NRC Handelsblad
Eurowoorden
Eurowoordenboek Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans, Nederlands, de meest gebruikte woorden en begrippen in zes Europese talen door Henri Gourseau en Monique Gourseau (Dictionnaire Europeën des mots usuels, 1989), 768 blz., geb., M&P, 1991, f 25,- ISBN 90 6590 536 7
Al jaren koester ik een klein boekje uit de nalatenschap van mijn oma: Quanjer’s viertalig woordenboek Nederlandsch-Frans-Duitsch-Engels. Toegegeven: je moet over een lichte afwijking beschikken om daar veel in te zien. Om het een sport te vinden je kennis met zo’n boekje te toetsen (die valt vaak tegen). Of om de lol te begrijpen van de toevallige ontdekking dat een glimworm in het Duits Johanniswürmchen heet, en dat sport overal sport genoemd wordt.
Voor de enkeling die deze gekte kan volgen heb ik goed nieuws: er is nu nog iets mooiers dan Quanjer. Na alle nieuwe samenstellingen met Euro hebben we nu ook een Eurowoordenboek. Met maar liefst zes talen, naast de middelbare-schooltalen ook nog Spaans en Italiaans.
Goed, ‘Euro’ is lichtelijk overdreven, maar meer dan zes woorden op een rijtje zetten is niet te doen, wil je althans dat je boek een hanteerbaar formaat houdt (de oorspronkelijke, Franse, versie bevatte Portugees in plaats van Nederlands). Nu al is het lettertype niet aan te bevelen voor degenen die eigenlijk aan een leesbril toe zijn. Maar ik smul van dit boek.
Het is onderverdeeld in zes secties waarin telkens hetzelfde staat, maar dan in een andere volgorde. Inkepingen met een letter (F,E,D,S,I,N) zorgen dat je meteen goed grijpt: op de eerste 120 bladzijden is het eerste woord – de ingang dus – Frans, op de volgende 120 Engels, en zo verder. En iedere keer worden de woorden dan in alle zes de talen gegeven.
De claim op de achterflap dat het hier gaat om 50.000 begrippen uit zes Europese talen is dan ook een beetje misleidend. Het gaat om tussen de acht- en negenduizend begrippen die zes keer in zes talen gegeven worden.
Dat aantal is een aardige basis, en zo te zien is de keuze vrij verstandig geweest. De glimworm bijvoorbeeld ontbreekt (ik doe Quanjer niet weg). Anderzijds is het natuurlijk te weinig om dit een ‘onmisbaar naslagwerk voor bedrijven en onderwijs’ (achterflap) te laten zijn. Wie een taal wil leren of buitenlandse correspondentie te voeren heeft kan beter een goed tweetalig woordenboek kopen.
Voor de toerist op trektocht lijkt het me daarentegen wel wat. Het boek is stevig gebonden, niet zwaar en het is heel betaalbaar. Alleen: extra’s zoals een fonetische weergave of aanwijzingen voor het gebruik worden niet bijgeleverd. Je moet al het een en ander van de talen in kwestie weten wil je iets met dit boek kunnen beginnen. Raadselachtig vind ik dat overal uitsluitend bij de Duitse zelfstandige naamwoorden het geslacht aangegeven wordt. Behalve voor het Engels heeft dat immers altijd gevolgen voor bijvoorbeeld het gebruik van lidwoorden.
Vooral freaks (dat er niet in staat) zullen aan dit Eurowoordenboek aardigheid beleven. Zij kunnen zien dat wij de enigen zijn die een dierentuin geen zoo noemen. En dat ons ‘Frans’ vaak geen Frans is (de Fransen hebben helemaal geen monteur, en een coupé noemen ze compartiment). En dat alleen de Spanjaarden twee soorten zijn hebben (ser en estar). Het zal ze opvallen dat een begrip meestal twee stammen heeft: een Germaanse en een Romaanse, en dat het Engels (een Germaanse taal) opvallend vaak de Romaanse stam gebruikt.
Tot de fantasie spreken de begrippen die in alle zes de talen hetzelfde zijn. Een kleine selectie van de zaken waarover u overal gewoon in uw moedertaal (liefst met aangepast accent) kunt beginnen: cocktail, tabak, paniek, ozon, genetica, mythe, oase, organiseren, frivool, pornografie.
Voor de rest is het overigens een buitengewoon keurig woordenboek. Geen verdomme, sukkel, sodemieter op (wel: ‘nee, dank je’). Toch jammer, ook die woorden zijn in het buitenland soms praktisch om bij de hand te hebben.