door Liesbeth Koenen ©
06-1992, nr. 18
Akademie Nieuws

Prof.dr. P. Borst, winnaar van de Dr. H.P. Heinekenprijs voor biochemie en biofysica:

“De medisch-biologische wetenschap boekt uitzonderlijke successen”

“Een boot ofzo aanschaffen?” Prof.dr. Piet Borst (58) moet lachen om het idee: “Nee, ik word zeeziek op een boot. En dat is ook veel te tijdrovend. Ik vrees dat het grootste deel van het geld in moleculair biologisch onderzoek zal gaan zitten. Er zijn nog genoeg knelpunten.” Borst, wetenschappelijk directeur van het Nederlands Kanker Instituut in Amsterdam, ontvangt binnenkort f 250.000,-, het bedrag dat verbonden is aan de hem toegekende Dr. H.P. Heinekenprijs voor biochemie en biofysica.

Het fundamentele kankeronderzoek van de arts en biochemicus Borst is al vele malen eerder bekroond. “Het is in de wetenschap als in de muziek”, zegt hij daarover, “een beperkt aantal mensen krijgt alle aandacht, te veel aandacht. Je moet een paar dingen ontdekken die in leerboeken komen. En je moet in staat zijn problemen te identificeren waar met de huidige kennis iets aan te doen is, die rijp zijn voor een oplossing. Verder is ijver belangrijk. Ik ben enorm ijverig in mijn werk, mijn vrouw kan dat beamen. De interessantste dingen worden gevonden als de meeste mensen al hebben afgehaakt. Je moet dat extra beetje inspanning opbrengen. Zeker in dit vak moet je bovendien veel weten, en kunnen werken met een team, want alleen kom je er niet.”

Borst is er gekomen. Hij is zelf ook heel tevreden over wat er binnen zijn vak bereikt is. Toen eerder dit jaar het wetenschapskatern van NRC Handelsblad tien jaar bestond, was hij een van de dertig prominenten uit verschillende disciplines die in die krant hun mening mochten geven over de grenzen van hun vak.

Borst was de enige die geen fundamenteel onoplosbare problemen meer zag. “Theorie klaar, nog geen therapie” was de kop boven het interview. Samenvattend luidde zijn betoog dat het DNA-onderzoek voor de grote sprong voorwaarts gezorgd heeft: kanker wordt, zegt Borst, veroorzaakt door een verandering in de regelgenen, het erfelijk materiaal dat betrokken is bij de deling en differentiatie van de cel.

“Ik heb op allerlei terreinen van de biochemie onderzoek gedaan”, vertelt hij in zijn werkkamer, “maar op dit moment ben ik in twee punten geïnteresseerd. Ten eerste in de antigene variatie in trypanosomen. Trypanosomen zijn eencellige parasieten die onder meer in de tseetseevlieg leven en vandaar slaapziekte bij mensen kunnen verwekken. Zo’n trypanosoom heeft het vermogen om ‘van mantel te verwisselen’, op zo’n manier dat de afweer van zijn gastheer steeds een stap achterop blijft.”

Om uit te leggen hoe dat in zijn werk gaat stalt Borst een arsenaal aan pennen, etuis en wat dies meer zij uit op tafel. “De anti-lichamen van de gastheer richten zich op de buitenkant van de trypanosoom, op zijn mantel. Trypanosomen hebben een geweldige klerenkast vol manteleiwitten, ze trekken steeds andere aan. Zo’n twintig procent van het DNA, van de erfelijke informatie, wordt besteed aan die verschillende mantels. Ze hebben er meer dan duizend.”

“Een van de mechanismen die trypanosomen gebruiken om van mantel te wisselen is het volgende: eerst wordt er een kopie gemaakt van het DNA voor zo’n mantel, dat wil zeggen van een gen. Die kopie wordt verplaatst naar een plek waar dat gen wordt afgelezen, tot expressie komt. Het mantel-gen dat oorspronkelijk op die plek zat, wordt bij die operatie vervangen, zodat het trypanosoom op dat moment een nieuwe mantel gaat maken.”

“Zo’n genverplaatsing noemen we een transpositie, en die transposities zijn ook bij het onstaan van kanker van belang. Niet zo lang geleden hebben we ontdekt dat het systeem nog ingewikkelder is dan we dachten. Een mantel-gen blijkt niet maar op één plaats tot expressie te kunnen komen, er is nog een tweede plaats, en een derde en een vierde. Hoe zo’n expressieplaats wordt aangezet, wat maakt dat zo’n plaats actief is, daar willen we nu achterkomen. Daarmee kom je bij de fundamentele vraag hoe een cel regelt dat sommige genen aanstaan. In levercellen bijvoorbeeld zijn lever-specifieke genen actief. Waarom? Dat willen we weten.”

Platte organisatie

In het Nederlands Kanker Instituut werken een kleine 400 mensen mee aan het onderzoek. Borst is bij veel betrokken, maar houdt toch ruim tijd voor eigen onderzoek: “Het is hier gelukkig een platte organisatie en wij vergaderen niet zoveel. In de rest van Nederland heeft zich een ongelooflijke wetenschappelijke bureaucratie ontwikkeld. Ik ben een van de laatsten van mijn generatie die nog heel direct betrokken zijn bij onderzoek.”

Hij vertelt over het tweede onderzoekspunt waar hij zich mee bezighoudt: “Dat is het mechanisme van resistentie tegen kankerchemotherapeutica. Je ziet vaak dat een tumor goed reageert op een bepaalde combinatietherapie: hij krimpt. Maar dan op een gegeven moment gaat hij weer groeien. De tumorcel is resistent geworden. Wij onderzoeken hoe dat gaat. Eén van de mechanismen die we hebben helpen ontrafelen bleek te berusten op een moleculaire pomp in de celmembraam. Die pomp stelt de kankercel in staat om geneesmiddelen naar buiten te pompen. We hebben nu een tweede vorm van zo’n uitpompmechanisme gevonden en proberen daar ook de moleculaire basis van op te helderen.”

Borst wijst op het praktische belang van dit onderzoek: “Het opent mogelijkheden om bij de patiënt vooraf na te gaan of een tumor gevoelig is voor de chemotherapie die je wilt toepassen. Als je weet welk eiwit verantwoordelijk is voor resistentie, en je kunt dat ook bepalen in een klein monstertje uit het gezwel, dan kun je voorkomen dat iemand wél de bijwerkingen van chemotherapie te verduren krijgt zonder dat het resultaat heeft. “

“Dat is in ieder geval een stapje. Door zoveel mogelijk resistentiemechanismen op te helderen hopen we de behandelende dokter methoden in handen te geven om de chemotherapie effectiever te maken. Maar dat is een lange-termijn ambitie.”

Het hart van Borst ligt bij het onderzoek. “Daar lig ik wakker van”, zegt hij zelfs. “Maar ik heb het wel getrofffen met mijn vak. In de afgelopen 30 jaar heeft de medisch-biologische wetenschap uitzonderlijke successen geboekt en het eind is nog niet in zicht. Dan blijf je wel enthousiast. Wat ik in mijn leven heb meegemaakt is iets fantastisch’. Toen ik begon met kankeronderzoek was het nog volstrekt onduidelijk waar het hem in zat, nu weten we dat het altijd om een beschadiging van het DNA gaat.”