NRC Handelsblad
Mensen kijken
Oliver Sacks: An Anthropologist on Mars 319 blz., geb., geïll., Picador 1995, f 39,95
Nederlandse vertaling: Een antropoloog op Mars, vert. Han Visserman, Meulenhoff f 45,-
Temple Grandin heeft in haar slaapkamer een ‘squeeze machine’, een apparaat in de vorm van een soort trog met een zachte, dikke bekleding waar ze dagelijks in gaat liggen. Met behulp van een compressor en een bedieningspaneel kan ze zichzelf harder of zachter, gelijkmatig of pulserend laten ‘knijpen’. “Sommige mensen noemen het mijn knuffelapparaat”, zegt ze.
Grandin is een struise Amerikaanse van ergens in de veertig, een succesvolle zakenvrouw met een bedrijf dat dierenbehuizingen ontwerpt. Ze is ook autistisch.
Vanaf dat ze vijf was en zich bij de omhelzingen van een geliefde maar volumineuze tante overweldigd voelde door een mengeling van genot en panische angst, droomde ze van het toverapparaat waar ze nu ontspanning in vindt.
Het is een aangepaste versie van een kooi waarmee kalveren in bedwang worden gehouden als ze een behandeling moeten ondergaan. Grandin heeft iets met dieren, en vooral met koeien kan ze het ongewoon goed vinden. Ze begrijpt hoe koeien zich voelen, maar van mensen snapt ze, ondanks haar onmiskenbare intelligentie, bitter weinig.
“Ik voel me vaak een antropoloog op Mars”, zegt ze daarover tegen de neuroloog Oliver Sacks, die een weekend met haar doorbrengt en uit die uitspraak de titel voor zijn nieuwste boek haalde.
An Anthropologist on Mars is het laatste hoofdstuk van het gelijknamige boek, dat net als Awakenings en The man who mistook his wife for a hat – Sacks’ succesvolste werken tot dusver – beschrijvingen bevat van mensen met een uitzonderlijke neurologische afwijking.
Bijzonder is Grandin zeker. Op haar derde kon ze nog absoluut niet praten, maar inmiddels heeft ze geleerd zich te handhaven in het maatschappelijk leven. Haar methode: als een antropoloog eindeloos observeren en de videobanden in haar hoofd van wat ze gezien heeft (zo ervaart ze dat zelf) terugspoelen, en nog eens, en nog eens.
Alleen een sociaal en seksueel leven zit er voor haar niet in. Netzomin als genieten van landschappen of een zonsondergang. Intellectueel begrijpt ze die dingen wel, maar ze voelt ze niet. Grandin mist dus gevoelens die iedereen normaal vindt, maar daar staat bijvoorbeeld een fabelachtig vermogen tegenover om constructies, zoals die dierenbehuizingen, helemaal in haar hoofd uit te denken. In gedachten kan ze ze van alle kanten bekijken, ze draaien, ze van bovenaf ‘zien’, wat ze maar wil. Zo ontwerpt ze. Geen wonder dat ze vindt dat de wereld wel eens wat meer oog zou mogen hebben voor de bijdragen van autisten. Ze verdienen hun eigen plaats, waar ze rustig hun gang zouden moeten kunnen gaan, betoogt ze tegen Sacks.
Bijzonder talent
Grandin is een ‘hoog-functionerende’ autist, maar die hebben heel wat gemeen met de laag-functionerende. Bijvoorbeeld vaak een heel bijzonder talent. Sacks geeft ook een uitvoerige beschrijving van Stephen Wiltshire, een Britse jongen met een verbaal IQ van 52, maar met een bijna ongeloofwaardig vermogen zaken (vooral huizen, gebouwen en straten) na één keertje zien uit zijn hoofd na te tekenen.
Van Wiltshire is een boek met pentekeningen van een aantal Europese steden uitgegeven, waaronder Amsterdam. Een paar jaar geleden was hij te gast in het programma Karel. Een wandelingetje door Utrecht ‘s middags bleek toen voldoende om hem een paar uur later in razend tempo de Dom en nog veel meer, volstrekt herkenbaar en tot in de gekste details kloppend uit zijn hoofd te laten natekenen.
Feilloos is zijn geheugen overigens niet. Sacks laat een paar voorbeelden zien van dingen die niet helemaal juist zijn, en andere die in de loop van de tijd veranderen. Maar Wiltshire houdt altijd de ‘stijl’ vast. Dat kan de stijl van een bepaald huis zijn, maar ook de stijl van iemand anders. Een gezicht van Matisse blijft een typisch Matisse-gezicht, ook al tekent hij het zes keer anders.
Hoe kan dat? Sacks schetst in zijn boek opnieuw met een brede kwast de schrille kleuren en fijne nuances van de wonderen van de menselijke geest.
Wie The man who mistook etc gelezen heeft, zal door dit boek overigens niet erg verrast zijn. Niet alleen worden er in An anthropologist on Mars opnieuw autisten besproken, er zit ook weer een verhaal in over iemand die door een hersenbeschadiging geen nieuwe bewuste herinneringen kan aanmaken (The last hippie, een fan van de popgroep de Grateful Dead, die is blijven steken in 1970), en de beschrijving van een ‘Touretter’, iemand met tics, die dwangmatig bewegingen en geluiden maakt en allerlei dingen roept (vaak taboewoorden).
Dit keer gaat het om een chirurg die tijdens operaties verandert in een volkomen ticloze persoon die zijn eigen gedrag perfect in de hand heeft. Het mooie van die ‘reprises’ is dat ze laten zien dat geen twee gevallen ooit hetzelfde zijn. Minder geslaagd vind ik dat Sacks zich niet lijkt te ontwikkelen. Hij past, onaardig gezegd, hetzelfde trucje keer op keer toe.
Sacks is een meester in het ‘freaks’ een menselijk gezicht geven. Het mededogen, optimisme en enthousiasme waarmee hij zijn patiënten en anderen neerzet, voorkomt een aapjes-kijken-gevoel bij de lezer. Maar hij blijft naar mijn smaak te veel steken in ‘mensen kijken’.
Sacks stelt zich vooral op als een verslaggever, een ooggetuige, en veel minder als een onderzoeker. Voor een neuroloog lijkt hij wel heel weinig geïnteresseerd in neurologie.
Hij zegt zelf altijd een romanticus te zijn, die wil aansluiten bij de traditie van zijn Russische collega Luria, die uitvoerig gevalsbeschrijvingen maakte (bijvoorbeeld van de man met Een teveel aan geheugen), maar sinds Luria hebben we heel wat bijgeleerd over de werking van de hersenen.
Kunst
Sacks mag vooral graag uitweiden over allerlei oude literatuur, en het is natuurlijk lovenswaardig dat hij deels vergeten grootheden uit de mottenballen haalt (ook al kent hij aan alles en iedereen eenzelfde mate van ‘autoriteit’ toe, of het nu gaat om vakgenoten of om Freud of Proust of Augustinus of Arthur Conan Doyle), maar dat hoeft toch het volgen van nieuwe ontwikkelingen niet in de weg te staan.
Hij zal er ook heus wel kennis van nemen, maar het kan hem kennelijk niet echt boeien. Sacks vertelt bijvoorbeeld dat Grandin in haar pogingen greep te krijgen op wat autisme nu is, zich verdiept heeft in de nieuwste onderzoeken en technieken, en dat ze geconcludeerd heeft dat daar vooralsnog geen eensluidend antwoord uitkomt.
En dat is het dan. Over wat er wél uitkomt geen woord. Wat valt er bijvoorbeeld te zien op pet-scans (afbeeldingen van ‘het brein in werking’) van autisten?
En neem het verhaal over ‘Virgil’, iemand die als klein kind blind was geworden en die door een operatie zijn gezichtsvermogen terugkrijgt, maar helemaal niet blijkt te kunnen ‘zien’. Nergens noemt Sacks het fenomeen van de ‘kritieke periode’ waarin je zenuwstelsel en het bijbehorende gezichtsvermogen zich moeten ontwikkelingen, terwijl er Nobelprijzen zijn verdiend met het onderzoek naar katjes die in de eerste tijd van hun leven geblinddoekt werden en daardoor blind bléven.
Tekenend is in dit verband ook dat de illustraties in het boek vrijwel allemaal kunst betreffen. Naast Wiltshires tekeningen de schilderijen van een schilder die op een kwade dag zijn vermogen kleuren te zien verloor, en doeken van een naar Amerika geëmigreerde Italiaan die in feite nog steeds leeft in het schitterende Toscaanse dorpje van zijn jeugd. (Wat er nu precies mis met hem is, wordt overigens niet duidelijk.)
Maar nergens in het boek staat een plaatje van de hersenen, terwijl Sacks van tijd tot tijd kwistig met frontaalkwabben en occipitaalgebieden rondstrooit. Waar zitten die?
Sowieso wordt er in sommige passages ineens allerlei jargon gebruikt. Dat stoort, en maakte mede dat ik ondanks de vaak meeslepende en verbijsterende verhalen, het boek met een onbevredigd gevoel dichtdeed.
Deze week is het overigens verschenen in een helaas niet al te soepele vertaling van Han Visserman. Van Grandins ‘squeeze machine’ maakt hij bijvoorbeeld een ‘klemtoestel’, en het Engels valt iets te gemakkelijk in de Nederlandse formuleringen terug te lezen.