door Liesbeth Koenen ©
03-03-2009
NRC Handelsblad, NRC Next
(rubriek: Deze week spreekt / De Lezing)

Deze week spreekt…Karine van ’t Land

Middeleeuws mooi

Bloed, slijm, gele en zwarte gal. Volgens Karine van ’t Land hing het middeleeuwse idee van mooi en gezond vaak af van de vier lichaamssappen. Van ’t Land (1974) is zowel arts als historica, en werkt als junioronderzoeker middeleeuwse geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. 

Wie vonden ze mooi in de Middeleeuwen?

‘In ridderromans en poëzie vind je helder omschreven schoonheidsidealen. Bekend is het vrouwtje met het dikke onderbuikje. Een hoog voorhoofd, en een smal lang bovenlijf met hoogstaande borstjes hoorde daarbij. Het was dus even onmogelijk als nu om aan het ideaalbeeld te voldoen – dat moet blijkbaar. Er werd met korsetjes gewerkt, opgebonden borsten, vullingen voor de buik. Net als tegenwoordig.’

En mooie mannen?

‘Blonde krullen en rode lippen en wangen deden het goed. Een beetje verwijfd. Wit en rood waren belangrijk – pas na de industrialisatie verdween de witte huid als schoonheidsideaal, omdat je in de fabrieken niet bruinverbrand werd.’

‘Alle fysiologische theorieën waren overigens gebouwd op mannen. Vrouwen waren een soort afwijking van de man. De bloederige mens, de sanguinicus, was het beste. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de mens bij wie de zwarte gal overheerste, de melancholicus. Sinds de Renaissance is die sterk geromantiseerd, maar in de Middeleeuwen was hij een naarling, schraal, mager, koud. De temperamentenleer die bij de verschillende levenssappen hoorde, gaat terug op de Grieks-Romeinse arts Galenus en op Aristoteles, maar was in de Middeleeuwen heel populair. Je vindt hem in alle goedkope almanakjes.’

Wat was de bloederige mens verder voor iemand?

‘Die combineerde veel. Hij was rijk en jeugdig, kon gemakkelijk vrouwen krijgen. Hij deed niks, maakte plezier, en was heel mooi maar onpraktisch gekleed. Net als wat je nu ziet bij de Oscaruitreikingen. De hogere standen lieten zich graag zien, in kleurige kleren. Kleur was bijzonder, naarmate je lager op de maatschappelijke ladder stond verdween de kleur. Het grauw kon ook nauwelijks wassen. En de hogere standen keken vaak letterlijk op hen neer, omdat ze door betere voeding veel langer waren.’

‘Gezondheid ging samen met dat zachte, roze, vlezige. De medische blik van toen zag een vloeibare mens, een vat vol sijpelende sappen. De diagnostiek was in de Middeleeuwen dan ook heel goed, want met al die sappen was er altijd wel een reden te bedenken dat iemand ziek was. Als je nu kijkt lopen er in de ziekenhuizen heel veel mensen rond met klachten als moeheid en dergelijke waar niemand raad mee weet. Terwijl iedereen heel graag een diagnose wil.’

Een sanguinicus van nu zou pakweg Jan Smit zijn?

Lacht: ‘Ja, ook dat hersenloze. Of nee, laat ik het aardiger zeggen, dat frisse vrolijke, met veel vlees op de wangen, genietend van het leven. En een hele mooie vrouw. Maar is die niet zwanger? Bij kinderen houdt het op, de sanguinicus heeft vooral de belofte van vruchtbaarheid in zich.’

Donderdag spreekt drs. KARINE VAN ’t LAND over ‘Schoonheid en geneeskunde in de middeleeuwen’, 18.00 uur, Hippocrateszaal, route 77 Studiecentrum Medische Wetenschappen, Geert Grooteplein 21 Nijmegen. Toegang: € 7,50 (studenten gratis). Aanmelden: www.umcn.nl/mhcn

Dit interview verscheen dezelfde dag in NRC Next onder de kop ‘De bloederige mens’.