Akademie Nieuws
Drs. Jan Vink, winnaar van de Van Walree Prijs over wetenschap in beeld brengen:
“Is dit de geur van de film?”
Presentatrice Paula Patricio dartelend door groene Hollandse weiden, met achter zich aan een ellenlang rood-wit lint, zoals de politie bij afzettingen gebruikt. Dat lint stond voor ons DNA, het beeld was vrolijk en de uitleg glashelder. Een rondje DNA heette de serie korte televisieprogramma’s die door heel veel mensen gezien werd, een hoge waardering kreeg en nu nog steeds op talloze scholen vertoond wordt. Maar toen bioloog en filmmaker Jan Vink in 1993 met het plan kwam om voor een breed publiek nou eens aantrekkelijk en begrijpelijk uit te leggen hoe het staat met onze kennis van de genetica, moest hij eerst een jaar leuren door Hilversum. Terwijl Vink toch met een aardige buidel subsidiegeld binnenkwam, de omroep hoefde maar een kwart zelf te financieren.
Nu eert het bij de KNAW ondergebrachte Van Walreefonds Vink, onder andere vanwege die serie, met de tweejaarlijkse prijs voor ‘de beste journalistieke prestatie op het gebied van de medische wetenschappen’. Eerder gingen de f 25.000,- naar Ria – Vinger aan de Pols – Bremer, NRC Handelsbladwetenschapsredacteur Wim Köhler en geneticus prof. H. Galjaard. De jury, onder leiding van prof. Paul Schnabel, koos met algemene stemmen zijn werk uit dertien inzendingen van verschillend pluimage. Men vond zijn ‘vertalingen’ van de uitkomsten van medisch onderzoek en medische ontwikkelingen van hoog niveau.
Ambitieus jong ventje
Al meer dan zijn halve leven brengt Vink, die net 50 is, wetenschap in beeld. Onderwijzer was hij toen hij begon. “Maar je mag nooit de onderwijzer uithangen”, zegt hij. “Film moet altijd uitdagen, open eindigen. Het mag voor de kijker niet voorspelbaar zijn.”
Begin jaren zeventig solliciteerde hij bij Teleac dat de series Natuurkunde is overal en Chemie is overal wilde gaan maken. “Daar trof ik een ambitieus jong ventje, een sterrenkundige met een opvallend accent. Hij heette Chriet Titulaer”, grinnikt Vink, “en met hem werken was heel inspirerend.” Vink herinnert zich uit zijn Teleactijd scènes in een zwembad dat met een handje ijzerchloride blauw gekleurd werd, en spectaculaire opnames met een kooi van Faraday waar het hoogspanningslaboratorium van de KEMA de bliksem in liet slaan. Op het moment dat hij even de kooi uitgestapt was, dat wel, maar zo werd het niet in beeld gebracht.
“Alles leek rond, maar het hoofd van het laboratorium wilde het niet doen met mij in de kooi”, zegt hij, “en daarna zat ik met een dilemma, een gewetensconflict omdat ik van mensen die de uitzending gezien hadden te horen kreeg dat ik zo dapper was. Dat was wennen. Nu truc ik alles bij elkaar.”
Lesboeren
Vorig jaar maakte Vink voor Teleac nog Wetenshoppen, dat onverwacht hoog scoorde.”Maar dan continueren ze dat weer niet”, verzucht Vink, die ook vindt dat ze bij Teleac soms te veel op lesboeren zijn gaan lijken. Hij stapte indertijd over naar Horizon, het nu bijna legendarische wetenschapsmagazine van de NOS, waarvan hij zowel presentator als redacteur was. Vele jaren stond hij met één been in Hilversum en een ander in een klaslokaal — eerst van een basisschool, daarna van een HAVO en een pedagogische academie. In de avonduren studeerde hij biologie.
Televisie en films maken leerde Vink in de praktijk, maar in 1986 volgde hij er toch nog een opleiding voor, aan de Media Academie in Hilversum. Een paar jaar daarvoor had hij het onderwijs voorgoed verlaten. Over hoe je iets goeds over wetenschap moet maken heeft hij inmiddels uitgesproken ideeën. “Als het scenario maar goed is”, zegt hij. “Dat is een gouden wet.”
En een goed scenario krijg je maar op een manier: je verschrikkelijk goed inwerken. “Je moet de materie zelf heel goed kennen. Pas dan kan je een leuk programma maken”, legt Vink uit. “Want dan kun je kiezen, en wordt het spannend. Degenen die met mij aan een productie meedoen kennen ook alle ins en outs van de problematiek waar het over gaat. Met een goed scenario wordt de rest dan gewoon vakwerk. Goede teksten, vormgeving, muziek, montage. Ik heb nooit discussies op de set, en ook bij de montage is een halve blik vaak genoeg. Je moet alleen voortdurend kijken: is dit de geur van de film?”
Kill your darlings
Ook moet je bereid zijn je darlings te killen. Vink vond bijvoorbeeld dat hij twee scènes moest vermoorden die hij voor In de familie had opgenomen, een video die hij met zijn eenmansbedrijf Science Productions maakte in opdracht van een vereniging met een onmogelijk lange naam: de ‘Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties betrokken bij erfelijke en/of aangeboren aandoeningen’ (in de wandeling vrolijk afgekort als V.S.O.P.), die hem later zou voordragen voor de Van Walree Prijs. “We hadden uren opgenomen in het Wilhelminapark in Utrecht”, lacht Vink, “met heel veel licht, want het was ’s nachts, speciale politie-ontheffingen en weet ik wat al niet meer. Daar is niets van inde film terechtgekomen. Daar werd de film beter van. De kijker heeft natuurlijk geen boodschap aan het feit dat jij ergens dagenlang aan gewerkt hebt.”
Het moet goed zijn, dat is het enige dat telt. Vink garandeert zijn opdrachtgevers dat hij doorgaat tot ze tevreden zijn. En hij is blij met zijn onafhankelijkheid. “Je werkt harder, maar je bepaalt zelf de kwaliteit van je eindproduct. En het scheelt in gezeur. Met je eigen bedrijf heb je niet te maken met een of andere afdeling die voortdurend roept ‘dat is niet begroot’. Ik kan nu zelf beslissen dat een dure draaidag voor niks is geweest.” Wat niet wegneemt dat de budgetten waarmee hij moet werken zelden of nooit ruim zijn, maar dat kan weer tot creatieve oplossingen leiden. Ongeveer de helft van wat Vink maakt, biedt hij zelf aan, voor de andere helft komen ze naar hem.
Scheefgetrokken
“De V.S.O.P. wilde een jongerenmagazine over DNA-onderzoek in het dagelijks leven. Ik ben toen in de materie gedoken, heb met artsen, patiënten, onderzoekers gepraat, en ik dacht al snel: dat DNA dat zal wel, dit gaat over dilemma’s. Over de wetenschap die de patiëntenwereld binnenkomt. Dat je denkt: jezus mina, wat zou ik doen in zo’n geval? En daar moet je drama van maken. Het mag niet scheefgetrokken worden door een te grote hoeveelheid informatie. Je moet iets hebben dat discussie oplevert. De V.S.O.P. snapte dat meteen, dat was het leuke.”
Dus liet Vink amateur-acteurs twee casussen uit de praktijk naspelen. Drie broers, wier vader een erfelijke vorm van schildklierkanker krijgt, moeten eerst beslissen of ze zich wel willen laten testen, en daarna met de uitkomsten verder zien te leven. Het ene broertje dat het genetisch defect niet geërfd heeft, blijkt het daar moeilijk mee te krijgen. Hij voelt zich een buitengesloten in gezelschap van de drie andere mannen die het verder zonder schildklier moeten doen. Nadruk op de psychologisch kant ligt ook bij het meisje dat bang is dat in haar familie een erfelijke vorm van borstkanker voorkomt. “Die film blijkt op allerlei niveaus raak te zijn”, zegt Vink met lichte trots. “Op scholen wordt hij veel gedraaid, maar eerstejaars psychologie en huisartsen in de nascholing krijgen hem ook te zien.”
De prijs is Vink ook speciaal toegekend voor deze video, én voor het laatste dat van hem op de televisie te zien was: een serie discussieprogramma’s over medisch-ethische zaken onder de titel Het souterrain. Dit keer kreeg Vink ongeveer negentig procent van de financiering van te voren rond, en nog was het moeilijk een omroep te vinden. Het werd het IKON uiteindelijk.
Hedy d’Ancona
Met wetenschap op tv lijkt het er in Vinks lange carrière bepaald niet beter op geworden. “Vroeger hadden omroepen nog een boodschap, die wilden allemaal iets”, luidt een deel van zijn verklaring. “Nu wordt er direct afgerekend op de kijkcijfers, en een programma krijgt niet meer een paar seizoenen de kans. En die heb je wel nodig. Programma’s moeten groeien.” Verder blijkt Hedy d’Ancona een onuitwisbare invloed in Hilversum achtergelaten te hebben.
“Een paar jaar geleden won ik met Govert Schilling de TROS/PWT-scenariowedstrijd”, vertelt Vink. “Daar hoorde bij dat het winnende scenario ook uitgevoerd zou worden. Wel, dat is nooit gebeurd. De TROS dacht namelijk het geld daarvoor van het Stimuleringsfonds Culturele Omroepproducties te krijgen. We zijn daar ook wezen praten, en men vond het ook een heel aardig scenario. Maar toen Hedy d’Ancona dat fonds oprichtte werd ‘cultuur’ zo gedefinieerd dat wetenschap erbuiten viel. Enfin, we hebben daarna nog van alles geprobeerd, van Discovery tot de Wereldomroep, maar zonder budget bleek het een onmogelijke opgave.”
Het Klokhuis
Maar stel nu eens dat het budget géén probleem zou zijn, dat Vink helemaal zelf mocht verzinnen wat hij wilde maken? Hij weet het meteen. Een volwassen versie van een van de dingen waar hij met de meeste liefde aan gewerkt heeft: Het Klokhuis dat nog steeds dagelijks op het derde net wordt uitgezonden, na het Jeugdjournaal. Vink was een van de initiatiefnemers voor dit hogelijk gewaardeerde kinderprogramma, en ook de warmste pleitbezorger om er een stevige portie wetenschap in te stoppen. Hij werkte er jaren aan mee.
“Wetenschap, cultuur en de samenleving in de vorm van sketches, dat hebben we afgesproken toen we begonnen”, zegt Vink, nog steeds enthousiast. “We wilden geen reportages, maar hele kleine documentaires. Dus dan gingen we het hebben over het grondwater in Nederland, maar ja, dat kun je natuurlijk niet zien. Dan lieten we presentator Bas Westerweel met een aanhangwagen met een kuub zand aan komen rijden bij de Utrechtse heuvelrug. Die bak kieperden we om, en dan wees Bas: ‘Kijk, we staan nu hier, dit is die heuvelrug. Wat nou als het gaat regenen?’ En dan pakte hij een grote gieter, goot die over die hoop zand, enfin, die manier van doen is het handelsmerk van Het Klokhuis geworden.”
En elementen daaruit kwamen ook terug in Een rondje DNA, dat liet zien dat een dergelijke aanpak niet tot kinderachtige televisie hoeft te leiden. Acteurs inzetten en liedjes kan wat Vink betreft ook prima voor volwassenen. “Een magazine dat de actualiteit op afstand volgt, en dat goed gemaakt wordt”, stelt hij zich voor. Dat betekent in elk geval dat het niveau van een reportage, waarbij een cameraploeg eens komt kijken wat er aan de hand is, overstegen moet worden. Het zwaartepunt moet voor Vink altijd bij de voorbereiding liggen. “Alleen dan kun je een invalshoek kiezen en dat maakt het pas leuk. Dat is bij een krantenstuk ook zo.”
“Het is echt onzin dat wetenschapsprogramma’s saai en moeilijk zouden zijn. Dezelfde wetten gelden als voor alle films. Je kunt bijvoorbeeld maar heel weinig communiceren met film. En je moet aldoor zorgen dat het niet saai wórdt. Wat je dikwijls ziet is dat ze wetenschappers over de verkeerde dingen aan het woord laten. Je moet niet pakweg Galjaard laten uitleggen wat een chromosoom is, dat kun je beter zelf doen.”
Pit
“Vaak is het ook aardiger om de aio’s een verhaal te horen vertellen dan hun professor. Bij hen zit de pit, de fascinatie, de fantasie nog. En een zekere onbesuisdheid. Maar de neiging is altijd meteen naar die professor te stappen, die vervolgens het gevoel heeft dat iedereen meeluistert. En dan krijg je die grijze teksten, die enorme zorgvuldigheid van formuleren die wel een tweede natuur lijkt geworden. Dan was het zulk leuk onderzoek, hebben ze zulke mooie dingen gevonden, als ze het dan vertellen denk ik: mijn moeder is allang afgehaakt. Ik zeg niet dat je nooit met een professor moet gaan praten, maar het automatisme zou eruit moeten.”
Misschien komt het droommagazine er nog wel eens. Ook dan zal Vink talenten willen stapelen. Want hoe blij hij ook met de prijs is, er moet hem toch iets van het hart: “Zonder nou meteen in termen van de jaren zeventig te vervallen, film maken is een groepsproces. Ik kan het niet in mijn eentje.”