De Groene Amsterdammer
Kees Sorgdrager over Den Haag
Hoe hoort het eigenlijk?
Kees Sorgdrager, De bolhoed van Piet de Jong, Uitg. Balans, 176 blz.
Eerst de kritiek, dan hebben we dat maar gehad: stom van die oubollig aandoende titel. Wie wil er nou iets weten over De bolhoed van Piet de Jong? Een boekje herinneringen van een parlementair verslaggever-in-bijna-ruste dat zo heet, riekt naar tuttigheid, flauwe nostalgie en een overmaat aan ‘opa vertelt’.
Maar wie oud genoeg is om zich Kees Sorgdrager te herinneren (“Is dat die man met dat lieve gezicht en die mooie stem?” vroeg een vroege dertiger me. Ja, die is het), kan voorspellen dat in diens verhalen humor en zachte ironie de toon bepalen. Wie tot afgelopen juni wel eens op zondagochtend om tien uur radio een had aanstaan, weet het trouwens ook. Het was een goede greep van de redactie van het VPRO-radioprogramma OVT om Sorgdrager, die maar liefst twintig jaar bij Den Haag Vandaag zat, en daarna bij de radio onder meer voor Met het oog op morgen ging werken, te vragen gesproken columns voor ze te maken.
Die columns zijn de basis voor het boekje, en de meeste zijn in 2001 en de eerste helft van dit jaar uitgesproken. Omdat OVT over geschiedenis gaat, moesten Sorgdragers bijdragen dat liefst ook doen. Maar juist in die periode was er wel erg veel dat het hart van een rechtgeaarde parlementair verslaggever flink wat slagen sneller deed kloppen. Die zeer recente historie sijpelt dan ook aldoor door de nu verzamelde columns heen.
Zo is bijvoorbeeld het bijwonen van de Leefbaar Nederland-vergadering waar Fortuyn lijsttrekker werd voor Sorgdrager aanleiding herinneringen op te halen aan de later in het CDA opgegane Christelijk Historische Unie, die óók oranje als partijkleur had. CHU-leden staken bij stemmingen oranje vlaggetjes omhoog. Er zijn meer beelden die voor je geestesoog blijven zweven: Joop den Uyl die zich op een vliegveld in New York geweldig staat op te winden bij de KLM-balie over een gemiste aansluiting, terwijl Relus ter Beek naast hem bijna zijn lachen niet kan houden. Ruud Lubbers die in hemdsmouwen de trap afkomt om te kijken wie er ’s avonds aangebeld had bij het Torentje om hem nog even iets te vragen.
Maar de rode draad die alle namen, gezichten en gebeurtenissen uit het Haagse verleden verbindt, zijn Sorgdragers opmerkingen over de collega’s van nu. Hoe luchtig ook de toon is, hoezeer het uitstekend geschreven boekje ook als heerlijke bedlectuur kan dienen, het is wel degelijk ook Sorgdragers ‘journalistieke testament’ geworden. Een soort ‘Hoe hoort het eigenlijk in de Haagse journalistiek’. En dat is voor Sorgdrager niet zoals het nu gaat: met te weinig afstand en gewoon feiten, en met veel te veel opinie, onzinopwinding en waan van de dag. Het is een wel vaker gehoorde klacht, maar Sorgdrager heeft extra recht van spreken, en houdt journalisten telkens de spiegel van hoe het ook kan voor. Onbedoeld illustratief in dit verband is het begrip dat hij van meet af aan heeft voor het succes van Pim Fortuyn. Een kwestie van wél goed gevolgd hebben wat er leefde.
Voor Sorgdrager is goede journalistiek ook een vertrouwensrelatie opbouwen met degenen van wie je het moet hebben. Daarover bieden de columns een paar concrete kijkjes in de journalistieke keuken. Onder het kopje ‘De wandelgangen’ beschrijft Sorgdrager de slimme deal die hij maakte met CDA-kamerlid Mateman, die een afwijkend standpunt had over de kruisraketten, daar weliswaar kort iets over gezegd had in een radioprogramma, maar geen woordvoerder over dat onderwerp was. Een regulier interview kon dus niet. De onderling overeengekomen oplossing: Sorgdrager kwam met draaiende camera langs, Mateman sputterde netjes, en kon zijn fractie later uitleggen dat hij niet onsportief had willen wegvluchten.
Mooi is ook het verhaal over VVD’er Theo Joekes die Sorgdrager opbelde na een slapeloze nacht die gevolgd was op een interview met Ischa Meijer. Pas bij het nagesprek had Joekes verteld wat hij echt van toenmalig VVD-leider Ed Nijpels vond. Daarmee was het on-the-record gesprek voor Ischa gereduceerd tot flauwe kost, die hij niet wilde publiceren. Maar Joekes vertrouwde er niet helemaal op. Toen Sorgdrager vervolgens Ischa belde, bleek die ook een beroerde nacht gehad te hebben: ‘Zulk prachtig materiaal, en ik kan er niks mee doen’. Er verscheen nooit een letter over in de krant.
Mij stemt het treurig dat Kees Sorgdrager in de Haagse journalistiek totaal geen school gemaakt heeft. Zijn eigen voorbeeld was de legendarische Bob Spaak, over wie hij schrijft: “Ik voelde me thuis bij zijn toon, de toon van het understatement, wars van poeha, maar sprekend voor de goede verstaander, afstand nemend en toch betrokken.” Een beter zelfportret had hij niet kunnen schetsen.