door Liesbeth Koenen ©
12-05-1990
Vrij Nederland

Krijgen jongetjes meer complimenten?

Een onderzoek naar kennisverwerving van vrouwen

Vrouwen en kennis, door Mary Field Belenky, Blythe McVicker Clinchy, Nancy Rule Goldberger, Jill Mattuck Tarule. Vertaling: Gerda Pancras, Uitgever Contact, 288 p.

 

“Waarom twijfelen zoveel vrouwen aan hun intellectuele capaciteiten?” Dat wilde ik ook wel eens weten. De achterflap van Vrouwen en kennis beloofde het antwoord op die vraag, dus begon ik het te lezen. Wel, het heeft me weken gekost, maar ik heb het uit.

Het boek bleek een soort onderzoeksverslag van vier Amerikaanse psychologes, gebaseerd op “diepte-interviews” met 135 vrouwen van allerlei leeftijden, met zeer uiteenlopende opleidingen en achtergronden. Het was de schrijfsters bij hun werk(“onderzoek naar de intellectuele, morele en psychologische ontwikkeling van adolescenten en volwassenen in het onderwijs en in therapeutische situaties”) opgevallen dat zoveel vrouwen onzeker waren over hun eigen kunnen, en dat ze dikwijls spraken over problemen en leemten in hun opleiding.

Daarom wilden de schrijfsters onderzoeken hoe vrouwen kennis verwerven. Om ook iets over de groei van kennis te kunnen zeggen interviewden ze veertig van de 135 vrouwen na een jaar of langer nogmaals.

Interessante vraagstelling, voor de methode valt zeker iets te zeggen, dus dat moet haast wel een boeiend boek opleveren. Tot op zekere hoogte is het dat ook. Alleen is het voor mij volmaakt onbegrijpelijk dat vrouwen die zich een boek lang druk maken over de ontoegankelijkheid van veel kennis voor vrouwen, zelf zulk ontoegankelijk proza maken. Hun rapportage is een hoogst wonderlijk mengelmoesje van persoonlijke gevoelens of gedachten en verschrikkelijk psychologenjargon.

Op de allereerste pagina melden de dames al dat ze “zelfs wel eens huilden” bij meningsverschillen over de opzet van het boek. Verderop gaat het voortdurend over “kentheoretische posities”, en het mengen van die persoonlijke betrokkenheid met jargon leidt tot het opnemen van passages als: “Het is een bepaald soort van spreken: ‘Spreken dat onze binnen- en buitenwereld tegelijkertijd aanboort en aanraakt binnen een gemeenschap van anderen met wie wij een diepgevoelde, grotendeels onzegbare, maar elke dag hernieuwde intersubjectieve realiteit delen’.”

Spoelt u maar even, ja. Misschien ben ik wel te veel door mannen geindoctrineerd, maar dat gekokketeer met tranen en diepgevoelde gevoelens maakt me ongelooflijk kregel. En al die dikke, maar meestal volstrekt lege woorden daarnaast, benemen me het zicht op de ontwikkeling die de schrijfsters proberen te schetsen. (Ten dele zal het ook aan de vertaling liggen, die bepaald niet soepel te noemen is. En iemand die de “sign language” van doven met “tekentaal”, in plaats van met “gebarentaal” vertaalt maakt mij nogal argwanend.)

Als ik het goed begrepen heb dan wordt er in Vrouwen en kennis, heel kort samengevat, ongeveer het volgende verteld: kennis verwerven dat gaat als het ware in fasen. En die fasen onderscheiden zich van elkaar in de manier waarop de kennisverwerver tegen kennis aankijkt. Wie net komt kijken gelooft alles wat de meester zegt, en denkt bovendien zwart-wit: iets is waar of niet waar.

Vervolgens breekt het inzicht door dat de meester niet altijd gelijk hoeft te hebben. Dat leidt tot een ietwat obstinate houding: dat kan hij wel zeggen, maar ik vind lekker toch dat het anders zit. Dat kan ik niet beargumenteren, maar zo voel ik het nu eenmaal. Daarna komt de fase waarin argumenten weliswaar waardevol worden gevonden, maar waarin toch iedereen “recht op een eigen mening heeft”. Dan komt de tijd dat de kennisverwerver boven alles dingen wil begrijpen, voors en tegens tegen elkaar leert afwegen, om tenslotte in de fase te belanden dat hij zelf ook nieuwe kennis kan produceren.

In grote trekken zijn deze fases gelijk voor mannen en vrouwen. Ze zijn, voor mij in ieder geval, herkenbaar: hoe meer en hoe langer je “leert”, hoe meer je erachter komt dat de meeste dingen niet zo eenvoudig in elkaar zitten of opgelost kunnen worden als je soms wel zou willen. Het kost tijd en moeite om erachter te komen dat er erg veel “grijs” bestaat en dat veel zaken van meer kanten bekeken kunnen worden. Steeds meer autoriteiten vallen daarbij van hun voetstuk. Je zou kunnen zeggen dat je daar in fasen achter komt. Alleen komen volgens Vrouwen en kennis vooral veel vrouwen (meer dan mannen) nooit verder dan de eerste of tweede fase.

Waarom? Het hele boek is gelardeerd met stukjes interview, verhoudingsgewijs de best verteerbare teksten. Daaruit spreekt schrikbarend vaak grote angst, een ontstellende onzekerheid en daarmee samenhangend een idiote autoriteitsgevoeligheid. Het griezeligst vind ik de groep die de schrijfsters de “stemlozen” noemen: vrouwen aan wie op de lagere school alles al voorbij ging. Die het gevoel hebben dat er in een totaal andere taal tegen ze gesproken wordt. Die kortom geen vat kunnen krijgen op kennis.

Dat moet een nachtmerrie zijn. En juist deze verhalen hebben er dan ook voor gezorgd dat ik het hele boek uitgelezen heb: ik wilde een verklaring. Die geven de schrijfsters niet echt. Hun methode om de interviews vooral “op zich in te laten werken” stond dat waarschijnlijk ook niet toe. De compilatie van fragmenten suggereert een paar dingen: een ouderlijk huis waar niet gepraat wordt, zorgt voor een slechte start. Seksueel misbruik (en steeds vaker duiken er cijfers op die me kippevel bezorgen, zo vaak schijnt dat voor te komen) veroorzaakt helemaal een isolement om koud van te worden. Terwijl anderzijds stimulans en schouderklopjes een mens wel verder brengen.

Geen schokkende conclusies nee. Eerder clichés. En wat onverklaard blijft, is waarom vrouwen zo veel vaker onzeker en bang zijn dan mannen. Zouden jongetjes nou echt zo veel meer prikkels en complimenten krijgen? In gezinnen waar niet met de kinderen gepraat wordt, maar waar ouders liever een mep uitdelen bij wijze van opvoeding, zal ook met de jongens niet gesproken worden lijkt mij.

Hoewel de schrijfsters zich niet als hardboiled feministes voordoen, krijgt toch de mannenmaatschappij een groot deel van de schuld. En dan gaat het niet alleen om die complimentjes, maar ook om de opzet van het onderwijs. Vrouwen voelen zich, om redenen die nergens gegeven worden, beter thuis bij wat de schrijfsters “verbonden kennisverwerving” noemen. Daar bedoelen ze, alweer: als ik het goed begrepen heb tenminste, ongeveer mee dat vrouwen het best leren als de leerstof aansluit bij hun eigen ervaringen, als ze kunnen overleggen, alles in hun eigen tempo mogen doen en als ze kunnen samenwerken met anderen. Anders dan mannen willen ze liever begrijpen en accepteren dan beoordelen. En liever samenwerken dan debatteren.

Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik raak lichtelijk geirriteerd bij deze slotconclusie. In plaats van vrouwen over hun angst voor enge dingen heen te helpen willen de schrijfsters van het boek die angst als het ware omzeilen. En begrijp ik goed dat vrouwen dan andere opleidingen zouden moeten volgen dan mannen? Daarmee vergroot je mijns inziens de ongelijkheid tussen de seksen. Dat kan toch de bedoeling niet zijn?

Als gewoonlijk bij dit soort boeken blijven de mannen vrijwel helemaal buiten beeld. En ik denk eerlijk gezegd dat mannen het ook eng vinden om bijvoorbeeld te moeten oordelen en debatteren. Dat moeten ze ook leren, ook al krijgen ze dan meer aanmoediging dan vrouwen. Een klein kwaadaardig stemmetje in mij piept na lezing van Vrouwen en kennis de hele tijd: wat kunnen vrouwen toch ook ontstellend ZEUREN. Laten ze toch in vredesnaam hun blik eens een beetje verruimen door zich te richten op dingen die niet bij hun “directe persoonlijke ervaring aansluiten”. Dingen in je eigen tempo doen? Ja, prachtig, maar de echte wereld stikt nu eenmaal van de deadlines.

Net als van de tegenstanders: je kunt het best met “samenwerken” en “begrip” proberen, maar dat zal niet alle problemen oplossen. Het is waanzin te denken dat je je bij alles wat je leert ook “betrokken” kunt of moet voelen. Ik zou willen roepen: ouders breng al je kinderen, ongeacht hun sekse, bij dat leren leuk maar niet gemakkelijk is. En dames: steek niet zoveel tijd in genavelstaar en gewroet in gevoeligheden. Ga eens gewoon aan het werk. Maar ik zei het al: misschien ben ik al te veel door mannen geïndoctrineerd.