Akademie Nieuws
Mr.dr. A.S. Hartkamp, Akademielid en Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad
“De rechtspraak wordt vrijer”
Een Akademielid dat geen professor is kom je maar zelden tegen. Mr. Arthur Hartkamp (46), sinds 1985 lid, is er zo een, maar het zal niet lang meer duren.
Binnenkort komt zijn benoeming tot hoogleraar privaatrecht aan de universiteit van Utrecht. Voor een dag per week, zodat hij daarnaast gewoon zijn werk kan blijven doen als Advocaat-Generaal bij wat voluit ‘de Hoge Raad der Nederlanden’ heet. Werk dat hem zeer bevalt, en dat hij indertijd zelfs verkozen heeft boven de prestigieuze positie van rechter in de Hoge Raad.
Een Advocaat-Generaal (het land kent er dertien) werkt solitair, en dat ligt Hartkamp duidelijk. Voor bestuursfuncties voelt hij niet zoveel. Hij zegt er niet zo goed in te zijn en er ook niet genoeg tijd voor te hebben. Gelukkig doet de Akademie wat dat betreft ook geen groot beroep op hem. De morele plichten die tegenover de eer van een lidmaatschap staan blijven zo beperkt tot het regelmatig bezoeken van lezingenmiddagen (Hartkamp: “Ik heb gemerkt dat ik de helft van de keren ga. Vooral als het over oude geschiedenis gaat of over mijn eigen vak vind ik het interessant.”), er af en toe zelf een geven, en onderzoek beoordelen of ‘redden’ als het bedreigd wordt.
Kruising
Het mooie van zijn functie bij de hoge Raad vindt hij dat het een kruising is tussen wetenschappelijk en rechterlijk werk. Voor de Akademie lijkt het hem gunstig wanneer niet alle leden helemaal uit de universitaire wereld komen.
Waaruit bestaat de wereld van een Advocaat-Generaal? Hartkamp: “Het is een adviserende functie. Nadat de advocaten een zaak hebben toegelicht, en voordat de Hoge Raad uitspraak doet maken wij een geschreven advies. Zo’n advies heet een conclusie en die kan wel tien of twintig getikte bladzijden worden. We geven er de stand van zaken in de wetenschap in weer. In verreweg de meeste gevallen volgt de Hoge Raad die conclusies. Is het arrest eenmaal klaar dan komt het met de conclusie in de reeks Nederlandse Jurisprudentie te staan.”
Hartkamps boekenplanken dragen de last: meters ingebonden ‘Nederlandse Jurisprudentie’, sinds 1913. Zijn hoge kamer bevindt zich in het conglomeraatje van met loopbruggen verbonden gebouwen achter de Lange Voorhout in Den Haag, waar de Hoge Raad sinds een paar jaar gevestigd is.
De entree was direct al stijlvol: een klein oprijlaantje met antieke bronzen beelden van grote Nederlandse juristen. De grootste en bekendste, Hugo de Groot, staat natuurlijk vooraan. In de oude panden is het, anders dan mischien te verwachten valt, licht en ruim. Hier wordt de wet getoetst.
Hier werd vijf jaar geleden bijvoorbeeld geconstateerd dat de wet op het afbetalingsstelsel en de wet op het consumptief geldkrediet onderling niet spoorden. Van allerlei transacties was niet duidelijk of ze onder de ene of de andere wet vielen. Het gevolg was dat er snel een nieuw wetje gemaakt moest worden, om te voorkomen dat heel veel eerdere uitspraken nietig verklaard zouden worden. Dat zou volgens Hartkamp al gauw een half miljard gekost hebben.
Een knapperd
Soortgelijke ellende verwacht hij niet echt van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, dat 1 januari 1992 eindelijk ingevoerd zal worden. Hartkamp is zelf een van de architecten van dat nieuwe B.W. De eerste plannen daarvoor ontstonden in 1947, maar pas in de jaren zeventig werd de uitwerking intensief ter hand genomen.
Hartkamp: “Het is een functie van de Hoge Raad om zaken uit te leggen in de zin van het nieuwe B.W. De wetten zijn nu vastgesteld, de contractmodellen aangepast. Ik heb er zelf vijftien jaar aan gewerkt, op het Ministerie van Justitie waar ik eigenlijk maar een paar jaar van plan was te blijven. Het is allemaal heel anders verlopen dan ik verwachtte. Ik was cum laude gepromoveerd – ik was echt een knapperd toen – op een onderzoek naar Romeins recht waarvoor ik een hele tijd in Rome gewoond had, en het zag er naar uit dat ik snel carrière zou maken op de universiteit. Maar wetgeven is boeiend werk. Wetten maken betekent bijvoorbeeld dat je veel moet overleggen met mensen uit de praktijk. Bovendien moet je aan de ene kant oog hebben voor de uitwerking van een wet in bepaalde, specifieke gevallen, maar tegelijkertijd moet je overzicht houden.”
“Veel juristen vonden het nieuwe B.W. een ramp, maar ja, er was in het Burgerlijk Recht al anderhalve eeuw niets veranderd. Momenteel worden er overal in het land cursussen gegeven, onder andere door mij, maar ik zie gelukkig geen paniek bij de cursisten. En in Leiden wordt het nieuwe B.W. al jaren onderwezen. Ik heb daar zelf ook nog zes jaar college gegeven, tot 1983.”
Wat er allemaal nieuw is aan het nieuwe B.W. kan Hartkamp niet even opsommen, maar hij wil wel wat tendensen aangeven. Hartkamp: “Een richting is bijvoorbeeld dat er meer bescherming komt van ‘opgewekt vertrouwen’: wanneer je een zaak gekregen blijkt te hebben van iemand die zelf niet de eigenaar was, dan ben je die zaak voortaan niet langer zondermeer kwijt.”
“En er komt meer accent op risico-aansprakelijkheid. Ook als een persoon of een rechtspersoon zelf geen schuld heeft, kan hij nog wel aansprakelijk gesteld worden. Bijvoorbeeld voor de gevolgen voor de gezondheid van gevaarlijke stoffen. Dat heeft grote consequenties voor economische en technologische ontwikkelingen. Verder wordt het lastiger met wurgcontracten te werken: er komt meer bescherming voor de consument, omdat onbegrijpelijke of onredelijke bepalingen ongeldig kunnen worden verklaard.”
“Belangrijk vind ik ook dat de rechtspraak wat ‘vrijer’ zal worden via open normen als ‘onrechtvaardige verrijking’, ‘goede trouw’, ‘maatschappelijke zorgvuldigheid’ en dergelijke die in de wet opgenomen worden. Die normen zijn elastisch. Keerzijde is natuurlijk dat het gevaarlijk kan zijn ‘morele’ of ‘ethische’ rechters te hebben. Daarom moet je een breed samengestelde rechterlijke macht hebben, die uit verschillende regionen komt. Dat is in Nederland ook het geval, en dat is heel uniek: vijftig procent wordt hier van buiten aangetrokken, dat zijn knappe cassatie-advocaten of hoogleraren, die op een gegeven moment rechter worden. Gelukkig zitten er tegenwoordig ook steeds meer vrouwen bij.”
Algemeen belang
“Verder gaat ‘het algemeen belang’ een grotere rol spelen in het privaatrecht. Dat mag soms prevaleren. Denk bijvoorbeeld aan een stel erfgenamen die het niet eens kunnen worden over een erfenis die ondermeer bestaat uit een bedrijf. Vroeger ging dat bedrijf dan op de fles, nu kan de rechter bepalen dat dat niet gebeurt, omdat het economisch belang van het bedrijf te groot is of zo.”
“Ik vind het interessant dat de dogmatiek op allerlei manieren gerelativeerd wordt. Nietig was vroeger nietig. Punt. Nu kun je bijvoorbeeld een deel van een contract in stand houden. En zal er niet gauw meer gebeuren wat in Limburg een tijdje terug speelde. Daar had een man een stuk grond aan de gemeente verkocht, en die bouwde er huizen op. Toen bleek er met het verkoopcontract iets niet in orde te zijn, en de rechter kon niet anders dan het contract nietig verklaren. Die man heeft nu een wijkje in zijn bezit.”
Hartkamp verwacht wel dat het nieuwe Burgerlijk Wetboek het laatste puur Nederlandse zal zijn. Het zal allemaal nog wel even duren, maar als Europa werkelijk een economische en of politieke unie wordt, dan moet het verbintenissen- en zakenrecht volgens hem uniform worden.
De handel vraagt nu al om een gelijkvormig privaat- en aansprakelijkheidsrecht. Zelf zit hij in een ‘unificatiewerkgroep’, die deels door de EG-commissie gefinancierd wordt. Ook al weer leuk en interessant werk, vindt hij. Als hij maar nieuwe dingen kan blijven doen, generalist kan blijven. En zijn liefde voor de klassieken mag botvieren natuurlijk. In zijn geval is dat laatste een kwestie van veel reizen: in het vliegtuig heeft hij altijd Homerus’ Odyssee op schoot.