door Liesbeth Koenen ©
12-2008, nr. 100
Akademie Nieuws

De vleesfabriek

Ze komt meteen aan de telefoon, al is ze met zwangerschapsverlof en net de baby aan het voeden. Nog een kind dus, voor wie de kop opgaat die in 2005 (Akademie Nieuws 82) boven een interview stond met De Jonge Akademie-lid Carlijn Bouten: ‘Straks ben ik de eerste moeder die kan zeggen: ja, vlees komt uit de fabriek’. Bouten doet in haar eigen lab op de Technische Universiteit Eindhoven aan tissue engineering, ‘weefselbouw’. Ze probeert bijvoorbeeld uit stamcellen werkende hartkleppen te kweken, uiteindelijk bedoeld voor mensen met hartklepproblemen. Liefst ‘lichaamseigen’ moeten die kleppen worden, maar dan wel buiten het lichaam gemaakt. 

Een uitvloeisel van dat onderzoek is haar medewerking aan pogingen vlees te produceren waar geen beest aan te pas gekomen is. Vlees uit de fabriek dus, de droom van menig vegetariër. Hoe staat het daarmee? ‘Biefstuk wordt het nog steeds niet’, zegt Bouten, ‘want voor grote lappen moet je er ook bloedvaten en bloed in stoppen.’

Maar dichterbij zijn supermarktschappen met fabrieksvlees wel. Muizenspieren namaken lukt al, varkensspieren komen eraan. ‘De grote doorbraak die moet komen, zit in niet-dierlijk serum’, legt Bouten uit. ‘Er zijn stofjes die weefsel laten groeien, en op dit moment moeten we er nog dierlijk serum bij doen.’ Vooralsnog wordt dat uit gestold bloed gemaakt. Moeizaam en duur. Bouten: ‘Het ei van Columbus waar we op wachten, is die groeifactor in grote hoeveelheden synthetisch te kunnen maken. Ook voor klinisch gebruik is dat trouwens belangrijk. Dierlijk serum is niet risicoloos, er kan bijvoorbeeld Creutzfeldt-Jakob in zitten.’