NRC Handelsblad
(rubriek: Zeggen en Schrijven)
Zeggen en Schrijven
Ik ben fijn
Moet ik de hoop dan maar opgeven? Ik ben zo langzamerhand bang dat ik het nooit leer. Net vier weken door Amerika getrokken en weer honderden keren ‘Hoe zijn jullie jongens het vandaag aan het doen?’ gehoord, maar aan het end van de reis kon ik nog stééds de neiging tot een echt antwoord nauwelijks onderdrukken.
Ik weet het al jaren, ‘How are you guys doing today?’ betekent niet meer dan ‘Hallo’, maar dat blijft op de een of andere manier een oppervlakkig weetje, niet iets dat ik me zo eigen heb gemaakt dat ik automatisch de goede reactie geef. Telkens als ik niets terugzeg, of vlakjes ‘Fine’ mompel, zoals het hoort, voel ik me een onbeleefde hork.
Het rare is dat eigenlijk juist de andere partij dat is. Volslagen onbekende obers, hotelhouders of winkeljuffrouwen vragen je in Nederland niet hoe het met je gaat bij wijze van begroeting. Dat wel doen, doorbreekt onze codes. Je neiging: desalniettemin welwillend ingaan op de vraag.
Ik weet niet wat er zich in mijn binnenste afspeelt bij deze zich steeds herhalende gelegenheid, maar het lijkt wel of codes, rituelen, beleefdheidsformules ‘dieper’ zitten dan de toevallige taal. Ze laten zich in elk geval minder makkelijk vervangen dan de klanken en grammatica van je eigen taal.
Je moet ook een stap verder. Letterlijk terugvertalen helpt je alleen van de wal in de sloot. In feite moet je gewoon vergeten wat de woorden in ‘Have a nice day’ betekenen, en die klankreeks in zijn geheel opslaan en er het etiketje ‘Tot ziens’ opplakken. Zoals je andersom ‘Nee, dank u’ in de Amerikaanse horeca dient te vervangen door de letterlijke vertaling van ‘Ik ben fijn’. Ook dat blijf ik lastig vinden. ‘I’m fine’ zeggen, klinkt in mijn eigen oren of ik toneelspeel.
En je moet het ook zo verschrikkelijk vaak zeggen. De beleefdheid schrijft in de Verenigde Staten immers voor dat het bedienend personeel je elk moment komt vragen of alles wel naar wens is, en of je nog iets wil. In Nederland zal geen barman het in zijn hersens halen om je voordat je glas bier leeg is, aan te bieden een nieuwe te tappen. In het betere restaurant hier is vragen of het smaakt en of je nog iets nodig hebt zoveel als een doodzonde.
Toch wennen dat soort ‘onbeleefdheden’ van de andere partij gek genoeg makkelijker dan die van jezelf. Ik kijk ook niet meer op van het tempo waarin de gangen opgediend worden in Amerika. Ik weet bovendien dat de vraag ‘Kan ik nog iets voor u halen?’ wil zeggen ‘Zal ik de rekening maar brengen?’, en ik voel me als die prompt arriveert terwijl mijn bord nog half vol is veel minder weggekeken dan de eerste keer dat ik het land bezocht (gezellig blijft overigens iets anders). Sterker nog, toen ik dit maal in een wegrestaurant bijna een half uur op mijn bestelling moest wachten, ben ik verontwaardigd gaan klagen. Dat zou hier niet gauw in me opkomen. Maar de formule ‘I’m fine’ uitspreken, blijft een ongemakkelijk gevoel geven.
Beleefd zijn in een vreemde taal is altijd lastig. Nog zo een: hoe maak je netjes duidelijk dat je een fooi wilt geven van zo- en zoveel? Wat is het protocol in Amerika? ‘Geef me maar tien dollar terug’, of ‘Maak er maar vijfentwintig van’ werkt niet, heb ik gemerkt. Daarmee bezorg je de ander kennelijk dezelfde onzekerheid die je zelf voelt bij allerlei omgangsrituelen. Personeel kijkt je een beetje raar aan, en gaat toch het complete wisselgeld staan uittellen. Met gênante vervolgdialogen als gevolg.
Onderweg heb ik me vaak afgevraagd waarom ze mij op school nooit het standaardantwoord ‘I’m fine’ bijgebracht hebben. Ze doen in al die schoolboekjes wel alsof alles over ‘dagelijkse situaties’ gaat, maar in de praktijk blijk je al gauw met je mond vol tanden te staan. Het moet toch simpel zijn? Ik ben tenslotte ook van het kinderlijke idee afgebracht dat ‘Welke tijd is het?’ een wel erg merkwaardige manier is om te vragen hoe laat het is. Dan moet het vrij eenvoudig zijn om in de klas een Amerikaans-restaurant-scenario te oefenen.
De juiste openingszinnen kennen, is goud waard in het intermenselijk verkeer. Het zijn basisvaardigheden, die tegelijk juist speelruimte geven. Want heb je je door het juiste taalgebruik geïdentificeerd als een keurig, net iemand, dan kun je je daarna gerust allerlei fouten permitteren.