door Liesbeth Koenen ©
12-2008, nr. 100
Akademie Nieuws

De herinneringen van Dirk Struik (1894-2000)

Het was hoe dan ook al nauwelijks te geloven: dat een geleerde wiens honderdste geboortedag met een congres gevierd werd, daar zelf bij aanwezig was. Maar Dirk Struik hield, in grijs pak en op zwart-witte gymschoenen, ook nog een glashelder en zeer onderhoudend verhaal van een uur.

Het was 1994, en hoewel de wiskundige al in 1926 naar Amerika was vertrokken, klonk het Nederlands waarin hij zijn herinneringen vertelde heel gewoon. Hoe Einstein nog de verbintenis tussen hem en zijn vrouw ‘gezegend’ had – met resultaat, zijn huwelijk had zeventig jaar geduurd – en wat een schande het was dat hbs’ers pas in 1917 geen toelatingsexamen voor de universiteit meer hoefden te doen.

Het perspectief van een honderdjarige. Maar als iets opviel, ook een paar dagen later toen hij uitgestrekt op zijn dichtgeslagen hotelbed over zijn wiskundig onderzoek en nog veel meer sprak, dan was het zijn jeugdige, nog hevig in het nu geïnteresseerde geest. En de zachtmoedige beminnelijkheid die ook zijn prachtige craquelé-gezicht uitstraalde. Dat hij zo oud werd, had mede te maken met zijn opmerkelijk positieve levenshouding, denkt wiskundige en wetenschapshistoricus prof. David Rowe, die Struik vaak opzocht in de jaren negentig. In een mailtje schrijft hij: ‘Dirk bezat het vermogen iedereen op te monteren, en ik denk dat wat hij daarop terugkreeg sterk bijdroeg aan zijn optimistische blik. Hij bleef nooit stilstaan bij negatieve dingen. Dus zei hij zelden iets kritisch over andere mensen. Als iemand of iets hem niet beviel dan wilde hij er niet over praten.’

Maar juist daarin ziet Rowe ook de reden dat de memoires waaraan Struik bij zijn honderdste verjaardag systematischer wilde gaan werken nooit afgekomen zijn. Over sommige periodes in zijn leven had hij al gepubliceerd, en Struik schreef wel degelijk nog een aantal hoofdstukken van zijn autobiografie. Rowe stond hem bij, maar een onoverkomelijk probleem bleken de jaren dertig en veertig, toen Struik het stalinisme bleef steunen. ‘Ook toen het steeds duidelijker werd dat dat regime niet te verdedigen viel’, verwoordt Rowe het.

Struik was een overtuigd marxist. En dat hem dat in het McCarthy-tijdperk een veroordeling wegens ‘subversie’ opleverde, is algemeen bekend. Het kostte Struik onder meer tijdelijk zijn aanstelling aan het MIT (Massachusetts Institute of Technology). Indirect was het ook de reden dat hij in 1954 tot KNAW-correspondent werd benoemd. Struik zag daar in elk geval een bewijs van vertrouwen in dat hij toch geen schurk was.

Maar over de decennia voor de McCarthy-jaren ging het in de publiciteit rond Struik meestal niet. En hijzelf kwam er kennelijk niet uit, kon er niet over schrijven. Volgens Rowe hing dat samen met Struiks jongere broer Anton, die begin jaren twintig naar de Sovjet Unie was vertrokken uit idealisme. Dirk Struik had in 1926 behalve een aanbod van MIT, er ook een uit Moskou. Hij en zijn vrouw kozen voor Amerika. ‘Ik denk dat hij tegen zijn broer opkeek, als de politieke held die zijn leven op het spel zette en tragisch aan zijn end kwam’, schrijft Rowe. Terug in Nederland wijdde Anton zich vanaf 1930 met verve aan het communistisch ideaal en de communistische partij. In mei 1941 werd hij opgepakt door de Duitsers. Hij kwam terecht in het concentratiekamp Neuengamme, dat in april 1945 ontruimd werd. Op 3 mei 1945 bombardeerden de Britten de schepen waar de gevangenen aan boord waren gebracht, en Anton Struik was een van de ruim zevenduizend Neuengamme-gevangenen die daarbij omkwamen.

Dirk Struik stierf op 21 oktober 2000, 106 jaar oud. In zijn slaap, zonder ooit echt ziek geweest te zijn. Zijn spullen zijn overgebracht naar het archief van het MIT. Misschien dat iemand nog een keer zijn hele geschiedenis gaat opschrijven. In de tussentijd moeten we het doen met Struiks nog altijd goed leesbare, en veelvuldig bij opleidingen gebruikte Geschiedenis van de wiskunde. Voor het eerst verschenen in 1948 (in het Engels), in minstens achttien talen vertaald, en dit jaar nog eens herdrukt in het Nederlands.

Maar dat is een ongewijzigde heruitgave, dus ongetwijfeld staat het hinderlijke foutje er nog in dat Struik in 1994 spontaan persoonlijk herstelde in mijn exemplaar: Ada en niet Anne Lovelace was een van de voorbereiders voor de computer. Zelf maakte ik destijds ook een voornaamfout. Ik schreef Struik in mijn interview met hem een nicht Mientje toe. In een zeer vriendelijk briefje meldde Struik na ontvangst van Akademie Nieuws dat zijn (eveneens honderdjarige) nicht geen Mientje, maar Dieksken heette. Bij dezen eindelijk hersteld.