door Liesbeth Koenen ©
15-09-2009
NRC Handelsblad, NRC Next
(rubriek: Deze week spreekt / De Lezing)

Deze week spreekt… Douwe Draaisma

Dood en vergeten

Omdat ze nooit bij de nabestaanden bezorgd zijn, kunnen wij alle afscheidsbrieven lezen van tot de guillotine veroordeelde tegenstanders van de Franse Revolutie. ‘Bitter’, noemt Douwe Draaisma (1953) dat. Hij is bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de psychologie, en schreef een aantal succesvolle boeken over herinneringen.

Wat is ‘de tweede dood’ waarover u gaat spreken?

‘De gedachte dat je pas echt dood bent als niemand zich je meer herinnert. Het is me opgevallen dat het idee om voort te willen leven in de herinnering tegenwoordig het dominante perspectief is bij crematies, in overlijdensadvertenties en condoleancebrieven. Ik vroeg me af of dat te maken heeft met onze niet-gelovige tijd. Als er geen leven na dit leven is, dan blijft alleen ontkomen aan die tweede dood over.’

‘Toen stuitte ik op de collectie afscheidsbrieven uit de terreurtijd na de Franse Revolutie, tussen 1792 en 1794, toen mensen die men voor tegenstander van de nieuwe republiek hield nogal arbitrair en meedogenloos werden opgepakt en snel daarna ter dood gebracht. Dat is negen, tien generaties geleden.’

Dramatische lectuur zeker?

‘Ja, het heeft ook iets voyeuristisch. De grote verrassing vond ik dat de briefschrijvers ook toen al vooral niet vergeten wilden worden. Ze hadden ook heel vrome brieven kunnen schrijven, maar dat doet bijna niemand. In het zicht van hun onontkoombare dood vergeven ze wel hun vijanden. Je vindt nauwelijks bitterheid of verwijten. Dat zou een christelijk element kunnen zijn.’

‘Opmerkelijk vond ik dat veel mensen vroegen om openstaande schulden af te lossen: een pruik die nog afgerekend moest worden, een dienstmeisje dat loon tegoed had. In de brieven van Duitse soldaten die ook wisten dat ze gingen sterven, vind je diezelfde bezorgdheid, bijvoorbeeld over geleende spullen die terugbezorgd moesten worden. Misschien gebruikt men concrete dingen om ook symbolisch met een schone lei te sterven.’

En de herinneringen voor de dierbaren?

‘Mij interesseert vooral hoe ze zich de herinnering van de achterblijvers binnen proberen te schrijven. Als psycholoog ben ik benieuwd naar hun achterliggende theorie over het geheugen. Zo geven ouders soms de opdracht de brief pas tien of vijftien jaar later aan hun kinderen te laten lezen. Daar spreekt begrip voor de werking van het kindergeheugen uit.’

‘Het ontroerendst vond ik de liefdevolle brief van een prinses van Monaco, die haar vlecht afsneed, en er heel expliciete instructies over meegaf. Vooral moest voorkomen worden dat die vlecht altijd te zien zou zijn. Ze wist dus dat memorabilia aan associatiekracht verliezen.’

Nu heeft iedereen foto’s.

‘Vlak na de uitvinding van de fotografie kreeg je een nieuw genre: mensen lieten zich fotograferen met een portret van hun overleden dierbare op schoot of naast zich. Een soort bezwering tegen de vluchtigheid van herinneringen. Maar het tragische van foto’s en ook van herinneringen vertellen, is dat ze vaak een wissend effect hebben: ze schuiven voor de echte herinnering.’

Vrijdag spreekt prof.dr. Douwe Draaisma over: ‘Schrijven en herinnering: De tweede dood. En hoe eraan te ontkomen.’ 20.00 uur. Aula van de UvA, Singel 411 Amsterdam. Toegang gratis, aanmelden: www.spui25.nl

NRC Next kopte dezelfde ochtend ‘Dood én vergeten…’, en schrapte een paar alinea’s.