Akademie Nieuws
Dr. Willem Otterspeer over de Akademie en de wereldvrede:
“Nederland was toen al een vreselijk gidsland”
Voor de liefhebber moet er een ware schat liggen te wachten. De ogen van dr. Willem Otterspeer (42) beginnen bijna te flonkeren als hij erover praat: het archief van de Akademie.
Het is sinds kort helemaal geordend, en bevindt zich in het Rijksarchief Noord-Holland in Haarlem. Een ideale en zelfs troostrijke omgeving als je Otterspeer mag geloven: “Het is wondermooi. Altijd vind je wel een dwaas verhaal of een fraaie anekdote. Een tijdje ging ik er elke zaterdag heen – het was weer eens uit met een vriendin – en je zit daar zo prettig. Om het uur gaat er een belletje en dan mag je in de rij voor een kopje thee, en wordt er gefotokopieerd.”
Zijn bemoeienissen met het Akademie-archief waren een min of meer toevallig uitstapje. Door de week is Otterspeer conservator van het academisch museum in Leiden en daarnaast schrijft hij ondermeer voor NRC Handelsblad. Van huis uit is hij historicus. Onlangs promoveerde hij op (een deel van) de geschiedenis van de universiteit van Leiden: De wiekslag van hun geest, de Leidse universiteit in de 19e eeuw heet zijn overal lovend besproken dissertatie.
In het jaar 2000 zal hij vier eeuwen Leidse universiteit in kloeke delen hebben vastgelegd, maar nu is net het manuscript voltooid van een boekje over de rol die de Akademie en haar leden speelden in de internationale wetenschappelijke wereld tussen de twee wereldoorlogen.
Pamfletten
Otterspeer bekeek, zegt hij zelf, “maar een heel klein gedeelte” van alle papieren: van het eind van de negentiende eeuw tot aan de jaren vijftig van deze eeuw. De reden was nieuwsgierigheid. Het was zijn collega in Groningen die hem op het spoor bracht van twee pamfletten die zijn interesse wekten. “Die waren van de grote psycholoog Heymans en de sterrekundige Kapteyn, prominente Akademieleden. Ze zochten het engagement van de Akademie.”
“Dit speelt vlak na de eerste wereldoorlog en het ging om de toelating van Duitsland tot een internationale academie van wetenschappen. Heymans en Kapteyn waren er fel tegen om de Duitse wetenschappers buiten te sluiten, zoals de geallieerden deden. De Akademie heeft niet naar ze willen luisteren. Hun voorstel haalde het niet, met als gevolg dat Heymans zijn lidmaatschap opzegde en dat Kapteyn nooit meer een Akademievergadering bij heeft gewoond.”
Daar was veel aan voorafgegaan. Eind vorige eeuw was het begin van een groot netwerk van internationale wetenschappelijke betrekkingen ontstaan, dat gestaag doorgroeide. Tussen 1900 en 1914 alleen al werden er meer dan 300 internationale wetenschappelijke verenigingen opgericht. Voor de eerste wereldoorlog waren er voor het eerst pogingen geweest een overkoepelende wetenschappelijke organisatie op te zetten, een ‘organisatie van organisaties’.
Otterspeer: “De Duitse academies en die van Wenen zaten al allemaal bij elkaar in het ‘Kartell Deutscher Akademien’, de Engelse Royal Society zocht contact met het vaste land en wilde medewerking aan hun ‘International Catalogue of Scientific Literature’, een soort citatie-index. Dat werkte. De academies van allerlei landen kwamen inderdaad bij elkaar, maar ze vergaderden steeds in een ander land. Nederland is zich toen gaan inspannen om alle internationale samenwerking hierheen te krijgen.”
Peace-freaks
Dat Nederlandse streven kan volgens Otterspeer door een aantal zaken verklaard worden: “Allereerst moet je je realiseren dat de Nederlandse wetenschap op een hoog plan stond. Er waren hier relatief meer Nobelprijswinnaars dan ergens anders. Iemand als Lorentz had grote invloed en gezag. Je had in die tijd een aantal echte peace-freaks, die vonden dat internationale wetenschap de vrede bevorderde. De grijze celmassa’s van de wereld moesten hier permanent ondergebracht worden. We hadden tenslotte het Vredespaleis al.”
“De Haagse arts Eykman had zelfs het plan opgevat om van Den Haag de wereldhoofdstad van het intellect te maken. Hij liet een architect een ontwerp maken voor een stad die bij Waalsdorp moest komen te liggen. Daarin zou dan het vredespaleis ondergebracht worden en een internationale academie, de Association des Academies, en nog veel meer. Ach, Nederland was toen al een vreselijk gidsland.”
Maar de eerste wereldoorlog kwam ertussen. De rol die Duitse wetenschappers daarin speelden was bepaald niet fraai. “Het was echt niet alleen Fritz Haber met zijn chloorgas”, zegt Otterspeer. “En wat heel veel kwaad bloed heeft gezet was de zogeheten ‘Aufrauf an die Kulturwelt’. Die werd breed en in veel talen verspreid. Alle Duitse hotemetoten hadden de oproep ondertekend, 93 geleerden die verkondigden dat de oorlog ze opgedrongen was, en dat Duitsland geen schuld had. Dat was de belangrijkste reden dat de Fransen en de Belgen na de oorlog niet meer aan een tafel wilden zitten met de Duitsers.”
Boycot
Toen de oorlog was afgelopen begonnen de gealieerden vrijwel onmiddellijk aan de oprichting van wat de Conseil internationale des Unions scientifiques of ook wel de International Research council zou gaan heten. De centrale machten werden ervan uitgesloten, maar wel werden dertien neutrale landen, waaronder Nederland, uitgenodigd zich bij de Conseil aan te sluiten. En daarover ontstond het conflict binnen de Koninklijke Akademie.
Heymans en Kapteyn vonden dat Nederland de uitnodiging niet aan mocht nemen zolang de Duitsers niet mee mochten doen. Wetenschap hoorde a-politiek te zijn. Otterspeer: “Tegenover Heymans en Kapteyn stonden Lorentz en de adat-rechtsgeleerde Van Vollenhoven. Die laatsten hebben verder de politiek van de Akademie tussen de wereldoorlogen bepaald. Op hun voorstel heeft Nederland zich toen opgeworpen als onderhandelaar tussen de partijen. Zij hoopten de Conseil van binnenuit te bewerken, en zo te zorgen dat de boycot van de centrale machten opgeheven zou worden.”
“Nederland sloot zich dus aan bij de Conseil en toen heeft zich een heel diplomatiek spel ontplooid. De helft van dat indrukwekkende verhaal bevond zich in de collectie van de Akademie. Ik kon het van dag tot dag, bijna van lunch tot lunch volgen, zonder dat ik met losse eindjes bleef zitten. Voor een historicus is dat heel bevredigend.”
“De andere helft kon gereconstrueerd worden uit het Lorentz-archief. Daar heeft mijn Groningse collega zich mee beziggehouden. Dat is Drs. Joke Schuller tot Peurseum-Meijer, die overigens intussen conservator in Utrecht is geworden. Met z’n tweeën hebben we dat boekje gemaakt. We hopen nu dat de Akademie het uit wil geven, want het is echt Akademie-geschiedenis.”
Wezenlijke emotie
Waarom wilde de Akademie de diplomatie in? En bereikte ze wat ze wilde? “Er was die gidsgedachte, en de latente wens om hier een internationale wetenschappelijke organisatie te hebben”, legt Otterspeer uit, “maar ik denk ook dat er sprake was van een wezenlijke emotie: de behoefte zich uit te werken onder de Duitse invloed. In die tijd had je hier zo veel Duitse hoogleraren, er waren zo veel Duitse handboeken. Pas in de jaren dertig werd dat minder en ging men zich meer op Amerika richten. Ik denk dat men de eigen wetenschappelijke onafhankelijkheid wilde bewijzen door zich te ontfermen over Duitsland.”
“En de Akademie is heel ver gegaan. Uiteindelijk liep het allemaal op een anticlimax uit. Ik kwam echt gekke dingen tegen. Zo heeft men in 1925 een poging gedaan de statuten van de Conseil te laten wijzigen: de paragraaf die de centrale machten uitsloot moest geschrapt worden. Voorzitter was toen de Franse wiskundige Emile Picard. Hij had een zoon verloren in de loopgraven.”
“De ‘neutralen’ wantrouwde hij meteen al, en hij zette alles op alles om de Duitse ‘barbaren’ buitengesloten te houden. Die statutenwijziging had hij aan zien komen, en toen het Nederlandse voorstel met tien landen voor en zes tegen aangenomen leek te worden, merkte hij fijntjes op dat de statuten alleen maar gewijzigd konden worden wanneer tweederde van alle bij de Conseil aangesloten landen ervoor waren. Maar lang niet alle landen waren aanwezig op de vergadering, vooral uit Zuid-Amerika en Azië ontbraken er altijd een heleboel. Dus zelfs als alle aanwezigen vóór hadden gestemd, dan nog had het voorstel verworpen moeten worden.”
Déconfiture
De Nederlandse pogingen gingen nog jarenlang door. Pas in 1934 hadden ze resultaat. Otterspeer: “De bereidheid van Nederland om compromissen te sluiten ging te ver. Ten slotte zaten ze toen ze hun zin hadden met nazi’s aan tafel, een déconfiture.”
Otterspeer heeft alles kennelijk met groot plezier uitgezocht. Hij wijst erop dat er nu een lacune is opgevuld: “Er bestaat een grote literatuur over dit onderwerp. Er is een Duitse dissertatie over ‘het Duitse probleem’, de Franse kant is beschreven, de Engelse en de Amerikaanse ook. De Nederlandse ontbrak echt, terwijl we toch een centrale rol hebben gespeeld.”
Overigens is Otterspeer van mening dat het hoog tijd wordt voor een volledige geschiedbeschrijving van de KNAW: “Er is tegenwoordig binnen geschiedenis heel veel belangstelling voor allerlei literaire en wetenschappelijke genootschappen. Die worden naarstig bestudeerd. Het is een manier om bijvoorbeeld goed te kijken hoe de Verlichtingsgedachte hier doordrong. De Akademie, en trouwens ook de Maatschappij voor Nederlandse Letterkunde mogen niet ontbreken. En het archief is echt heel rijk, ook aan mooie anekdotes.”