Akademie Nieuws
Directeur Dr. C. van Minnen van het Roosevelt Study Center
“Een groot instituut hoeven we niet te worden”
Over de relatie tussen de Amerikaanse president Theodore (‘Teddy’) Roosevelt en de teddybeer zijn verschillende verhalen in omloop. Volgens sommige bronnen is de immens populaire knuffelbeer naar Roosevelt genoemd omdat die ooit tijdens een jachtpartij weigerde op een aan een boom vastgebonden beer te schieten. Anderen zoeken de oorsprong in een speelgoedbeertje dat als tafelversiering diende bij het huwelijk van zijn dochter Alice.
Het een hoeft het ander natuurlijk ook niet uit te sluiten. Het statige, meer dan levensgrote portret van Roosevelt dat in het Roosevelt Study Center in Middelburg hangt roept in elk geval weinig associaties met knuffeldieren op. Dr. C.A. van Minnen, directeur van het studiecentrum vond de enorme foto met lijst tijdens een bezoek aan Harvard. “Dat stond daar zomaar”, vertelt hij, “toen heb ik maar gevraagd of ik het mee mocht nemen voor hier.”
“Hier” is zonder twijfel een van de mooiste plekjes in Middelburg. Het Roosevelt Study Center is gevestigd in de oude abdij, midden in het centrum van de stad, aan een grote vandaag zonovergoten binnenplaats. “Vanaf de twaalfde eeuw zat hier al een klooster”, zegt Van Minnen, “dit deel van Walcheren is door de Norbertijnen ingepolderd. Het is een religieus centrum gebleven tot in 1574 de troepen van Oranje binnenkwamen. Sindsdien is het altijd van de provincie Zeeland geweest.” Nog steeds is dat zo, tegenover het Study Center ligt het museum van de provincie en ernaast een ‘Historama’ waar bezoekers een beeld van de geschiedenis van de abdij kunnen krijgen.
Nieuw-Amsterdam
Maar wat doet een goeddeels Engelstalig instituut dat de naam van twee beroemde Amerikaanse presidenten draagt op deze historische grond? Van Minnen legt uit dat het allemaal 1982 begonnen is, met de bicentennial, (de viering van twee eeuwen Nederlands-Amerikaanse betrekkingen) en met het honderdste geboortejaar van Franklin Roosevelt: “De Roosevelts komen hier vandaan. Hun voorouders vertrokken rond 1640 uit Zeeland naar wat toen nog Nieuw-Amsterdam heette. Dat werd later New York, en daar is dan ook een Roosevelt Institute. In ’82 schonk dat instituut een collectie boeken en documenten aan de provincie Zeeland.”
“Nou zat vroeger de provinciale bibliotheek in dit stukje abdij, maar ze waren al bezig met de verhuizing naar een nieuw, groter gebouw. Daar zou ook die Roosevelt-collectie ondergebracht worden. Maar het nieuwe gebouw bleek al meteen vol te zijn. Daarom hebben Provinciale Staten toen besloten een apart instituut op te richten en dat dan hier, in de oude bibliotheek te vestigen.”
“Kijk, daar op die foto met de koningin en Prins Claus staat ook meneer Vèndunjoevul, Van den Heuvel dus. Dat is een Amerikaanse jurist en investment banker, een Democraat die door zijn afkomst veel affiniteit met Zeeland heeft. Hij is president van het Franklin en Eleanor Roosevelt Institute. Mede door zijn toedoen is het instituut er gekomen.”
Dat kwam voor Van Minnen zelf wat onverwachts. Hij solliciteerde op een baan als wetenschappelijk medewerker, maar niet lang daarna werd duidelijk dat hij directeur van een nieuw onderzoeksinstituut zou worden. “Ik ben historicus”, vertelt hij, “Nederlands-Amerikaanse betrekkingen zijn mijn specialisatie. Ik had een Fulbright beurs gekregen om onderzoek te doen naar de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Amerika, en eigenlijk had ik me er al mee verzoend om als werkeloze mijn proefschrift af te maken toen die advertentie verscheen. Ik solliciteerde en werd aangenomen.”
Kruisrakettendebat
Van het proefschrift kwam voorlopig niet veel. Van Minnen moest een instituut opbouwen, een wetenschappelijke adviesraad creëren, materiaal uit Amerika naar Middelburg brengen, en natuurlijk fondsen werven. Dat laatste bleek niet altijd eenvoudig. Van Minnen: “Het kruisrakettendebat speelde toen nog. Er heerste toch een beetje een anti-Amerika stemming. Het heeft nog heel wat massage gekost. Ook om het rond te krijgen met de provincie, die zich afvroeg of er wel echt een reden was voor dit instituut. Maar nu hebben we een goed draagvlak.”
Het studiecentrum ging in 1986 open. Vanaf 1987 kreeg Van Minnen weer wat tijd voor zijn onderzoek. “Ik ben gepromoveerd op de berichtgeving van Amerikaanse diplomaten in Nederland aan het eind van de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw. Het beeld dat zij zich vormden van Nederland en Europa.”
“Daarin zie je voortdurend de antithese oude-nieuwe wereld: het nieuwe, vrije, democratische Amerika tegenover het corrupte Europa waar een kleine elite het voor het zeggen had. Toen je in 1848 al die revoluties had berichtten ze daar uitvoerig over, en dan zeggen ze ook: ik hoop maar dat het slaagt, en dat het Amerikaanse voorbeeld navolging zal vinden. Amerika diende als hét voorbeeld, en die retoriek vind je nog steeds terug in de jaarlijkse State of the Union van de president. Het is een van de weinige bindmiddelen in het land. “
“Met mijn proefschrift heb ik wel het beeld kunnen corrigeren dat er bestond over de diplomaten die hier in de eerste helft van negentiende eeuw zaten. Het idee was altijd dat elke nieuwe president een hele ploeg nieuwe onervaren diplomaten opleverde. Dat viel hier reuze mee: de meesten hadden wel degelijk politieke ervaring.”
Familiebijbel
Van Minnen typeert het instituut als “een diensverlenend bedrijf voor Amerika-specialisten”. Het bronnenmateriaal, de boeken, microfilms, fiches hebben betrekking op de Amerikaanse geschiedenis, vooral de politiek van deze eeuw. “Uniek buiten de Verenigde Staten” noemt de directeur de collectie. Speciale aandacht is er voor de drie Roosevelts waarnaar het studiecentrum vernoemd is, ondermeer op de permanente tentoonstelling in de vroegere Kapittelzaal van de abdij.
Alle drie stammen ze af van de pionier uit Zeeland: Theodore Roosevelt (1858-1919) is van de Republikeinse tak, zijn nichtje Eleanor (1884-1962) trouwde met de Democraat Franklin Delano (1882-1945) en werd een zeer invloedrijke ‘first lady’. De stamvader heette nog ‘Van Rosevelt’, zoals te zien is in de familiebijbel, het pronkstuk van de tentoonstelling, die verder aardige curiosa zoals brieven en verkiezingsbuttons (“Boy! Do we need a change!” staat er op een speldje voor Franklin Delano) bevat.
Alles gekregen van de twee Roosevelt instituten in New York: het republikeinse van Theodore op Long Island en het democratische van Franklin en Eleanor in Hyde Park. In de Verenigde Staten werken ze maar zelden samen volgens Van Minnen, maar voor het Roosevelt Study Center in Middelburg ligt dat anders. Wel geldt voor beide dat ze “natuurlijk niet hun allermooiste dingen weggeven” zegt Van Minnen. Er bestaat overigens een overstelpende hoeveelheid materiaal. Theodore, “een luidruchtig, veelzijdig man, een groot natuurkenner ook” liet maar liefst 150.000 brieven na, en hij schreef ook nog zo’n twintig boeken.
De bibliotheek, tevens de zolder van het gebouw, bevat nog veel meer. Uitgeschreven radio- en televisie-interviews bijvoorbeeld, ‘stomme’ films van Theodore en alle ‘Public Papers’ tot en met president Carter. In de bibliotheek is ook drs. Hans Krabbendam, de enige aio die het instituut telt, aan het werk.
Hij werkt aan een biografie van Edward Willem Bok, een voorbeeld van een succesvol Nederlander in Amerika. Bok emigreerde aan het eind van de vorige eeuw en was hoofdredacteur van het eerste coast-to-coast verkrijgbare tijdschrift: Lady’s Home Journal. “Een blad dat in vanalles voorop liep”, vertelt Krabbendam. “Daar verschenen bijvoorbeeld de eerste advertenties voor produkten, maar het heeft ook heel veel invloed gehad op de emancipatie van de vrouw. Bok was zelf nogal reactionair, maar hij had wel discussies met Eleanor Roosevelt die juist erg veel heeft bijgedragen aan de vrouwenemancipatie.” In de bibliotheek hangt een mooi, getekend portret van Eleanor. “Zij overziet het hier”, glimlachen Van Minnen en Krabbendam eensgezind.
Van Minnen vertelt dat het de bedoeling is dat er binnenkort een tweede aio komt, en later nog een derde, “maar een groot instituut hoeven we niet te worden”, voegt hij er snel aan toe. De totale omzet is op het moment vijf à zes ton, waarvan de KNAW er twee voor zijn rekening neemt.
Sinds 1990 valt het Roosevelt Studie Centrum officieel onder de Akademie. De samenwerking was de eerste paar jaar “moeizaam” volgens Van Minnen. “De KNAW weet er weg mee om mensen met papier in plaats van met onderzoek aan het werk te houden. Dat het Trippenhuis in de steigers stond vond ik wel symbolisch. In het begin was er een voortdurende wisseling van personeel, telkens moest je alles weer opnieuw uitleggen, op correspondentie werd soms totaal niet geantwoord, maar dan kwam er wel weer van hun kant iets binnen dat dan op stel en sprong geregeld moest worden. Enfin, het loopt nu een stuk beter.”
Mensenrechten
Van Minnen wil graag benadrukken dat het studiecentrum ook een internationale ontmoetingsfunctie heeft. Er worden bijeenkomsten voor historici uit heel Europa georganiseerd, tentoonstellingen (deze zomer bijvoorbeeld over Martin Luther King en de burgerrechtenbeweging), er bestaan onderzoeksprogramma’s voor verschillende Britse en Amerikaanse universiteiten, en er zijn de prijsuitrijkingen.
Sinds 1982 worden de ‘Four Freedoms Awards’ elk even jaar in Middelburg uitgereikt, in principe aan niet-Amerikanen. Die vier ‘freedoms’ zijn de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, de vrijwaring van gebrek en de vrijwaring van angst. Volgens Franklin Roosevelt de belangrijkste mensenrechten en de voorwaarden voor een fatsoenlijke democratie.
In New York werden de prijzen al langer uitgereikt aan personen die zich ingezet hadden voor deze mensenrechten, en het Zeeuwse Roosevelt Study Center bouwt nu ook voort aan een Wall of Fame: in de Kapittelzaal staan op een van de muren de namen van de winnaars sinds 1982.
Vorig jaar werd de prijs (een medaille) gegeven aan voormalig VN-secretaris-generaal Pérez de Cuéllar, aan de dirigent Rostropovich, aan Terry Wait, de man van de Anglicaanse kerk die vijf jaar gegijzeld werd in Libanon, aan Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen en aan Lord Carrington, de oud-secretaris-generaal van de NATO die met zijn vredesmissie voor Joegoslavië zo weinig succes boekte. The Roosevelt Review, de nieuwsbrief van het instituut, toont veel kleurenfoto’s met hooggeplaatsten (leden van het koninklijk huis, afstammelingen van Franklin en Eleanor, de commissaris van de koningin) van deze en andere gelegenheden.
Sponsors
Het studiecentrum heeft ook een jaarlijkse prijs voor Nederlandse doctoraalscripties. “Duizend dollar die ze onderling moeten verdelen, niet zo veel, maar ze zetten het wel op hun cv”, zegt Van Minnen. Hij is erg gelukkig met het beurzenprogramma dat sinds vorig jaar door de telecommunicatiebedrijf AT&T bekostigd wordt. Wie wil kan maximaal vier weken aan een scriptie, proefschrift of artikel komen werken.
“Daar is al door veel buitenlandse onderzoekers gebruik van gemaakt”, zegt Van Minnen. Het aantal sponsors dat het studiecentrum heeft weten te vinden is indrukwekkend, ook in de Kapittelzaal en voorin de nieuwsbrief staat een lange rij, van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen tot Heineken en Reader’s Digest. Van Minnen relativeert het onmiddellijk: “De meeste geven maar een klein bedrag, hoor.”