door Liesbeth Koenen ©
09-10-2000
NRC Handelsblad
(rubriek: Zeggen en Schrijven)

Zeggen en Schrijven

Lef en schwung

“Vet cool!” had een ongetwijfeld jonge bezoeker in het gastenboek geschreven. Had hij uitgezocht waar zijn naam vandaan kwam? Een wonderlijke dialectuitdrukking proberen thuis te brengen voor de dialectwedstrijd? Moppen getapt uit de moppenbank? Of gewoon een Turkse pizza en poffertjes gegeten in de Nederlandse multicultikeuken?

Ter ere van de wetenschapsweek was het gisteren onder andere bij het Meertens Instituut in Amsterdam open dag. Ze verzamelen en onderzoeken daar van alles dat met dagelijkse cultuur en met taalvariëteiten te maken heeft. U kent het waarschijnlijk als Het Bureau, en dat het zo veel enthousiasme weet te ontlokken aan een kind stemt mij hoopvol.

De bedoeling van de wetenschapsweek is om iedereen buiten de onderzoekswereld te laten zien wat daarbinnen gebeurt. Maar ik vrees ondertussen dat het tekenend is dat Voskuils boekenreeks het instituut meer bekendheid heeft gegeven dan honderd open dagen en honderd stukjes in de krant daarover ooit voor elkaar zouden hebben gekregen.

Ga nou eens kijken hoe de kunstmafia het doet, riep Rob van Hattum laatst de Nederlandse wetenschap toe, die naar zijn zeggen uit een stelletje grijze muizen bestaat die zich niet durven te presenteren. Van Hattum is eindredacteur van Noorderlicht, het wetenschapsprogramma van de VPRO-televisie, en voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Wetenschapsjournalisten die laatst vijftien jaar bestond en dat samen met de ook jubilerende onderzoeksorganisatie NWO vierde. Zijn smakelijke tirade (“introverte briljante sufkoppen”, “…€infiltreer, chanteer desnoods…€ maar doe wat!”) stond op 30 september in het wetenschapskatern van deze krant afgedrukt.

Het grappige is dat bij dezelfde gelegenheid diezelfde Van Hattum op zijn kop kreeg van Martinus Veltman, vorig jaar samen met Gerard ’t Hooft winnaar van de Nobelprijs voor natuurkunde. Hij kreeg toen uiteraard de complete Nederlandse pers over zich heen, maar dat was hem slecht bevallen. De verslaggeving was prut, vond Veltman, die het geestig samenvatte als: “Iedereen weet nu dat ’t Hooft en ik die prijs gekregen hebben voor het hebben van onenigheid.” Ook Van Hattums Noorderlicht had nou net het geschil tussen de twee eruit gepikt.

Wiens schuld is het nu? Waarom haken zo veel mensen meteen bij het woord ‘wetenschap’ al af? Hoe komt het dat de onderzoeksbudgetten in Nederland belachelijk laag zijn? Waar ligt de verklaring voor het wonderlijke feit dat de overstap van een literaire auteur naar een andere uitgever overal artikelen en commentaren oplevert, terwijl er bij het vertrek van een ijzersterke onderzoeker naar het buitenland nog niet het kleinste berichtje afkan? Het laatste heeft voor de Nederlandse cultuur heel wat meer gevolgen.

Ik denk dat Van Hattum en Veltman alletwee groot gelijk hebben. De gemiddelde Nederlandse onderzoeker moet hoognodig eens wat lef en schwung aan de dag gaan leggen. En dat wil niet zeggen dat ze hun resultaten moeten opblazen of versimpelen. Ze hoeven maar twee dingen te leren.

Het belangrijkste is dat ze zich aanwennen om in gewone, liefst aanstekelijke woorden te vertellen wat ze doen, en geloof me: dat kan altijd, bij elk type onderzoek. Kwestie van flink oefenen op de buurvrouw en het kleine neefje. Daarnaast moeten ze hun blik verruimen. Het barst van de onderzoekers die helemaal weggekropen zijn in hun kleine, eigen hoekje, waar ze sinds jaar en dag hun werk doen. Ze weten zelf niet meer waar dat hoekje zich bevindt. Maar het brede verband is nu eenmaal waar de buitenwereld, terecht, in geïnteresseerd is.

Journalisten moeten ook bijleren. Er is de veel te grote categorie die eens met lef en schwung moet gaan schrijven. Want tjongejonge, wat zijn stukken over wetenschap nog vaak taai en saai. Maar de oplossing daarvoor zit hem niet in makkelijke sensatieberichtgeving over ‘herrie in de tent’.

Wie een aantrekkelijk, toegankelijk stuk wil maken over wetenschappelijk onderzoek moet zelf heel goed begrepen hebben waar het over gaat. Dat vreet tijd. Dus alleen extra investeringen van zowel verslaggevers als onderzoekers kunnen maken dat we voortaan niet langer een hype als Het Bureau nodig hebben om op ruime schaal een blik in de onderzoekswereld te kunnen werpen. Trouwens, in het echt doen de meeste onderzoekers, anders dan Voskuil, niet met gêne en een voor-spek-en-bonen-gevoel hun werk.