door Liesbeth Koenen ©
12-2008, nr. 100
Akademie Nieuws

De jacht op het walvishart

Zijn avontuurlijke, zij het slechts half geslaagde walvisvaart in het gezelschap van onder meer zijn vriend prins Bernhard was al achter de rug tijdens het interview in 1991 (Akademie Nieuws 12) met prof.dr. Frits Meijler. De in 1925 geboren cardioloog was op dat moment directeur van het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland (ICIN), en zijn collectie elektrocardiogrammen van zoogdieren was bijna compleet. Hij had van de jacht op de enige die nog ontbrak een fraai uitgeven boekje gemaakt, onder de titel Waarom van een walvis?

Letterlijk tientallen jaren besteedde Meijler aan het ontraadselen van een van de mysteries van de zuig-perspomp die het hart is. Het draait om de elektrische prikkel die harten laat samentrekken. Alle harten: de allerkleinste van babymuisjes (dertig milligram zwaar), tot en met de allergrootste van walvissen, die een hart zo groot als een paard hebben. Maar het wonderlijke is dat die elektrische impuls, anders dan je zou denken, er in een twee maal zo groot hart niet twee keer zo lang over doet om de andere kant van het hart te bereiken. Naarmate het hart groter is, duurt het relatief korter. Begrijpen hoe dat precies zit, is ook van praktisch belang, zegt Meijler aan de telefoon. ‘Als je een stoornis in die geleidingstijd hebt, dan heb je een pacemaker nodig. En die zul je bij een kind anders willen afstellen dan bij een reus. ‘

De walvis leek het ontbrekende puzzelstukje voor de exacte relatie tussen prikkelgeleidingstijd en hartgrootte. En ja, nadat er in 1992 bij Newfoundland alsnog een paar goede walvissen-ECG’s waren gemaakt – bij beesten van zo’n 30.000 kilo – werd de achterliggende formule gevonden. Daarin speelde een derdemachtswortel van het gewicht van het hart een hoofdrol, maar voor de details verwijst Meijler graag naar zijn vorig jaar verschenen memoires: Mijn oorlog, mijn hart.