door Liesbeth Koenen ©
10-10-1987
NRC Handelsblad

HET GEHEIMZINNIGE GELUKSGEVOEL VAN EEN KATHOLIEK

Katholiek Woordenboek door drs. W.H.Th. Knippenberg & Frans Oudejans, 191 blz., Thomas Rap / De Boekerij, 1987, f 32,50 ISBN: 90-6005.2714

Zelf wilde uitgever Thomas Rap graag zijn jeugd van de boekenplank kunnen trekken, en hij gunt anderen hetzelfde. Samensteller Knippenberg daarentegen wil met het Katholiek Woordenboek juist de tegenwoordige jeugd het een en ander meegeven. Oudejans, de tweede samensteller, is eigenlijk alleen verantwoordelijk voor het vastleggen van een stel snel uit de volksmond verdwijnende en deels al verdwenen woorden en uitdrukkingen.

Een bijzonder veelkoppig en -vormig gezelschap moet derhalve bediend worden uit een en hetzelfde gebonden boekje (met paars stofomslag, hoe kan het anders) dat duizend katholieke woorden en begrippen bevat. Misschien is het achteraf gezien wel zo handig dat een “Verantwoording”, “Inleiding” of zelfs maar een flaptekst ontbreken bij dit onlangs verschenen woordenboek.

Maar daar schiet een argeloze koper niet veel mee op. De twee klassiek zoete prenten van de H. Katharina en De opneming der H. Maagd ten Hemel op de schutbladen zorgen weliswaar voor een aantrekkelijk entree, maar over de bedoeling van wat volgt maken ze niets duidelijk.

Voordat een boek beoordeeld kan worden, moet je toch minstens een idee hebben van voor wie het gemaakt is, leek me. Dus eerst de Boekerij maar eens gebeld. Daar sprak ik een dame die me vertelde dat Kees Fens ooit het idee voor een katholiek woordenboek had laten vallen bij Thomas Rap. Toen die laatste,  — van oorsprong zelf katholiek en daarnaast dol op woordenboeken —  hoorde over een archiefje dat Knippenberg (“een priester die al tegen de tachtig loopt. Als u hem belt moet u hem wel met égards behandelen hoor”) opgebouwd had, was de zaak snel beklonken.

Oudejans (“die is persvoorlichter bij het bisdom Breda”) moest ik zien als een “moderne hulpkracht” die vooral veel gezegden en uitdrukkingen had toegevoegd. Het ontbreken van een inleiding lag aan Knippenberg: “Die wilde er geen, dat hoefde helemaal niet zei hij.”

AMERIJTJE

Knippenberg aan de lijn: “Oudejans en ik hebben alletwee een concept gemaakt, maar de uitgever heeft het er gewoon niet in gezet. Heel vervelend. Nu krijgen we almaar verwijten over wat er alemaal niet in staat. Duizend woorden is niet zoveel, en het blijft natuurlijk deels een persoonlijke keuze. Ik heb vooral gedacht aan jongeren die dingen tegenkomen die ze niet kennen. Jongelui die een naam horen uit de tijd dat het Latijn nog dominant was kunnen nu in dit boekje terecht. Maar ook journalisten die bijvoorbeeld moeten weten wat de ‘Capucijnen’ precies zijn, waar hun naam vandaan komt en wanneer dat begonnen is. Of denk eens aan niet-katholieken die musea bezoeken en daar dan een monstrans zien. Die zullen zich afvragen waar die voor dient. Ik wil graag belangstelling wekken voor alles wat gaat verdwijnen. Dat geldt ook voor Oudejans. Die had al een collectie van die woorden als amerijtje (“ogenblik, kort moment. Komt van Ave Maria-tje, weesgegroet, dat immers snel gebeden was” is de omschrijving LK), dus echt dingen uit het dagelijks spraakgebruik.”

Oudejans zelf krijg ik niet te pakken, maar misschien dat uitgever Rap me kan vertellen wat er nu toch in die inleiding had moeten staan. Opnieuw de Boekerij gebeld, opnieuw is Rap niet aanwezig.

Zou ik hem later of morgen wel kunnen bereiken? “Eh nee..” zegt de mevrouw die de telefoon opneemt. En na een lichte aarzeling: “Hij is namelijk ziek.” Vlak daarop lees ik in Vrij Nederland dat Rap bij de Boekerij vertrekt. Hij is thuis en klinkt heel gezond als hij zegt: “Ja, er werkt daar een dame boven me met wie ik niet kan opschieten. Ik vind haar natuurlijk een trut, en zij zal ongetwijfeld van mij zeggen dat ik een klootzak ben. Zo gaan die dingen. Ik geloof dat ik alleen maar eigen baas kan zijn. Dan maar wat minder mogelijkheden.”

Dat van die inleiding had ook te maken met de moeilijkheden. Rap: “Laat ik het zo zeggen: dat is op een ongelukkige wijze misgegaan. Om technische en – ik kan het niet anders zeggen – gewoon lullige redenen. Er had in ieder geval in moeten staan dat dit boekje niet meer is dan een eerste poging om een verzameling katholieke volkstaal aan te leggen. Iedere aanvulling is natuurlijk van harte welkom.”

SCHUIFJE

Of Rap bij een eventuele tweede druk betrokken zal worden is niet duidelijk. Het spijt hem nog altijd verschrikkelijk dat hij het Bargoens Woordenboek aan Bert Bakker heeft moeten overdoen. Waar het Homo-Erotische Woordenboek, dat al in een ver stadium verkeert, nu zal uitkomen is nog de vraag. Maar uitkomen zal het. Raps hartstocht voor woordenboeken spreekt uit alles wat hij zegt. “Ik heb altijd de pest in als er ergens anders een woordenboek verschijnt. Dan denk ik: waarom geef ik dat niet uit? Bovendien, bij mij krijgen ze altijd nog een mooi bandje enzo.”

Maar bij het Katholiek Woordenboek spelen persoonlijke motieven een grote rol. Rap: “Ik stel er prijs op dat dit deel van de Nederlandse taal behouden blijft. Neem zoiets als het schuifje krijgen (“de weigering van de priester bij een biecht om de absolutie te geven wegens gebrek aan berouw of bereidheid een benadeelde schadeloos te stellen. Hij schoof een luikje voor het spreekrooster waarmee de biecht dus vruchteloos werd beeindigd.” LK), dat mag niet verloren gaan. “

”Kijk, ik ga allang niet meer naar de kerk, maar ik ben twintig jaar lang katholiek opgevoed. Dat kun je niet meer wegdoen. Ik bedoel, je kunt ook niet op een gegeven moment zeggen dat je vader en moeder nooit bestaan hebben. Je hebt ook met mes en vork leren eten. Vergelijk het daar maar mee. Voor mij spelen overwegingen van melancholie en mystiek een rol. Dat geheimzinnige geluksgevoel dat je kunt hebben, vooral als je jong bent.”

“Een boekje voor renegaten (=afvallige. In oorsprong vooral gebruikt voor een christen die overging tot de islam) ,” opper ik. Maar zo mag ik het niet helemaal zien. Rap: “Het gaat toch om zaken die voor een groot deel van ons volk een belangrijke rol hebben gespeeld.”

En daar heeft hij natuurlijk gelijk in. In hoeverre die zaken nog steeds een rol spelen blijft in het midden, ook in het Katholiek Woordenboek waarin de omschrijvingen voortdurend heen en weer springen tussen tegenwoordige en verleden tijd. Alleen al als tijdsbeeld is het daarom interessant. “Het weesgegroet”, lees ik “mocht nooit ontbreken in het morgen- en avondgebed.”

Sinds wanneer, vraag je je af, mag dat wel? Waarom was een gemengd huwelijk aangaan uitsluitend vroeger “ongeveer het ergste wat een katholiek kon doen”? Voor een echte katholiek moet dat nog steeds gelden, lijkt me. Immers, Periodieke Onthouding is tot op de dag van vandaag de “door de Kerk gepropageerde methode voor geboorteregeling; de enige die is toegestaan” en de onfeilbaarheid van Kerk en Paus worden ook niet in de verleden tijd beschreven.

Wie het Katholieke Woordenboek uitgebreid bekijkt kan niet anders dan concluderen dat er gerotzooid wordt met de leer. Op zichzelf is dat niet erg, en waarschijnlijk een adequate weergave van de werkelijkheid, maar ik ben bang dat het verwarring wekt bij bijvoorbeeld de jongeren die Knippenberg voor ogen had. “Wat bestaat er nu nog?” en “Wanneer was vroeger?” zullen zij zich afvragen.

En als ze zelf geen enkele katholieke opvoeding gehad hebben (evenals vele volwassenen op dit moment trouwens) dan zullen ze zich bij omschrijvingen als Onze Lieve Heer: “roepnaam van God om zijn vaderlijke liefde aan te geven” weinig kunnen voorstellen. Voor zulke mensen was het ook handig geweest om “God”, “Maria” en “Christus” wel als aparte ingang op te nemen.

En graag, heel graag had ik meer voorbeelden gezien. Ik heb nu gelezen dat er ‘Wraakroepende zonden’ bestaan, ‘dagelijkse zonden’, ‘pekelzonden’, ‘doodzonden’, de ‘Zeven Hoofdzonden’’ en de ‘Erfzonde’, maar wat nu precies bij wat hoort, waar de overlappingen zitten, weet ik nog steeds niet. Terwijl al die begrippen mijn fantasie juist zo prikkelen.

Enige schijnheiligheid is dit boekje ook niet vreemd: dat je voor het verdienen van aflaten “aan bepaalde voorwaarden moet voldoen” vertelt niet veel. Eeuwenlang konden rijken hun tijdelijke straffen met geld afkopen. Misschien gebeurt dat nog wel. Wie een oud boek leest, ik noem maar een toepassingsmogelijkheid voor dit katholieke lexicon, kan bij zulke informatie bepaald gebaat zijn.

Ook kwam ik er pas door de betekenis van ‘Halfvasten’ achter dat jongens hun meisjes tijdens de Vasten niet mee uit mochten nemen.

Anderzijds: het gaat hier om een eerste verzamelpoging, en zo te zien werd het hoog tijd. ‘Knikengeltjes’, ‘pilarenbijters’, ‘klopjes’, ‘zieltjesrijst’ en zelfs het ‘Vastentrommeltje’ zijn bij mijn weten eigenlijk al verdwenen. Voor sommigen zullen dergelijke woorden een hele wereld oproepen. Wie weet zelfs dat “geheimzinnige geluksgevoel” van Thomas Rap. Zegt het u niets, dan is er nu een mogelijkheid die begrippen snel op te slaan. Ze staan maar heel gedeeltelijk in gewone woordenboeken.

Nog één functie van dit speciale woordenboek moet genoemd. Het kan ook verwarring uit de wereld helpen, al blijft het uitkijken geblazen voor wie in de moderne tijd is grootgeworden: in ons dagelijks leven betekenen ‘leek’, ‘lichtmis’, ‘tientje’, ‘rubriek’, ‘vrouwendag’ en ‘Madonna’ heel iets anders dan in de katholieke kerk.