door Liesbeth Koenen ©
04-02-2017
de Telegraaf
(rubriek: Taal!)

Taal!

Dieren & wieren

Restjes zijn er bij bosjes. Ze zitten vaak vastgeklonken in ouderwetse manieren van zeggen: ‘Te allen tijde is ook wie van goeden huize komt onzes inziens in staat je in koelen bloede te vermoorden.’

Een zin zó vol zichtbare naamvallen dat de Duitsers er nog een puntje aan zouden kunnen zuigen.

Soms besef je het ook niet. Want ‘van ganser harte’ vragen we iemand ‘halverwege’ het feestje ’ten dans’. ‘Ter ere van’ ‘diens’ verjaardag. Ook daar zitten vreemde verbuigingen in, die we niet meer goed kunnen navoelen. Als we ze tenminste op nieuwe woorden willen loslaten.

Want ik kan bijvoorbeeld wel verzinnen: ‘Dat was weer erg des Piets’, en dat zal wel goed zijn, maar het klinkt een beetje als een grap. En zodra ik Piet omtover in Pieternella ben ik de draad kwijt. ‘Dat is des Pieternella’s’ klopt niet. Maar wat zou het wel moeten zijn?

Ik moet zoiets opzoeken. Het maakt geen deel uit van mijn Nederlands. Ik ken domweg het systeem en de rijtjes niet. Die zijn dan ook al sinds de middeleeuwen, dus tergend traag, aan het verdwijnen. 

Erg? Jammer? Eerlijk gezegd mis ik ze zelden. Maar er is een uitzondering.

Ik vind ‘diens’ een mooi, praktisch woord. In zinnetjes als: ‘Frederik zei tegen Bram en diens zoontje…’ geeft het namelijk duidelijkheid geeft over van wie dat zoontje is. Van Bram.

Bij ‘Frederik zei tegen Bram en zijn zoontje…’ weet je dat niet. Dat zoontje kan ook best van Frederik zijn. Onhandig.

Nu het gekke. Als je de zaak ombouwt naar vrouwen dan moet ‘diens’ ‘dier’ worden. Prima, zou je zeggen. Maar helaas. Dat klinkt belachelijk ouderwets. Luister maar mee: ‘Janna zei tegen Femke en dier zoontje…’ Onbruikbaar in de praktijk.

Net zoiets is er gaande bij ‘wiens’ en ‘wier’. ‘Wier’ en ‘dier’ zijn bovendien wat je van oudsher voor meer mensen gebruikt: ‘Bram en Femke, wier zoontje…’ ‘Frederik en Janna en dier zoontje…’ Vlot is anders.

Dan maar voor alles de mannelijke vorm gebruiken? Het gebeurt vaak, en waarschijnlijk zijn we er naar onderweg. Maar mij doet ‘Femke en diens zoontje’ of ‘Femke wiens zoontje’ voorlopig nog pijn aan m’n oren. Onoplosbaar dit, lijkt het.