NRC Handelsblad
ECI-prijs 1989
Gaat het Nederlands teloor? drie essays door Jet Wester, Gerrit Krol, en Charles Crombach, geb., 125 blz., f34,50 (ECI boekenclubprijs f 27,50)
ISBN 90 269 411 88
Er is genoeg over geschreven vorig jaar. De boeken- en platenclub ECI looft voortaan eens per twee jaar fikse geldprijzen uit (samen f 105.000,–, net ietsje meer dan de AKO-prijs) voor wetenschappelijke verhandelingen of essays over een onderwerp dat valt binnen het algemene thema ‘lezen en maatschappij’. De eerste keer moest het gaan over de vraag Gaat het Nederlands teloor? en het commentaar was niet van de lucht: een oubollige titel, kan dat gezeur over verloedering nou eens afgelopen zijn, er zit niet eens een taalkundige in de jury. Hans Gruijters, de voorzitter van de jury bleek bovendien het antwoord op de vraag al te kennen: in de Telegraaf meldde hij dat ‘onze taal met uitsterven bedreigd wordt’.
Voor de inzendingen moest dan ook het ergste gevreesd worden, maar gelukkig, het valt reuze mee. Afgelopen donderdag was de prijsuitreiking. Uit 214, overigens volstrekt anonieme inzendingen werden er uiteindelijk drie bekroond; de prijzen voor ‘de origineelste aanpak’ en ‘het origineelste taalgebruik’ (elk goed voor f 5.000,–) werden niet toegekend. Dat de hoofdprijs (f 45.000,–) naar een artikel over spelling ging zal niemand verbazen, maar van de inhoud van De Tao van Taal, of: Chanel no. 5 en het Geval Nederlands zullen heel wat mensen opkijken.
Jet Wester, een taalkundige die aan de universiteit van Nijmegen werkt, schreef een sprankelende, inzichtgevende verhandeling over het verband tussen de Nederlandse spellingsconventies en de (onbewuste) kennis die elke moedertaalspreker van het Nederlandse taalsysteem heeft. De spelling weerspiegelt dat systeem veel beter dan we in de gaten hebben.
Neem bijvoorbeeld het algemeen heersende idee dat er een inconsequentie zit in hond/honden en heb/hebben tegenover huis/huizen en leef/leven. Logisch zou zijn om ofwel ‘hont’ en ‘hep’ te schrijven, ofwel ‘huiz’ en ‘leev’. Onzin, zegt Wester, wij spellen netjes de onderliggende vorm, en dat kun je ook zien en horen als je iets anders achter de ‘wortel’ of de ‘stam’ zet: het is huiselijk naast (on)hebbelijk, en liefelijk naast dodelijk. ‘Huis’, ‘heb’, ‘lief’ en ‘dood’ zijn daarom geen willekeurige maar juist heel systematische spelwijzen. Nieuwe inzichten uit de fonologie blijken al eeuwen te sluimeren in de manier waarop we onze taal grafisch weergeven.
Aardig is ook het stukje over het trema – is er iets nietiger dan het trema? Tekstverwerkers zien hem niet staan; veel Nederlanders kennen hem niet; omliggende talen hebben hem niet nodig – dat zorgt dat wij allemaal met de regelmaat van de klok de wet overtreden. Wie zich namelijk houdt aan de voorschriften uit de Spellingwet van 1947 zou ook in woorden als ‘bloeien’, ‘ingenieur’ en ‘koeieuier’ trema’s moeten zetten. Dat we dat niet doen, en ook niet hopeloos in verwarring raken door dergelijke woorden, komt doordat we een perfecte beheersing van een mooi en overzichtelijk door Wester uiteengezet regelsetje hebben, dat bijvoorbeeld voor het maken van een ‘voorleesmachine’ een grote voorspellende kracht blijkt te bezitten.
Wester baseert haar artikel op (veelal: eigen) onderzoek waarvan de resultaten voor een goed deel al jaren beschikbaar zijn. Wonderlijk toch dat de Taalunie vijf jaar kon doen over een voorlopig voorstel om de Nederlandse spelling te wijzigen zonder dit soort onderzoek mee te laten wegen. Het trema was een van de zaken die men volgens het rapport dat eerder dit jaar verscheen wilde afschaffen.
Anachronisme
Enfin, het is zolangzamerhand bekend dat de Taalunie niet geïnteresseerd is in recente onderzoeksresultaten, ook de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) is een merkwaardig anachronisme. Dat neemt niet weg dat voortaan niemand zich meer met goed fatsoen in het spellingsdebat kan mengen zonder tenminste kennis te hebben genomen van dit artikel.
Maar ook voor degenen die zich niet druk kunnen maken over spelling is het een aanrader. Wester gebruikt spelling namelijk als een lokkertje om de lezer mee te voeren op een tocht langs het wonder taal. Ze doet dat met verve en een aanstekelijk enthousiasme. Een eenvoudig artikel is het zeker niet geworden, maar het laat op een overtuigende manier zien dat een ‘natuurwetenschappelijke’ kijk op taalfeiten werkelijk inzicht geeft. De bouw van een DNA-string gaat niet wezenlijk anders in z’n werk dan de bouw van een woord.
De verhandeling besluit met een krachtige oproep aan de overheid, onder andere om opdracht te geven voor het vervaardigen van een spannend en verkoopbaar boek over spelling en haar relaties tot taal en taalkunde. Een boek dat uitsluitend over samenhang gaat en dat niets anders doet dan inzicht geven. Het zou mooi zijn als deze prijs zo’n nuttig vervolg zou krijgen.
Na dit flitsende en vooral ook originele essay vallen de andere twee een beetje tegen. Zowel Onze nationale schaamte, geschreven door de auteur Gerrit Krol en f 30.000,– waard gebleken, als Een taal die niet kan sterven van Charles Crombach (f 20.000) is nogal saai. Zulke artikelen zou je inderdaad verwachten over het prijsvraagonderwerp.
Opvallend is dat in beide verhalen dezelfde elementen terugkomen: het prachtige werk van Stevin die ons woorden als ‘wiskunde’ en ‘worteltrekken’ bezorgde en natuurlijk de stroom Engelse leenwoorden die het Nederlands binnenkomt.
U kent die verhalen en argumenten zo langzamerhand wel. Crombach, hoofd van het transferpunt van de Landbouw Universiteit in Wageningen, denkt dat de positie van het Nederlands wel eens minder sterk zou kunnen worden in de wereld en daar zou hij best gelijk in kunnen hebben. Het is geen slecht artikel maar het is ook geen seconde echt spannend.
Het verhaal van Krol vind ik nogal warrig. Er wordt van alles overhoop gehaald en ik geloof dat de moraal is dat we trots op ons Nederlands moeten zijn, maar er is te weinig lijn in het stuk te ontdekken om dat met zekerheid te kunnen concluderen.
En uit beide artikelen spreekt weer dat onuitroeibare idee dat het Nederlands bestaat uit woorden. Niemand die er bijvoorbeeld op wijst dat leenwoorden, zodra ze hier binnenkomen onderworpen worden aan het Nederlandse systeem: we verkleinen ze, vervoegen ze, maken meervouden, allemaal puur op z’n Hollands.
De essays zijn verzameld in een mooi gebonden boekje. Een boekje “dat aan de boekhandel aangeboden is, en dan zeggen sommige boekhandels dat ze het willen hebben, andere willen het dan niet”, luidde het diplomatieke antwoord donderdag tijdens de persconferentie op een vraag naar de verkrijgbaarheid van het boek.
U zult zelf moeten gaan kijken of uw boekhandel iets wil verkopen dat uit de koker van de aartsvijand komt, want dat blijven boekenclubs voor de reguliere handel. En anders moet u toch lid van de club worden.