NRC Handelsblad
De kunst van het effectief schelden
Maledicta
Waarschijnlijk is haat toch hetgeen dat hem gaande houdt. Haat tegen de hypocrisie, en haat tegen wat hij consequent ‘Cacademia’ (‘de Universischijt’) noemt. Reinhold Aman is een naar Amerika geëmigreerde Beier. Hij heeft zelf een doctorstitel in middeleeuwse literatuur en filologie, en hij is hoofdredacteur, uitgever, verzender en alles tegelijk van een uniek tijdschrift: Maledicta, the international journal of verbal aggression.
Maledicta gaat over beledigen, schelden, vloeken, kortom: over verbale agressie als fenomeen. Het tijdschrift verscheen voor het eerst in 1977 en inmiddels zijn er tien delen. Alle in de kleur van de haat: geel. Oplage: 4000, abonnementen in 73 landen, abonnees in Nederland: ongeveer 40.
De tegenstand die Aman in de loop der jaren te verwerken heeft gekregen is fors. Het aantal bijdragen in Maledicta dat onder pseudoniem verschijnt opvallend hoog. Toch heeft Aman met zijn werk een doel voor ogen dat overal elders als volstrekt eerzaam gezien wordt: hij wil dat een universeel verschijnsel in kaart wordt gebracht.
In het ´Editorial´ van het allereerste nummer wijst Aman op het merkwaardige feit dat artsen over de meest misselijkmakende onderwerpen mogen schrijven, maar dat degenen die zich met schelden en vloeken bezighouden worden beschouwd als paria’s of perverselingen. Het taboe dat rust op beledigende termen, zelfs in een wetenschappelijke context, is op zichzelf al een interessant onderwerp voor wetenschappelijk onderzoekers uit allerlei disciplines: van psychologen en antropologen tot filologen, sociologen en taalkundigen.
Maledicta houdt zich in principe bezig met alle talen, tijden en culturen. Artikelen gaan over de relatie tussen christenen en moslims in de Balkan, over Karl Marx als “maledictor’ (“kwaadspreker’), over seksuele verwensingen uit Japan en de negatieve benamingen van medisch personeel voor hun patiënten (“ondankbare patiënt’ is er eentje die doodgaat). Maledicta inventariseert de nare grappen over de ontplofte Challenger, kijkt welke vieze woorden in welke woordenboeken zijn opgenomen (en concludeert dan bijvoorbeeld dat er speciale “schone’ Texaanse edities bestaan, te vergelijken met een aparte Van Dale voor Staphorst), beschrijft de bijnamen en beledigingen die verschillende bevolkingsgroepen voor elkaar gebruiken, ontwerpt vragenlijsten die bij onderzoek kunnen helpen.
Verbale agressie is voorzover dat na te gaan valt ook van alle tijden: inderdaad, reeds de oude Egyptenaren lieten ons in hiëroglief-vorm een nu drieduizend jaar oude verwensing na: “Moge een ezel met je copuleren! Moge een ezel met je vrouw copuleren! Moge je kinderen met je vrouw copuleren!’. Het eerste deel van deze kreet leidt naar het schijnt in het Midden-Oosten nog altijd een bloeiend bestaan. Reden voor Aman om genoemd hiëroglief op te nemen in de collectie verwenskaartjes die Maledicta-lezers kunnen bestellen (een mooie om aan een vijand te sturen is ook´Moge al je tanden en kiezen uitvallen, behalve een, zodat je nog kiespijn kunt krijgen!´).
De verwensing schijnt overal voor te komen, maar hij is vaak lang, en vereist in veel gevallen creativiteit van de verwenser. Waarschijnlijk dat je ze daarom minder vaak tegenkomt dan simpele scheldwoorden, hoewel bijvoorbeeld ‘krijg de grafkanker achter je hart zodat de dokter er niet bij kan’ in Nederland toch een zekere bekendheid heeft verworven. ‘Krijg een houten kindje door je neusgaten’ is in sommige kringen ook populair, en Vrij Nederlands ‘Geknipt voor u’ kwam laatst met een heel moderne: een ruitewisserbiljet op een slecht geparkeerde auto waarop de bestuurder toegewenst werd dat hij zonder benzine kwam te staan, ‘om 17.15 uur in de Maastunnel in Rotterdam’.
De laatste voorbeelden laten zien dat verbale agressie zeker niet altijd het gebruik van taboewoorden betekent. Het laat trouwens ook zien dat schelden verschrikkelijk grappig kan zijn. Maledicta is ook daarom een merkwaardig tijdschrift: het heeft wetenschappelijke pretenties, maar je moet vanzelf regelmatig lachen als je erin leest.
Dat laatste is overigens zeker ook de bedoeling van Aman, die wat mij betreft zelf de allermooiste artikelen schrijft. Goed en effectief schelden is een kunst die maar weinigen beheersen. Aman heeft het in de vijfentwintig jaar dat hij zich nu met verbale agressie bezighoudt volledig onder de knie gekregen. Maar voor de meeste mensen is schelden een simpele uitlaatklep die, zo vertelt Aman zijn tegenstanders ook altijd, moord en doodslag voorkomt.
De macht van het woord is groot. Het is een merkwaardige gedachte dat het uitspreken van een aaneenschakeling van bepaalde klanken daadwerkelijk oplucht of pijn doet. Welke klanken daartoe in staat zijn hangt enkel en alleen af van de toevallige betekenis die ze in een bepaalde taal hebben (de Turken schijnen in ieder geval vroeger bij het voorlezen of citeren uit de koran alle passages te hebben overgeslagen waarin het woord ‘am’ voorkwam: ‘am’ is Arabisch voor ‘of’, maar Turks voor ‘kut’).
Een rode draad in de artikelen van Maledicta is het beledigen van autoriteiten, waarbij god natuurlijk nummero 1 op de lijst staat. Maar ook grappen over filmsterren en politici of andere beroemdheden vallen in die categorie. Aman houdt een ruime definitie van verbale agressie aan: eigenlijk alle woorden of combinaties van woorden die je op de een of andere manier van je stuk brengen, je op het verkeerde been zetten.
Iemand voor dom uitmaken is misschien nog wel de meest gangbare belediging ter wereld. In Maledicta komt het telkens terug, en ook de middelen lijken wel universeel: dieren (ezel), geslachtsorganen (lul) en uitwerpselen (drol) leveren de standaardscheldwoorden. Het zijn rijke bronnen, en ze worden flexibel toegepast. Niet alleen op domheid, maar op ongeveer alles wat in negatieve zin afwijkt.
In de ene cultuur heeft het een de overhand, in de andere het ander: Duitsers en Amerikanen gebruiken bijvoorbeeld wat meer uitwerpselen (Scheisse, shit), wij meer genitalia (kut, klote) om ongenoegen te uiten. Het gaat ook om multi-inzetbare woorden. Zeker in het Nederlands kun je er vanalles mee doen: zelfstandige naamwoorden worden bijvoeglijk (lul-lullig, pis-pissig), of een werkwoord (lullen, kloten), of een soort voorvoegsel dat iets negatiefs aanduidt (kutweer, klotestreek, lulargument).
Als voorvoegsel zijn ook ziektes nog steeds in trek (klere-, tyfus-,pokke-, pest-), waarbij gezegd moet worden dat de ziektes die hier niet of nauwelijks meer voorkomen minder ‘sterke’ scheldwoorden opleveren dan nog steeds dodelijke aandoeningen als kanker (kankertrut, of, gehoord uit de mond van een ontevreden puber voor de spiegel: ‘kankerhaar’) en aids. Het laatste wordt zelfs nooit als algemeen voorvoegsel gebruikt, alleen ‘aidslijer’ valt geregeld te horen.
Waar verschillen tussen culturen vandaan komen (waarom is voor Amerikanen alles ‘fucking’?) is iets waarover je alleen kunt speculeren. Maar het is interessant te zien dat in verschillende culturen dezelfde dingen taboe zijn. En dat al die taboes toch weer geen echte taboes zijn, omdat ze er bij kwaadheid en de lust te kwetsen toch uitkomen.
Bladeren en lezen in Maledicta zet aan het denken. Op de eerste plaats roept het voortdurend de behoefte op om eens na te gaan ‘hoe wij dat zeggen’ (hoog tijd dat er een groot artikel over het Nederlands komt), maar daarnaast roept het vragen op over de creativiteit van taal en over menselijke agressie. Aman schuwt niets: racisme, seksisme, xenofobie, ze bestaan, dus hij geeft het weer. ‘They say it, we print it’ (ze zeggen het, wij
drukken het af) is van het begin af aan het motto van het tijdschrift geweest. Daarmee wordt een bronnenverzameling aangelegd die uniek in de wereld is, en die voor het eerst ook de kans geeft verschuivingen te gaan volgen. Welke scheldwoorden of scheldgebruiken blijven, welke veranderen? Daar valt op dit moment nog maar erg weinig over te zeggen.
Veel verder dan verzamelen gaat Maledicta overigens niet: van theorievorming zijn hooguit af en toe kleine aanzetjes te vinden.Dat moet iets te maken hebben met het feit dat, (zeker in het preutse, religieuze Amerika waar toch de meeste bijdragen vandaan komen en de meeste abonnees zitten), een wetenschapper het zich niet kan permitteren van verbale agressie een serieus onderzoeksobject te maken.
Dat dat met humor en eufemismen wel kan is op z’n zachtst gezegd raar. Wat juist zo opvalt bij het lezen van Maledicta is dat die vlak tegen verbale agressie aanliggen. Eufemismen hebben als tegenhanger taboewoorden die ingezet worden bij schelden. De zaken en mensen waartegen we ons willen afzetten zijn dezelfde zaken en mensen waar we grappen over maken.
Heel veel humor is natuurlijk pure verbale agressie. En bijna altijd gaat het dan om afwijkingen van de ‘norm’, en wel de norm van de verbale agressor: vrouwen vinden mannen niet normaal, en vice versa, dus maken ze seksistische grappen. Voor blanken en negers, homo’s en hetero’s, buitenlanders en binnenlanders, gelovigen en ongelovigen geldt hetzelfde. Grappen en schelden zeggen zowel iets over de samenleving waarin ze te horen of te lezen zijn, als over de menselijke psyche. Voer genoeg dus, en niet alleen voor psychologen.
Alle nummers van Maledicta zijn nog steeds verkrijgbaar. De Maledicta Press heeft ook nog een aantal andere uitgaven: een herdruk van een boek uit 1944 vol scheldwoorden en uitdrukkingen van verschillende volkeren voor elkaar bijvoorbeeld, waarin de Hollanders niet gespaard worden, en een collectie How do they do it’s (nauwelijks vertaalbaar: ‘Mountain climbers do it on top’‘Linguists do it with their tongues’, ‘Anne did it frankly’).
Deze maand is Aman bovendien een Nieuwsbrief, Maledicta Monitor, begonnen. In de eerste aflevering onder andere grappen en scheldwoorden voor Saddam Hoessein (‘The Butcher of Baghdad’, en als je ‘Saddam’ van links naar rechts leest klinkt het als ‘mad ass’: ‘razende reet’), en een bibliografie van onlangs verschenen boeken op het Maledictaterrein, waaronder Arendo Joustra’s Homo-erotisch Woordenboek.