door Liesbeth Koenen ©
26-09-2011
NRC Handelsblad, NRC Next
(rubriek: Deze week spreekt / De Lezing)

Deze week spreekt Esther van Gelder in Leiden over de botanicus Carolus Clusius

Een vroegmoderne reiziger in exotische planten

Planten bestuderen, ze op één plek verzamelen om ze in alle seizoenen te observeren: in de zestiende eeuw was dat helemaal nieuw. Vanaf 1594 legde Carolus Clusius in Leiden de eerste Nederlandse hortus botanicus aan, en bracht onder meer de keizerskroon, het blauwe druifje en ook de tulp mee. Cultuurhistorica Esther van Gelder (1979) promoveerde op Clusius, en is nu bezig zijn correspondentie en vriendennetwerk digitaal toegankelijk te maken. 

Wisten ze vier eeuwen geleden echt niets van planten?

Je had wel rozenkwekers en fruittelers, en artsen en apothekers kenden al sinds de klassieken zo’n vijfhonderd soorten medische kruiden. Maar planten werden niet beschreven om hun plantzijn. Door de ontdekkingsreizen en nieuwe handelscontacten ontstond er in de zestiende eeuw interesse in planten an sich, het begin van de botanie. Het is ook de tijd van de rariteitenkabinetten. Planten werden verzameld in herbaria en tuinen.

Een tuin hebben was in de zestiende eeuw nog heel duur en dus een statussymbool. Iets voor koningen en keizers en de aristocratie. Dat waren de beschermheren, heel belangrijk voor een wetenschap die nog niet bestond. De aristocratie volgde graag het hof na met de allerbijzonderste planten in prachtig aangelegde tuinen. 

Waarom werd juist Clusius gevraagd voor de Leidse hortus?

Nota bene op zijn 67ste. Hij had heel veel gereisd, en overal planten vandaan gehaald en een enorm netwerk opgebouwd. Gegevens uitwisselen, in de humanistische traditie van in vriendschap en wederkerigheid kennis delen, deed hij behalve in het Latijn en in zijn moedertaal het Frans, ook in het Duits, Italiaans, Spaans en Nederlands.

In 1573 ging hij in Wenen werken voor keizer Maximiliaan. Daar leerde hij bijvoorbeeld de tulp kennen, die meekwam met diplomaten uit het Ottomaanse Rijk. Naar hen werd erg uitgekeken, en het was heel bijzonder als je de hand kon leggen op drie niet verrotte of bevroren bollen. Clusius ging daar ook mee experimenteren. Hij ontwikkelde nieuwe empirische methoden voor het bestuderen van de natuur zelf. 

Wat voor dingen wisselde hij uit met anderen?

Bollen en zaden, lange lijsten met planten en afbeeldingen. En observaties. Dat de narcissen dit voorjaar vroeg bloeiden. Dat het het beste is om de schijfcactus in een pot te zetten, en ‘s winter binnen te halen. Vanuit Wenen ging hij ook de Alpen in, en ontdekte daar nieuwe gentiaan- en primulasoorten. 

Was het een leuke man?

Hij was heel serieus denk ik, en vriendelijk, vrijgevig en bescheiden. En met al dat reizen eigenlijk ook heel avontuurlijk. Maar het is moeilijk je bijvoorbeeld dat hofleven in te denken. Dat was zó hiërarchisch. Hij heeft de keizer maar één keer gesproken, in het begin. Alles ging via via, en je moest de juiste personen kennen. Door de overgebleven brieven, 1500 stuks, hebben we nu zijn netwerk in kaart kunnen brengen. Dat bestaat uit 700 mensen. Zoveel Facebookvrienden heb ik niet. 

Woensdag spreekt dr. Esther van Gelder over ‘Tussen hof en keizerskroon. Leven en werk van de botanicus Carolus Clusius aan Midden-Europese hoven.’. 16.00 u. Museum Boerhaave, Lange Sint Agnietenstraat 10 Leiden. Toegang: gratis.

‘Reiziger in planten’ zette NRC Next hier boven op dinsdag 27 september.