NRC Handelsblad
Het Wilde Westen bewaard
Cody, Wyoming, acht uur ’s ochtends. Een tafeltje vol ouwe kerels zit stevig te ontbijten, met veel aardappels. In hun holsters hebben ze echte pistolen, hun hoeden gaan zo te zien nooit af en als ze opstaan en weglopen, begrijp je ineens dat John Wayne nooit toneel heeft gespeeld. Ze hier te zien, in de eetzaal van het hotel dat Buffalo Bill gebouwd heeft, wekt eigenlijk al geen verbazing meer, want het hele Wilde Westen barst van dit soort stoere types.
Maar het blijft gek dat het allemaal echt is. Die cowboys zijn gewoon buurtbewoners, en William F. Cody, zoals Buffalo Bill in werkelijkheid heette, was heus een van de stichters van dit naar hem genoemde plaatsje. In een stad hoorde een hotel, vond hij, dus stak hij 80.000 dollar in The Irma, dat dus nog altijd in bedrijf is.
Okay, er zijn inmiddels badkamertjes aan de oude hotelsuites gebouwd, maar de toilettafel uit het lampetkannentijdperk staat er ook nog, en op het bed liggen heerlijk ouderwets veren kussens. Beneden worden de hele dag maaltijden en bier geserveerd. Deels aan de imposante kersenhouten bar (huidige geschatte waarde: honderdduizend dollar) die koningin Victoria schonk aan Bill, omdat ze zo onder de indruk was van de Wild West Show waarmee hij door Europa trok.
Van die show, van Bill, van zijn dochter Irma en eigenlijk van het hele begin der tijden bestaan stapels haarscherpe foto’s. Het Westen is piepjong. De eindeloze prairies en bossen, de Badlands, de Rockies en de Sand Hills, ze werden voor een groot deel pas veroverd toen er al camera’s waren. De mensen die nu wonen in al die honderden uit het niets verrezen plaatsen en plaatsjes, hebben de helden die het deden vaak nog gekend, of de verhalen uit de tweede hand gehoord. Daarom hebben ze nog steeds de rijbenentred van hun voorvaders, maar daarom ook kan hier wat bij ons is uitgesloten: de complete geschiedenis bewaren.
En dat gebeurt, zelfs steeds meer. Neem Marysville, in Kansas, zo’n stadje dat u wel uit westerns kent, met een hoofdstraat vol lage, platte gebouwtjes, allemaal met een net andere gevel. De lokale trots: hier bevindt zich het enige overnachtingsstation van de legendarische Pony Express dat nog op zijn oorspronkelijke plaats staat. De jonge Buffalo Bill begon in 1860 zijn carrière bij dit postbedrijf-per-pony, dat slechts één route had.
Door de komst van de telegraaf heeft het maar anderhalf jaar bestaan, maar het ging hier om het Wilde Westen in optima forma. Bij de 190 relaystations tussen Missouri en Californië gooiden de postbodes gauw de zadeltas met brieven over een verse pony, en draafden dan meteen verder. Wezen hadden de voorkeur voor deze baan, het was immers levensgevaarlijk werk. Het beroemdste verhaal: toen de Indianen een keer een wisselstation in de as hadden gelegd, reed de dappere, plichtsgetrouwe Buffalo Bill 525 kilometer in minder dan 22 uur.
De Pony Express-overblijfhut in Maryville is pas een paar jaar geleden in zijn oude staat teruggebracht: nauwelijks meer dan een stal, met een houten stapelbed, de bedbodems van touw, de dekens van bizonhuid. Maar de rest van de plaatselijke geschiedenis, uitgestald in een aangrenzende zaal, is eigenlijk roerender. Naast foto’s heel veel spullen. Wagens, auto’s, meubels, keukengerei, gereedschap, kleren. En overal trouwhartige bijschriften op briefjes: dit is geweest van die, deze jurk droeg die en die, en we hebben hem gekregen van haar zoon, maar het is ook nog een tijdje van weer een ander familielid geweest. In het stadje kent iedereen ze nog.
Tegenwoordig worden zelfs de ghosttowns weer een beetje tot leven gewekt. In Nieuw-Mexico ligt, of beter lag, Elizabethtown. Goud bracht de stichters er in 1867 heen. Binnen de kortste keren woonden er zevenduizend mensen. Maar het goud raakte op, en het stadje verpieterde. In de jaren dertig hield het alweer op te bestaan. Een paar ingezakte houten huizen, stapels verroeste blikjes en een oud fornuis in het gras behoren tot de resten.
Maar in het laatste huis dat nog overeind staat, woont nog altijd de laatste nazaat van een vroegere bewoner. Zijn vrouw beheert het gratis museumpje dat er nog niet zo lang ook in gevestigd is. Ze glimt als je haar complimenteert met de manier waarop voorwerpen, foto’s en brieven van uitleg voorzien zijn. Naast het ijshuisje wordt een video vertoond, met herinneringen van bewoners van toen, bijvoorbeeld aan de feesten en vechtpartijen in de danszaal van het hotel, dat er in de vorm van een ruïne nog steeds staat.
Dat persoonlijke is ook zo aandoenlijk en verhelderend tegelijk in het plaatsje Minden, in Nebraska. Daar vind je het Pioneer Village. Wereldberoemd zou het behoren te zijn, maar het komt niet eens voor in de dikke reisgids van Fodor die belooft het beste uit alle vijftig staten te beschrijven.
Wel, Fodor, in Nebraska hebben ze iets fantastisch. Beter dan Disneyland. Net als daar kun je in het Pioneer Village-museum een compleet Amerikaans stadje-van-vroeger zien. Alleen bestaat het hier uit oorspronkelijke, soms steen voor steen of plank voor plank van elders gehaalde gebouwen, met oorspronkelijke inrichtingen. Geen commercie, geen nep, en toch kan het verhaal erachter niet Amerikaanser.
Pioneer Village is opgezet door de zoon van twee Noorse pioniers, die vanaf 1880 in Minden een bestaan uit de prairiegrond stampten. Harold Warp had er een doodarme, maar natuurlijk gelukkige jeugd, trok vervolgens naar de stad, begon een bedrijfje en werd verschrikkelijk rijk. Met dat geld besloot hij zijn eigen jeugd en de geschiedenis van het hele middenwesten van Amerika te bewaren.
In 1953 opende hij het nog steeds groeiende dorp, waar rond een pleintje onder meer een schoolgebouw, een blokhut, een kerk, een winkel, een brandweerkazerne en een plaggenhut staan. Je mag overal in, en wie wil kan de oude locomotief beklimmen of een ritje maken in een draaimolen die op stoom loopt. Hamburgers worden verkocht vanuit de prefab snackbar uit 1947.
Het huis met de keukentafel waaraan Warp als kind droomde, is er ook nog. In een reeks andere gebouwen zijn tienduizenden voorwerpen uit de hele periode vanaf 1830 tot pasgeleden bijeen gebracht. Het halve land heeft Warp afgestroopt. Er is een verbijsterend uitgebreide, prachtige collectie karren en auto’s. Maar ook ijskasten en kachels van alle tijden, de eerste magnetron (uit eind jaren veertig!), landbouwmachines, en een heel gebouw vol ‘hobby’s’: houtsnijwerkjes, kussens met honderden knoopjes erop vastgenaaid, een verzameling van duizenden verschillende keurig vastgezette en ingelijste balpennen.
En overal Warps eigen herinneringen, achtergronden en beschrijvingen. Mogen ze in Minden zo verstandig zijn die voor altijd zo te laten.