door Liesbeth Koenen ©
16-02-1991
Vrij Nederland

Biografie

Meer willen, maar niet kunnen weten over Beauvoir

Er komt wel steeds meer materiaal over Simone de Beauvoir in de openbaarheid, maar als je er geen gebruik van maakt is het voor niets.

SIMONE DE BEAUVOIR
door C. Francis en F. Gontier
vertaling Margreet Hirs
Uitgever de Prom, 364 p., f 45,–

Toen ik twintig was vrat ik de boeken van Simone de Beauvoir. Vooral haar memoires lieten me doorlezen tot het bedlampje wel weer uitkon. Als er een schrijver bestaat die mijn leven beïnvloed heeft dan is het De Beauvoir, en ik weet dat ik daarin buitengewoon onorigineel ben.

Generaties vrouwen (en mannen hoop ik altijd maar) hebben in De Beauvoir het levende bewijs gezien dat het allemaal ook heel anders kan. Dat je een leven kunt leiden van studeren, werken, reizen en niet veroordeeld bent tot trouwen, kinderen, huishouden. Dat je met andere woorden kunt kiezen. 

Meer vrouwen dan voorheen, maar minder dan zij graag gezien had, hebben in navolging van De Beauvoir voor financiële zelfstandigheid en een zekere emotionele onafhankelijkheid gekozen. Bij iedereen loopt het natuurlijk in de praktijk weer anders (het aantal Sartres en schrijftalenten om maar eens iets te noemen is nogal beperkt), maar De Beauvoir was en is een voorbeeld voor veel vrouwen.

En vrouwen zijn nieuwsgierig, luidt het cliché. Wel, voor mij gaat dat op: razend nieuwsgierig was ik naar alles wat De Beauvoir gedaan, gedacht, gevoeld had. Heerlijk dat ze daar zelf over geschreven had, maar bij het lezen van haar memoires (Een welopgevoed meisje, De bloei van het leven, De druk der omstandigheden, Alles welbeschouwd en grote delen van de roman De Mandarijnen waarnaar in de autobiografie verwezen wordt) werd ik eigenlijk alleen maar steeds nieuwsgieriger.

Want ze liet me met veel te veel vragen zitten. Prachtig, zo’n ideale relatie met Sartre die zich niets aantrok van andere verliefdheden, maar zo eenvoudig kon het toch niet wezen? Hoe was het mogelijk dat ze die meeslepende liefdesgeschiedenis met Nelson Algren liet lopen? En hoe zat het eigenlijk met seks in haar leven? Ik kon me niet voorstellen dat De Beauvoir nooit verteerd werd door gruwelijke twijfels over politieke kwesties, dat die vele vriendschappen en gesprekken in het café altijd zo gezellig en inspirerend waren, dat ze zo zeker was over haar schrijftalent, enfin, ik wilde al lezend alleen maar méér weten.

Natuurlijk, er zitten heel wat weggevers verstopt in De Beauvoirs autobiografie, maar als lezer moet je wel verdomd goed tussen de regels doorlezen. Helemaal onbegrijpelijk is dat niet: het is nu eenmaal prettiger je eigen leven als een success story te zien. Anderen moeten daar maar nuances in aanbrengen.

Dat is dan ook wat ik verwachtte van de biografie van C. Francis en F. Gontier (die eerder ongepubliceerde teksten van De Beauvoir bij elkaar brachten, waarvan een deel ook weer in Nederland uitgegeven is onder de titel Wij vrouwen) die onder de simpele naam Simone de Beauvoir gepubliceerd is. Het boek was klaar voor De Beauvoir (op 14 april 1986, 78 jaar oud) stierf, en de schrijfsters hebben haar tien jaar lang geregeld gesproken en geïnterviewd.

Wat een gemiste kans! Stinkend jaloers ben ik dat ze de gelegenheid hadden De Beauvoir uit te vragen over van alles. Ze hebben het niet gedaan.

Ik kan in Simone de Beauvoir met de beste wil van de wereld niet meer zien dan een samenvatting van haar autobiografische werk, waarin nu de pseudoniemen door de echte namen vervangen zijn. Mooi dat die vastgelegd zijn natuurlijk,maar daar heb je geen hele biografie voor nodig. Zeker niet een die verder precies dezelfde sfeer ademt als de autobiografieën: dezelfde dingen worden besproken (er moet altijd en overal gewerkt worden, De Beauvoir is dol op lange wandeltochten en lekker eten, met Sartre loopt het allemaal vanzelf goed), dezelfde dingen blijven onbesproken (hoe zat dat eigenlijk met die studentes die allemaal zo aan De Beauvoir hingen, waarom kreeg ze zo’n ruzie met Camus?).

Francis en Gontier citeren verder vooral uit de interviews van anderen, bijvoorbeeld Alice Schwarzer (in Nederland voor een klein prijsje te koop onder de titel Gesprekken met Simone de Beauvoir) tegen wie De Beauvoir onder andere zei spijt te hebben niet explicieter geweest te zijn over haar eigen seksleven.

Het zal mijn perverse nieuwsgierigheid wel zijn, maar als ik dat tegenkom denk ik onmiddellijk: waarom zijn Francis en Gontier daar dan niet eens een middagje over gaan praten? Waarom hebben ze De Beauvoir niet aan het woord gelaten over haar gevoelsleven ná Sartre, of over alle filosofische theorieën die een rol in haar leven speelden? Hoe keek ze toen ze over de zeventig was aan tegen het existentialisme? Tegen China, tegen Cuba en Rusland, allemaal landen die ze bezocht had.

Ik kan zo honderd vragen bedenken waarop ik geen antwoord krijg. Het zijn er zelfs nog meer dan toen ik, een stuk jonger, De Beauvoirs werk voor het eerst las. Misschien heeft De Beauvoir geen antwoord willen geven, maar dat had dan toch vermeld moeten worden.

Eerlijk gezegd krijg ik nu de indruk dat de schrijfsters zo tegen de grand old lady van het feminisme (al heeft het heel lang geduurd voor ze zichzelf feministe wilde noemen, en toen nog moest ze niets van radicalisme en het ‘vrouwen-zijn-beter-syndroom’ hebben) opkeken, dat ze ook helemaal geen kritiek of een beetje tegenspel wílden geven.

Daar komt dan nog eens bij dat hun boek bepaald niet goed geschreven is, en dat ze vergeten de bronnen voor hun beweringen en citaten te geven. Vaak is het volmaakt onduidelijk wie iets wanneer en waar heeft gezegd. Was alles in een begeesterd, meeslepend verhaal terecht gekomen dan was ik daar misschien niet zo over gevallen, maar nu denk ik telkens: hoezo? Wie vond dat dan?

Toen Simone de Beauvoir in 1985 in Frankrijk uitkwam, was het voor het eerst dat er materiaal uit de brieven van Nelson Algren (die overigens stierf aan een hartaanval nadat hij ’s middags tegen een journaliste verschrikkelijk tekeer was gegaan over het feit dat Simone zijn brieven in haar boeken gebruikt en dus gecommercialiseerd had) gebruikt werd.

Dat was natuurlijk mooi, hoewel ik het nog interessanter zou vinden die hele briefwisseling gewoon zelf te lezen. Maar inmiddels is er al zoveel meer verschenen: de onvolprezen biografie van Annie Cohen-Solal over Sartre bijvoorbeeld, en De Beauvoirs eigen, verloren gewaande brieven aan Sartre. Aan het beeld van het perfecte stel is nogal getornd.

De vertaling die de Prom dacht nu uit te moeten brengen komt dan ook een beetje als mosterd na de maaltijd. Kranten en tijdschriften hebben inmiddels volgestaan over De Beauvoirs onhebbelijkheden, depressies, affaires met vrouwen, noem maar op. 

Francis en Gontiers Simone de Beauvoir zorgde er wel voor dat ik de autobiografie weer door ging bladeren, en me voornam nu toch eindelijk De Tweede Sekse eens helemaal uit te lezen. Want Simone de Beauvoir, hoeveel nare trekjes ze ook gehad moge hebben, blijft een intrigerende dame. Haar ideeën zijn nog altijd de moeite waard om kennis van te nemen (ook die over de ouderdom), maar er moet hoognodig een andere biografie over haar geschreven worden.