NRC Handelsblad
(rubriek: Zeggen en Schrijven)
Zeggen en Schrijven
Eskimosneeuw
Vergelijken is leuk. Neem de Turken. Die hebben een en hetzelfde werkwoord, içmek, voor ‘roken’, ‘drinken’ en ‘soep eten’. Of kijk naar het Italiaans. Daarin heb je aan de ene kant ‘zien’, vedere, maar alles wat er via je andere zintuigen binnenkomt – dus ‘horen’, ‘voelen’, ‘ruiken’ en ‘proeven’ – kun je uitdrukken met sentire. En wat wij Nederlanders met ‘leren’ afkunnen, moet per se in tweeën gesplitst in bijvoorbeeld het Frans, Duits en Engels (apprendre/enseigner, lernen/lehren, learn/teach).
Geen twee talen delen de wereld in exact dezelfde partjes in, lijkt het, en dat heeft vaak een grote aantrekkingskracht. Volgens mij doordat we er zo graag een verborgen boodschap in zien. Want hoe je de dingen zegt in een bepaalde taal, zegt dat niet tegelijk alles over de volksaard en het wereldbeeld van de groep in kwestie?
Wel, eigenlijk geloof ik daar geen barst van. Onze perceptie van het leven en de wereld hangt veel minder af van de inhoud van onze woordenschat dan we geneigd zijn te denken. Drinken en roken hetzelfde in Turkije? Kan zijn. Maar reken maar dat iedereen daar het verschil kent tussen zijn slokdarm en zijn luchtpijp, en probleemloos een fles van de nationale drank raki kan onderscheiden van een pakje Maltepe-sigaretten.
En Italianen hoef je heus niet uit te leggen dat je rozegeur niet vast kunt pakken, of dat er aan geluid geen smaak zit. Net zo goed als wij best kunnen vatten dat je voor ‘zelf iets leren’ altijd een ander woord gebruikt dan voor ‘iets leren aan een ander’.
Mijn stelling is: het is soms lastig, en wennen, maar wat ze in een andere taal doen is nooit onbegrijpelijk. En waarom zo veel mensen het in hun hart liever anders zien, is me een raadsel. Ze hebben u vast ook wel eens verteld dat de Eskimo’s tientallen of zelfs honderden woorden voor sneeuw hebben. Als een kind in een iglo opgroeit, omringd door ijs en sneeuw, dan leert het onderscheidingen zien die voor een gewoon mens niet zijn weggelegd.
Klaarblijkelijk is die gedachte zo bekoorlijk dat dit ongeveer het bekendste taalverhaal ter wereld is. Maar het is je reinste flauwekul. De Amerikaanse antropologe Laura Martin ging de gangen van de eskimosneeuw na, en het bleek een hilarische zwaan-kleef-aan-geschiedenis.
Begonnen in 1911, met een artikel waarin niet meer dan vier termen werden genoemd, in 1940 gevolgd door een stuk dat op grond van niets beweerde dat er minstens zeven waren, waarna er bij elk volgend artikel in hoog tempo zomaar meer sneeuwtermen uit de lucht kwamen vallen. Martins speurtocht is voorlopig geëindigd bij de topscore van vierhonderd! En na die vier beginwoorden werd er natuurlijk nooit meer ergens een Eskimowoordenlijst gegeven.
Saillant detail is dat de eerste uit-z’n-duimzuiger de amateur-taalkundige Benjamin Lee Whorf was, wiens naam voortleeft in de Sapir-Whorf-hypothese. Die stelt, jawel, dat taal bepaalt hoe we denken, en dat bij elke taal een andere manier van denken hoort, omdat talen allemaal verschillende onderscheidingen maken.
Dat doen ze, maar zelfs als je van het woordniveau afwijkt, gaat het nog steeds om concepten die te begrijpen zijn, en die je dus kunt leren gebruiken. Als wij Spaans of Italiaans gaan studeren, of Frans willen leren schrijven, dan blijken we ons ineens veel vaker rekenschap te moeten geven van de sekse van degenen over wie we het hebben. Dat heeft namelijk nogal eens invloed op de vorm van onze zinnen. Simpel voorbeeld: wie zijn de ‘wij’ in ‘wij zijn vrij’?
Alleen mannen, alleen vrouwen, of een gemengd gezelschap? In het eerste en laatste geval zeg je in Italië ‘siamo liberi’, anders ‘siamo libere’. Het is inderdaad wennen, maar heus, dat kan.
Net zoals een Chinees in staat is de gewoonte op te doen om bij elke zin na te denken over het moment waarop die zich afspeelt of -speelde. Dat hoeft niet in het Chinees, maar in onze contreien zit er altijd automatisch een tijd besloten in de werkwoordsvorm. Gelukkig is ‘tijd’ een concept dat ook elke Chinees uitstekend snapt.
De dingen die aan de oppervlakte kunnen en moeten komen, verschillen van taal tot taal, maar alleen wat bij elk mens aanwezig is, al is het maar in de diepte, kan daadwerkelijk ergens opduiken.