door Liesbeth Koenen ©
04-06-1987
NRC Handelsblad

“Het zijn kinderen, we zouden ze ook dolgraag echt grootbrengen”

De chimpansee Dar kan in Amerikaanse gebarentaal “ijs” zeggen, en “schoen” en “boom”. “Kat” en “hond” haalt hij nog wel eens door elkaar, en iets dat eetbaar is wordt soms gewoon alleen maar “eten” genoemd. Dar gaat ook naar een echte W.C. en draagt truitjes. Plaatjes kijken in een boek of een tijdschrift behoort tot zijn favoriete bezigheden. Gesproken mensentaal heeft hij nog nooit gehoord.

Mr en Mrs. Gardner zijn de pleegouders van Dar. Twee vriendelijke al wat oudere Amerikaanse onderzoekers die inmiddels een halve dierentuinpopulatie tijdelijk in hun laboratorium hebben gehad. De chimpansee Washoe was de eerste en is nog steeds de beroemdste. Ze is nu de twintig gepasseerd en heeft een aangenomen zoontje dat Loulis heet. Haar mensenopvoeding heeft maar een jaar of zes geduurd, en ook Dar, Tatu en Moja worden niet langer uitgebreid getraind.

Misschien was dat nog het belangrijkste wat de Gardners afgelopen vrijdag tijdens hun lezing in Amsterdam te vertellen hadden: de vraag of mensapen kunnen leren praten kan niet met stelligheid beantwoord worden zolang niemand ze ooit een mensenopvoeding heeft gegeven die doorliep tot ze volwassen waren. In de woorden van Beatrix Gardner, na afloop: “Je zou toch ook niet willen dat de mogelijkheden van onze soort, de mens, afgemeten werden aan wat een kind kan? Het zijn kinderen, en we zouden dolgraag de kans krijgen ze groot te brengen tot ze een jaar of 12, of 15 zijn. Pas dan is een chimpansee volwassen.”

De interessante vraag is volgens de Gardners niet of apen een menselijk taalvermogen hebben. Wat zij willen weten is hoeveel chimpansees kunnen leren, op welk punt mensen- en apenwegen scheiden. Het was hun idee om te proberen daarachter te komen door mensapen gebarentaal te leren. Het niet-spreken van de dieren kon immers aan een puur fysiek onvermogen liggen. Deels hebben ze daar in ieder geval gelijk in gekregen. Geen aap heeft het ooit verder gebracht dan de vier woordjes “mama”, “papa”, “kop” en “op”, en wat ik Dar op film zag doen ging wel wat verder.

Een keurig, voor iedereen te controleren dubbelblind onderzoek staat op video. Dar krijgt plaatjes van allerlei dingen te zien, en herkent inderdaad heel verschillende schoenen als “schoen” en heel verschillende bloemen als “bloem”. Op zichzelf genomen hoeft een dergelijk vermogen niet echt verbazing te wekken: in de vrije natuur zou een aap al heel snel uitgeaapt zijn als hij niet in iedere bloem een bloem kon zien.

Overigens is in het verleden de werkelijkheid van dit soort onderzoek wel eens wat mooier gemaakt: uit hun verband gerukte fragmenten film werden achter elkaar geplakt, waardoor de indruk werd gewekt dat mensapen de ene zinvolle uiting na de andere deden. Dat heeft voor veel argwaan gezorgd en zal wel de reden zijn dat de Gardners een stukje film met een test lieten zien. Dar zelf was van dat idee niet echt ondersteboven: gapend werkt hij zich door de serie dia’s heen, en halverwege gebruikt hij de smoes die ieder kind kent: hij moet plassen.

Zijn gebaren komen er wat aapachtig uit (ja, wat wil je), maar met zijn lange slungelarmen maakt hij voor iedereen herkenbare bewegingen. Na de test doorstaan te hebben mag Dar “vrij spelen” en raakt al snel verdiept in wat volgens zijn pleegouders zijn lievelingsboekje is. Het is er een met plaatjes van allerlei dieren en terwijl hij “leest” en bladert maakt hij de bijbehorende gebaren voor “paard” en aanverwante zaken.

Dat was eigenlijk veel interessanter om te zien dan het plaatjes benoemen in opdracht. Nog interessanter is het dat Dar, Washoe en de andere chimpansees de gebaren onderling nog steeds gebruiken, ook nu ze niet langer geïnstrueerd worden. (Dat dat niet meer gebeurt is overigens te wijten aan geldgebrek.) Sterker nog: ze geven hun kennis door. Washoe had indertijd een ander gebaar voor “deken” geleerd dan de rest. Ze heeft zich inmiddels aangepast aan de meerderheid en hun gebaar overgenomen. Haar geadopteerde zoontje Loulis heeft alle gebaren van de andere chimpansees geleerd: zodra hij in de buurt kwam hielden de mensen op met gebarentaal spreken, en Loulis doet nu vrolijk mee met de rest.

Het ligt voor de hand de jonge chimpansees te vergelijken met dove kinderen die ook gebarentaal leren. De onderzoeksresultaten van de Gardners schijnen zelfs gebruikt te worden bij de behandeling van autistische kinderen. Dar en zijn vriendjes maken in ieder geval deels dezelfde ontwikkeling door als dove mensenkinderen. Ze maken hun gebaren op anderen als dat zo uitkomt (Dar maakt in de film het gebaar voor naar de wc moeten op het gezicht van Gardner, in plaats van op zichzelf, omdat hij wil dat Gardner hem er naartoe brengt), en ze intensiveren ze door ze groter, heftiger of met twee handen te maken. (Voor “het spijt me” strijk je in Amerikaanse gebarentaal als het ware met een hand over je hart, een chimpansee die zich bijzonder hard schaamde deed hetzelfde met alletwee haar handen.)

Ook de fouten van apen- en mensenkinderen lijken op elkaar. Tegen een kat “hond” zeggen of voor het gemak alle eten “eten” noemen zal iedere ouder bekend voorkomen. Opmerkelijk zijn ook de “versprekingen”: de chimpansees maken regelmatig een fout gebaar dat in zijn uiterlijke vorm wel wat lijkt op een ander gebaar, maar daar qua betekenis niets mee te maken heeft. Dove kinderen schijnen het gebaar voor “snavel” in eerste instantie altijd verkeerdom te maken, dat wil zeggen: ze houden hun vingers naar hun mond toegekeerd, in plaat van andersom. De pleegkinderen van de Gardners doen hetzelfde.

Wat je in ieder geval mag concluderen is dat chimpansees bijzonder goed kunnen communiceren. Ze hebben blijkbaar het vermogen te verwijzen naar dingen die er op dat moment niet zijn. Ze schijnen dat ook uit zichzelf te doen, en ze gebruiken de gebaren die ze geleerd hebben “creatief”, dat wil zeggen: ook bij nieuwe situaties. Gardner vertelde over Washoe dat die een keer een gat in de muur van haar verblijf had gemaakt. Ze had er een speeltje in laten vallen, waar ze zelf niet meer bij kon. Toen haar pleegvader arriveerde maakte ze onder het gat het gebaar voor “open maken”. Daarmee vertelde ze voor het eerst iets dat Gardner nog niet wist, iets dat dus verder ging dan alleen “na-apen”.

Genen

Hier kan natuurlijk tegenin gebracht worden dat pakweg een hond zijn baas ook veel duidelijk kan maken, door ergens aan te krabben en te janken bijvoorbeeld. Hij kan ook uitstekend “vertellen” dat hij wil eten, terwijl er in de verste verte geen eten te bekennen is. Gevoelens van schaamte, verdriet en vreugde kan hij zo uiten dat iedereen het snapt. Maar hondepootjes kunnen geen gebaren maken, en het valt dus nooit te controleren of een hond misschien niet even “slim” is als een aap.

Rudy Kousbroek sprak een aantal jaren geleden in deze krant zijn diepe teleurstelling uit over het feit dat apen zo te zien toch niet echt gaan praten als mensen. Ze kunnen een paar honderd gebaren leren, maar ze bouwen geen zinnen en voeren nooit een hele conversatie. Kousbroek was helemaal gevallen voor de charmes van de gorilla Koko, en nu ik Dar heb gezien begrijp ik hem wel een beetje. Apen ontroeren en fascineren, omdat ze zo op “ons” lijken, maar toch net weer iets anders zijn.

Ik weet ook niet of je moet hopen dat een volgend groepje Dars en Washoes veel verder komt als het tot en met zijn puberteit opgevoed wordt door gebarentaal sprekende mensen. Dat ze ons zullen evenaren is niet erg waarschijnlijk. Het is moeilijk je voor te stellen dat mensapen net zo’n taalvermogen hebben als mensen, maar het nooit gebruiken. Dat ze lichamelijk niet in staat zijn tot echt spreken is daarbij geen excuus meer: de Gardners hebben laten zien dat mensapen heel goed gebaren kunnen maken. Dovengemeenschappen over de hele wereld hebben gebarentalen ontwikkeld, waarom chimpansees en gorilla’s dan niet? Ik kan er maar een reden voor bedenken: ze hebben taal niet in hun genen zitten zoals wij.