door Liesbeth Koenen ©
10-04-2000
NRC Handelsblad
(rubriek: Zeggen en Schrijven)

Zeggen en Schrijven

Dubbelgesprek

“Hè get, daar zit weer de een of andere bobbel aan de bovenkant. Eroverheen maar. Voorzichtig, met het kleine kwastje. Ai, toch een likje op de muur. Waar is de rol keukenpapier? Voorzichtig afvegen, nee, niet uitvegen. Ah, maar daar komt zo’n stukje waar ie los zit van de muur, dat schiet even op. Nu weer een paar flinke repen afplakband voor het onderkantje. Zorgvuldig plakken, anders heeft het geen enkele zin, en dan lekker het middendeel opvullen met de brede kwast. Zo, daar is de volgende hoek. Nee, niet weer kijken hoe veel er nog moet, stug doorgaan, dan is het straks ineens toch klaar.”

Gedachten bij het schilderen van plinten. En ja, bij muren, deuren en ramen gaat het, mutatis mutandis, net zo. Maar zijn dit wel echt mijn gedachten? Ik kan ze opschrijven, maar had dat even goed met andere woorden kunnen doen.

Normaal gesproken werk ik met mijn hoofd. Lezen, schrijven, gesprekken voeren, soms anderen vertellen hoe ze hun schrijven kunnen verbeteren, dat is het wel zo’n beetje. Allemaal dingen waarbij je gedachten kunnen afdwalen, en ik kan u verzekeren: dat doen ze, meer dan me lief is. (Heb, nu ik een paar alinea’s gevorderd ben, al zesentachtig keer aan heel uiteenlopende, totaal andere zaken dan dit stukje gedacht.)

Wat niet kan, is doorwerken én de geest tegelijk op iets anders richten. Daar is een vorm van lichamelijke arbeid voor nodig. Nou is daar altijd voldoende van voorhanden in elk huishouden, maar dat zijn routineklussen, waar, in elk geval bij mij, nooit hele dagen in gaan zitten.

Wekenlang bijna alleen maar verven maakte me erg bewust van de vreemde gesprekken die je met jezelf voert. In mijn hoofd is het een groot onderhandelingshuishouden met mezelf. Een continu straffen en belonen bovendien: nu eerst dit vervelende deel van het karwei, en dan mag je weer met de grote kwast verder. Als dit stuk muur af is, dan heb je even rust en een sigaret verdiend. Ik geloof dat ik inderdaad mezelf toespreek, en ‘je moet, je mag’ denk, in plaats van ‘ik’.

Maar ik weet het niet zeker, want het is wel het type uiterst vage gesprekken, waarin je niet daadwerkelijk formuleert. De gedachten halen zelden of nooit het moment dat je ze omzet in echte klanken, afgezien dan van een enkel tevreden ‘Zo!’ of aanverwante kreten. Het is net of je half in taal kunt denken, want helemaal taalloos is die stream of consciousness niet. En af en toe dient zich wel degelijk een gewone hele volzin aan.

Dat halfbewuste gedenk heeft dan tot rekenwerk in je hersens geleid en die gooien vervolgens een heldere conclusie je bewustzijn in. Zoals: welbeschouwd bestaat een huis uit een waanzinnige hoeveelheid randjes, met daartussen op te vullen vlakken. Of: ‘Beneden alle peil’, dat liedje van Boudewijn de Groot, speelt natuurlijk door mijn hoofd vanwege die ene zinsnede: ‘ik ken er ieder plekje van’. Centimeter voor centimeter door je nieuwe huis gaan heeft hetzelfde resultaat.

Op die momenten wordt ook het dubbelgesprek doorbroken. Want dat is wat me nog het meest intrigeert: dat je moeiteloos dwars door dat geonderhandel over de te volgen verfkoers vrolijk een heel ander gesprek met jezelf kunt voeren. Sterker nog: dat je dat in feite aldoor doet. Hoeveel concentratie de arbeid ook vereist, de dingen die je in je verdere leven heftig bezighouden, dringen zich toch onstuitbaar op, als vochtplekken door de verf.

Dus herbeleeft mijn geest onder het witten de Balie-avond over auteursrecht-in-het-digitale-domein van laatst, met dat fantastische buffet met ‘gouden bergjes’ en ander lekkers na, of peins ik over de gelegenheidskrant ‘De Vrije Schrijver’ vol bijdragen van freelance-auteurs van naam, die wonderlijk genoeg nog geen merkbare belangstelling bij andere media heeft gewekt, en nog meer.

Letterlijk over die dingen praten met iemand anders lukt ook uitstekend. Ook dan hobbelt de kwast gewoon netjes achter mijn andere gedachtenstroom aan. ‘Vooruit, praten en breien’ was de aansporing die ik als kind kreeg (van mijn moeder, die overigens net zomin kon breien als ik) en dat heeft kennelijk geholpen.

Zo’n handenarbeidersbestaan vol dubbelgesprekken, in plaats van de wisselgesprekken waarmee mijn leven nu vol zit’ mhm, ik zal er wel niet geschikt voor zijn, maar de aantrekkelijkheid zie ik scherp.