderen maakten er een schortje van om vadertje-en-moedertje te spelen. Vincent van Goghs naakttekeningen zijn vermalen in een Tilburgse papierfabriek, die er een paar dubbeltjes voor gaf. Een eeuw geleden kon je een Van Gogh meenemen als je de marktkoopman die zijn voorraad met geen mogelijkheid kwijt kon een biertje aanbood.

Huiveringwekkende, maar ook overbekende verhalen. Vincent van Gogh is allang het vleesgeworden cliché van de straatarme, mislukte, maar later geniaal gebleken kunstenaar, en weinig levensverhalen zijn zo uitgekauwd: de miskenning, de passie voor het schilderen, de gekte, het afgesneden oor, de zelfmoord. En daarna dan die tot krankzinnige hoogten opgestuwde prijzen voor zijn werk, de tientallen miljoenen voor zijn ‘Irissen’ en zijn ‘Zonnebloemen’.

En toch zijn alle gemeenplaatsen en hypes nog altijd eenvoudig weg te blazen, door Van Goghs eigen woorden te lezen. Het mooie van zijn levensverhaal blijft dat we het op de voet kunnen volgen in zijn brieven, die opmerkelijk goedgeschreven zijn en ruim van schetsen voorzien. Voor wie ze leest, wordt hij van mythe weer mens. Zeker, het gaat in die brieven over de worsteling met zijn kunstenaarschap, over kleuren, de natuur, het werk van andere kunstenaars (‘Schrijf mij ook vooral eens wat je al zoo voor schilderijen gezien hebt in den laatsten tijd & ook of er wat nieuws in etsen of lithographiën is uitgekomen.), maar Vincent informeert ook of zijn broer Theo al geschaatst heeft, en tipt hem: ‘Theo ik moet je toch nog eens recommandeeren om pijpen te gaan rooken, dat is zoo goed als je het land eens krijgt; zooals mij dat tegenwoordig nog al eens overkomt.’ Nog geen twee weken voor hij zichzelf in de borst schiet, schrijft Van Gogh zijn moeder en zus: ‘Tegenwoordig voel ik me kalmer dan verl. jaar, en werkelijk de onrust in mijn hoofd is zoo veel bedaard.’

Boekuitgaven van Van Goghs brieven bestaan al bijna een eeuw, en er is net weer een zeer fraaie uitgekomen. Maar tegelijkertijd kan nu de hele wereld alle 902 bewaard gebleven brieven van en aan Vincent van Gogh zien en lezen. Gratis, en met geweldige extra mogelijkheden: de website vangoghletters.org is state of the art internettijdperk. Dat betekent geen geblader naar noten, maar die desgewenst ter plekke aanklikken. Diep inzoomen op Van Goghs handschrift en zijn honderden schetsen. Meteen de ongeveer 2000 kunstwerken, die samen 4300 maal genoemd worden, naast de tekst zien. Onder elkaar, chronologisch de brieven aan Gauguin in beeld krijgen, of alle brieven uit Amsterdam. In een paar seconden weten dat het woord ‘liefde’ in 114 brieven valt, en ook welke dat zijn.

Die rijkdommen van de digitale wereld lijken alleen nog niet helemaal door te dringen. ‘Recensies praten vooral over de boeken. Het item dat het journaal had, ging eigenlijk ook alleen over de boekuitgave. Op het laatst hadden ze nog een zinnetje: oh ja, het staat ook op het internet.’ Het zint dr. Peter Boot duidelijk niet echt. Hij was bij het Huygens Instituut verantwoordelijk voor de bouw van de website.

Boot (1961) begon als wiskundige, ging werken als informaticus, maar rondde in 2003 ook een studie Nederlandse taal en cultuur af. Ook dr. Karina van Dalen-Oskam (1963) studeerde Nederlands. Zij is onderzoeksleidster van het thema ICT & Teksten van het KNAW-instituut, dat Nederlandse teksten van de Middeleeuwen tot nu bestudeert, annoteert en uitgeeft. Op haar werkkamer – het Huygens zit in hetzelfde gebouw als de Koninklijke Bibliotheek, tegen het Haagse Centraal Station aan – gaat het gesprek over de plannen die vijftien jaar geleden, in samenwerking met het Van Gogh Museum, in gang werden gezet.

Boot: ‘De bedoeling was dat er een mooie, omvangrijke boekuitgave zou komen. Twaalf delen dik, met alle annotaties erin. Drie mensen hebben aan de tekstbezorging gewerkt. Maar naarmate het eind in zicht kwam, bleken uitgevers niet zo happig op zo’n dikke uitgave voor een wetenschappelijk publiek.’ Want op hen was het project van het begin af aan gericht. Wat onder meer inhoudt dat Engels de uitgangstaal moest worden.

Vreemd genoeg dateerde de laatste brievenvertaling in het Engels uit begin jaren vijftig van de vorige eeuw, en waren daar ook nog dingen uit weggelaten of juist verfraaid. Sindsdien doken nieuwe brieven op, en werd er veel meer bekend. De Nederlandse uitgave van 1990 laat meer zien, maar is inderdaad heel Nederlands: Van Goghs Franse brieven – dat zijn er nogal wat, zelfs tegen zijn broer Theo ging hij over in het Frans toen ze allebei in Frankrijk woonden – en de paar Engelse, maar ook zijn Nederlandse werden omgezet in modern Nederlands. Nu is dan alles vertaald in het Engels. Op de website ziet de lezer steeds direct links de vertaling, rechts de (getranscribeerde) originele tekst. Ook de begeleidende teksten met achtergronden en het notenapparaat zijn Engelstalig.

‘Er is toen besloten tot een tweesporenbeleid’, zegt Boot. ‘Op het web een complete wetenschappelijke editie, en ernaast een leeseditie van drie delen. Die is nu in drie talen uitgekomen. Binnenkort verwachten we in Engeland nog veel publiciteit, als een tentoonstelling van de Royal Academy van start gaat.’

Karina van Dalen vult aan: ‘Het speelt zich allemaal toch af in een overgangsperiode, vol experimenten. De tussenfase was een boek met een cd-rom. In Engeland gebeurt dat met hun boekuitgave inderdaad nog, maar het lastige is dat die dingen op een volgende generatie pc’s weer niet meer draaien.’

Het blijkt een algemener probleem voor het Huygens Instituut: het ene digitaal is het andere digitaal niet. Lastig voor de tekstbezorgers, die toch voor de core business van het instituut zorgen. Van Dalen: ‘Ze denken: ik heb het toch in Word aangeleverd.’ Boot: ‘Maar alle op opmaak tekstformaten zijn een probleem. Als je ze probeert te converteren, merk je dat dat zó ingewikkeld is. De noten zijn bijvoorbeeld niet als noten ingebracht, er staan echte tabs in of niet, enzovoort. Geen sprake van dat je het eventjes op het web zet.’

Dat al het werk dat bij het Huygens wordt en al is gedaan op het web komt te staan, is wel de bedoeling. Van Dalen droomt bijvoorbeeld van een dynamische W.F. Hermans-site. ‘Maar daar zit je ook met de rechten’, zegt ze met enige spijt. Intussen is de digitale revolutie niet meer terug te draaien, en komen er steeds meer hulpmiddelen.

Zo is er e-laborate.nl dat ontwikkeld is door het NIWI, het informatie-instituut van de KNAW dat inmiddels is opgegaan in een aantal andere instituten, waaronder naast het Huygens ook DANS en de Virtual Knowledge Studio. Van Dalen komt bij het NIWI vandaan: ‘E-laborate is een website waarop je een teksteditie kunt maken aan de hand van scans. Daar kun je dan op inzoomen, je kunt transcriberen, er annotaties bij zetten. Het handige is dat je niet meer hoeft te hannesen met foto’s en loeps. Je kunt er met veel mensen tegelijk aan werken. En de software is zo eenvoudig, dat je rustig als je een uurtje overhebt nog even een paar kolommetjes kunt doen.’

Hoe het werkt, is voor iedereen te bekijken aan de hand van De Vaderlandsche Letteroefeningen, een literair tijdschrift dat in 1761 begon. Er staan nu 50.000 gescande pagina’s on line, met daarnaast het resultaat van OCR, Optical Character Recognition, een programma dat de letters probeert te herkennen op de plaatjes van teksten. Ook een digitaliseringshulpmiddel, dat voor het voorspelbare, regelmatige drukwerk van tegenwoordig uitstekende resultaten oplevert, ‘maar alles van voor 1850 is dramatisch slecht’, zegt Van Dalen. Dat is te zien: OCR maakt bijvoorbeeld van ‘het menschelyk geslagt’ ‘het menfchelyk geflagt’ en achter ‘geraoedsgefïeldheid’ blijkt als je de scan bekijkt het woord ‘gemoedsgesteldheid’ schuil te gaan. Aan het transcriberen van de teksten kan in principe iedereen die zich aanmeldt meedoen. Je tikt dan de tekst in een hokje naast de OCR-versie.

Dat gezamenlijk e-Laborate gebruiken, brengt een eigen dynamiek met zich mee, vertelt Van Dalen, die met 25 vrijwilligers werkte aan de teksteditie van een Middeleeuwse encyclopedie. ‘Je moet afspraken maken. Bijvoorbeeld dat je maar vijf pagina’s per keer voor jezelf claimt.’ En de sociale controle houdt het productietempo hoog.

Inmiddels vindt e-Laborate steeds meer ingang. Net uit is de webeditie van het prozagedicht Menschen en Bergen van Lodewijk van Deyssel. Van het begin af aan gemaakt met e-Laborate. Het laat volgens Boot en Van Dalen zien dat elk project zijn eigen vragen en op te lossen kwesties oproept. Van Menschen en Bergen zijn veel verschillende versies. Van brieven is er meestal maar een.

Ook net gelanceerd is een webeditie van de brieven van Hugo de Groot. Boot: ‘Die zijn in het verleden al bezorgd. Dat duurde tachtig jaar. Het zijn er ruim 7500, en het kostte een jaar om ze terug te digitaliseren. We hebben ervoor kunnen zorgen dat de digitale versie voldoet aan de behoeften van onderzoekers. Die benaderden ons eerder al met de vraag of ze erbij mochten, omdat ze wisten dat we die bestanden in de kast hadden liggen.’ Er is een register op gemaakt dat ook mensen identificeert. Dat kan niet zomaar automatisch door de teksten te doorzoeken op namen. Boot: ‘Iemand wordt bijvoorbeeld ‘de commandant’ genoemd. Of is het ene moment kroonprins, en later koning. Wie is dat dan? Maar daar hebben we nu ‘named entity recognition’ voor. Algoritmes die zo slim zijn dat ze inderdaad eerder genoemde mensen en dingen kunnen herkennen. Steeds minder is handwerk.’

Al blijft een controlerend oog wel nodig. Even later geeft Boot nog een aardige kluif voor een computerprogramma om op te lossen. ‘In de tijd van Van Gogh was er een kunsttijdschrift dat L’Artiste heette. Maar als hij het opschrijft, bedoelt hij dan het tijdschrift of iemand die kunstenaar is?’

We zijn weer terug bij de aanleiding voor het gesprek: de Van Gogh-site. Veel van het daarvoor gedane werk is onzichtbaar. Boot zorgde bijvoorbeeld voor voldoende servers, omdat hij nog het schrikbeeld voor ogen had van de crash toen de KB live ging met Europeana, de Europese multi-media bibliotheek, die meteen massaal bezocht werd. ‘Maar dat is met de Van Gogh-site nog niet gebeurd,’ zegt hij erbij. Over het ontwerp van de site verklaart hij: ‘Het moet er intuïtief uitzien.’ Van Dalen benadrukt het belang van de bruikbaarheid. Voor boek- en webeditie zijn verschillende designers aan het werk geweest. Wat voor het een werkt, doet het niet vanzelf ook goed bij het ander.

Sommige dingen hebben ook geen van de twee edities gehaald, zoals de zogenaamde diplomatische transcriptie: dan is de tekst voorzien van codes voor zaken als ‘doorgestreept’, ‘toegevoegd’, ‘staat links onder’. Boot: ‘Het is ook niet echt nodig, omdat je zelf alle brieven kunt bekijken. Bij Van Gogh is het mooi dat je vaak kunt zien hoe hij eraan toe was. Als hij geëmotioneerd was, zijn dingen soms drie keer onderstreept.’

Wat is er echt nieuw aan de webeditie? ‘De manier waarop we dingen gecombineerd hebben, en de schaal’, antwoordt Boot na even nadenken. ‘Er zijn niet veel sites met zo veel cross reference, zo veel onderlinge links. En de leeslinten heb ik nooit ergens gezien: bovenaan de kolommen wordt steeds bijgehouden wat de laatste tien brieven waren die je geopend hebt.’ Tevreden is hij ook over de vrijheid voor de gebruiker, die bijvoorbeeld het aantal kolommen dat hij ziet, kan variëren, afhankelijk van de breedte van het scherm. En zo enorm veel middelen waren er niet beschikbaar. Desgevraagd blijkt de website een kleine twee ton te hebben gekost. ‘Het is heel bijzonder dat je zo veel geld voor zoiets krijgt’, voegt Van Dalen daar wel snel aan toe. ‘Maar het is nu dan ook voor iedereen gratis toegankelijk.’

Ze verwachten beiden dat er heel wat nieuw onderzoek gedaan zal worden met behulp van de webeditie. Boot: ‘Die is er voor de brieven, niets anders. Dus gaan we niet en passant alle schilderijen van Van Gogh dateren, of een biografie van hem maken.’ Dat is voor kunsthistorici en andere gebruikers. Die kunnen ook nog een tijd vooruit, denkt Boot. ‘Er ligt een stevige digitale basis. En als over tien jaar het design verouderd is, dan moet je dat vernieuwen, maar het fundament ligt.’

Maar natuurlijk zijn er ook nog wensen. Boot: ‘Wat we tijdens de ontwikkeling hebben laten liggen, heel dom, is de mogelijkheid ook te zoeken in de inleidingen. Maar de tijd was op.’ Intussen gaat de gedachtevorming verder. ‘Bij het Van Goghmuseum praten ze over een digitaal kenniscentrum’, vertelt hij ‘Je zou ook kunnen denken aan de brieven die de familieleden onderling schreven. Wij denken hier na over hoe dat dynamischer kan worden. Met naast de brieven ook andere kennis.’ Daar begint misschien het visioen op te doemen van Koen Kleijn, de recensent van De Groene Amsterdammer die wél heel uitvoerig en enthousiast de webeditie besprak, en ‘het hele universum van de late negentiende eeuw’ opnieuw tot leven zag komen bij de gedachte aan de gekoppelde ontsloten correspondenties van Van Goghs tijdgenoten.