door Liesbeth Koenen ©
05-07-1999
NRC Handelsblad
(rubriek: Zeggen en Schrijven)

Zeggen en Schrijven

Een wát?

Johnny Kraaijkamp – de enige echte ouwe – leerde mij het woord revérence. Het moet de zomer van 1967 geweest zijn. Ik droeg mijn appelgroene mini-jurkje met de oranje en witte lengtestrepen. Het was warm in de grote tent van Circus Toni Boltini. De mevrouw die ons naar onze plaatsen was voorgegaan, had intens smerige blote voeten gehad, en ook van de olifanten was ik nog een beetje onder de indruk, toen Kraaijkamp opkwam en vroeg welk kind bij hem in de piste wilde komen. In een nog altijd onverklaard moment van grote moed stak ik mijn vinger op.

En ik ging – ook al zette mijn kleine broertje het direct op een brullen, bang dat de olifanten onverhoeds opnieuw de arena zouden betreden. Kraaijkamp droeg me meteen op een revérence voor het hooggeëerd publiek te maken. ‘Een wát?’, vroeg ik. ‘Een revérence’, zei hij, en hij deed het voor. Ik herhaalde het rare woord in de dikke microfoon, en deed een knullige poging net als hij met gekruiste enkels een buiginkje te maken. Daarna zongen wij hand in hand dat wij zo blij, zo blij waren dat onze neuzen van voren en niet opzij zaten.

Bij veel van de revérences die ik sindsdien ben tegengekomen, heb ik eventjes aan Johnny Kraaijkamp gedacht. Maar het is natuurlijk maar heel zelden dat je een nieuw woord leert onder omstandigheden waarvan je je later alle niet ter zake doende details herinnert. Van hooguit een handje vol kan ik me spontaan tijd en plaats herinneren, wat inhoudt dat mijn kennismaking met tienduizenden woorden volledig in de mist verdwenen is.

Nou leg je natuurlijk de stevigste basis voor je moedertaal in een periode van je leven waar je later sowieso niets meer van afweet, maar ook de herkomst van mijn buitenlandse woordenschat is me eigenlijk een raadsel.

Weet u meer dan dat u wel eens rijtjes stampte? Mij staan een paar beginbladzijden van leerboeken voor ogen. Een groengekleurd Engels, waaruit ik ‘verlaten’ en ‘schort’ (abandon en apron) oppikte, een Latijns dat ambulare, wandelen, tot mijn verbazing in verband bracht met ‘ambulance’, en ooit leerde ik om te imponeren expres het belachelijk lange, maar toch lekkere woord apomnèmoneumata (Grieks voor ‘memoires’) uit mijn hoofd.

Ook van nog weer later staat me verdacht weinig bij. Mijn vriend Andrea moet me toen ik begin twintig was gebruik en betekenis van honderden Italiaanse woorden en uitdrukkingen hebben uitgelegd, en ik weet alleen nog dat we na een bezoekje aan een buurtbioscoop in een buitenwijk van Florence liepen en dat hij vroeg: ‘Gaat je een pizza?’ (Ti va una pizza?), wat een volstrekt gangbare manier bleek te zijn om te informeren of iemand ergens trek in heeft.

Daar zit een verschijnsel dat ik graag zou begrijpen. Ik was op dat moment al maanden in Italië, studeerde ontzettend braaf op mijn lessen Italiaans, praatte niets anders en had die uitdrukking met ‘gaan’ ongetwijfeld al eindeloos voorbij horen komen. Niet geregistreerd dus.

Ik kom er maar niet achter wat nou bepaalt of er een extra bandje in je hoofd meeloopt als je luistert of leest – avonturen als met Johnny Kraaijkamp even daargelaten. En het overkomt geloof ik iedereen: vlak nadat je op een dag een begrip voor het eerst opmerkt of opzoekt, kom je het strijk en zet nóg een paar keer tegen. En toch had je er voor die tijd nog nooit van gehoord. Dat moet haast wel betekenen dat je dat woord eerder gewoon genegeerd hebt. Je hebt er als het ware ‘omheen geïnterpreteerd’.

Op zichzelf is dat een mooie efficiencymaatregel. Iets ongeveer snappen is meestal wel genoeg. We zetten de letterlijke woorden die we horen of lezen ook altijd verbluffend snel om in zoiets ongrijpbaars als ‘de bedoeling’. Helemaal perfect, woord-voor-woord herhalen wat iemand net zei en zelfs wat je zelf zei, is iets waar we heel slecht in zijn, al bedriegen we onszelf graag door die vage bedoeling als uitgangspunt te nemen voor een ‘reconstructie’.

En ook zo merkwaardig: wie zet het registratiemechanisme weer af? Want een nieuw woord in je vocabulaire valt je niet de rest van je verdere leven telkens op. Dat gebeurt alleen vlak na de (bewuste) kennismaking. Is het daarna een kwestie van langzaam outfaden? Of gaat de knop radicaal om?