Vrij Nederland
JOURNALISTIEK
De boodschappers van de wetenschap
De gretigheid waarmee kranten over nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap schrijven is van vrij recente datum. Maar weten journalisten wel genoeg over al die dingen? Piet Hagen schreef een boek over wetenschapsjournalistiek.
WETENSCHAP IN HET NIEUWS, journalistiek schrijven over natuur en techniek, medisch onderzoek en milieu, door Piet Hagen Uitgever wolters-Noordhoff, 284 p., f 42,50
Een bioloog had het boek al gelezen. Hij zei: “Het is een heel aardig boek, maar over biologie staan er wel veel fouten in.” Ik ben geen bioloog, en ik ben ook niet speciaal thuis in de andere onderwerpen die behandeld worden in Wetenschap in het nieuws, journalistiek schrijven over natuur en techniek, medisch onderzoek en milieu van Piet Hagen, maar ik weet wel wat er niet deugt aan het boek.
Het commentaar van de bioloog was een zuivere illustratie. Hagen, vroeger journalist bij Trouw, nu directeur van de Utrechtse School voor de Journalistiek (die inmiddels ‘Faculteit Journalistiek en Communicatie Opleidingen van de Hogeschool Midden Nederland’ heet) schrijft vanuit een misverstand. Het bijzonder wijdverbreide misverstand ‘dat een goede journalist over alles kan schrijven’.
Veel leed wordt daarmee berokkend. Het doet biologen over de behandeling van een biologisch onderwerp in een boek of in de krant veel te vaak ‘dat klopt niet’ verzuchten. Het maakt dat sociologen in vijf van de tien gevallen naar hun hoofd grijpen bij het lezen van een kranteverslag over een net afgerond sociologisch onderzoek. En dat artsen journalisten vervloeken wanneer ze weer een angstige patiënt aan de lijn krijgen die net een medisch stukje in het avondblad gelezen heeft. Het roept met andere woorden een verschijnsel op dat bijna iedereen wel kent: nou net over dat onderwerp waar jij toevallig erg veel van afweet wordt in de pers zoveel onzin beweerd.
Dat is een griezelige gedachte. Niemand weet van alles veel af en iedereen neigt ertoe informatie uit de pers voor waar aan te nemen. Hoeveel misvattingen zou je zo in je leven opdoen? Hagens streven is zulke misvattingen voorkomen. Daar is maar in een woord voor: loffelijk.
De vraag is alleen of dat wel mogelijk is. En wie moet je daarvoor zien te bereiken? In een interview met Iota (de nieuwsbrief van de Stichting voor Publieksvoorlichting over Wetenschap en Techniek) zei Hagen zijn boek in de eerste plaats geschreven te hebben voor de gewone journalist: de verslaggever die te maken krijgt met ‘bèta-onderwerpen’ als aids en milieuschandalen. En daarnaast hoopt hij dat mensen die in de wetenschap werken het zullen willen lezen.
Wat zet hij deze beoogde lezers voor? Hagen begint met iets te vertellen over de geschiedenis van de wetenschapsjournalistiek. Die is jong. De eerste generatie wetenschapsjournalisten in Nederland dateert van de jaren zestig. Daarvoor vond je hooguit wel eens een geleerde die zelf een voorlichtend stuk schreef.
Inmiddels heeft de wetenschapsjournalistiek zich een echte plaats verworven in de pers, maar in West-Europa denkt nog steeds 17 procent van de bevolking dat de zon om de aarde draait. Werk aan de winkel dus, want de ontwikkelingen staan natuurlijk niet stil en iedereen loopt alleen maar meer kans in zijn dagelijks leven de gevolgen tegen te komen van wetenschappelijk onderzoek.
De rest van Hagens boek is een wat wonderlijk, maar vaak wel interessant, samenraapsel van praktische gegevens en lessen uit de (soms heel recente) geschiedenis. In buitengewoon kort bestek gaat hij in in op zaken als ‘het experiment’ , ‘paradigma’s’, ‘pseudowetenschap’, ‘wetenschappelijke tijdschriften’, ‘journalistieke genre’s’, ‘jargon’, ‘bronnen’ en een hele reeks zaken die de laatste jaren veel in het nieuws zijn geweest: kanker, aids, (koude) kernfusie, supergeleiding, het ozongat etcetera. Achterin Wetenschap in het nieuws staat nog een appendix met ondermeer een lijst van chemische elementen, tekeningen van de structuur van DNA en de chronologie van casus Buck/Goudsmit.
En tot slot staan er oefeningen in het boek en een ‘Wegwijzer’ met adressen van onderzoeks- en voorlichtingsinstellingen, die incompleet is (waarom bijvoorbeeld wel het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, maar niet het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek, waar zijn het Hubrecht Laboratorium voor ontwikkelingsbiologie en het ICIN, het Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland?).
Telkens komt Hagen terug op het belang van kritische journalistiek. Journalisten moeten volgens hem kritische vragen stellen, kritische besprekingen van proefschriften maken, en in het algemeen niet te snel geloven wat ze verteld wordt.
Gelijk heeft ie. En feitelijk geldt dat natuurlijk voor alle vormen van journalistiek. Maar het kan alleen maar wanneer de journalist erg goed ingevoerd is in de kwestie waarover hij schrijft. Hoe anders kun je gemakkelijk hoofd- en bijzaken scheiden bijvoorbeeld? Specialisatie is trouwens ook al jaren de trend. Zelfs binnen bijvoorbeeld Haagse redacties van kranten worden de departementen vaak ‘verdeeld’ over de verschillende redactieleden. Het gebied dat Hagen tot onderwerp van zijn boek heeft gemaakt is in vergelijking daarmee absurd breed. En in werkelijkheid is het nog veel breder.
Hagen heeft zich bij de selectie van deelonderwerpen duidelijk laten leiden door de zaken die veel in het nieuws zijn geweest. Het vervelende is nu dat een volgende ‘affaire’ of ‘kwestie’ heel goed over iets totaal anders kan gaan. En dan zullen de journalisten, ook degenen die Hagens boek gelezen hebben, weer dezelfde fouten maken. En zelfs over de in Wetenschap in het nieuws besproken dingen weten ze bij lange na niet genoeg, en als het om biologie gaat alvast de verkeerde dingen. Ik hou bovendien ook een beetje mijn hart vast voor de andere gebieden, want Hagen is zelf een alfa zegt hij.
Is er dan niets aan te doen? Weinig, denk ik. Duizendpoten zijn dun gezaaid. Dat neemt overigens niet weg dat ik denk dat het een journalist, al dan niet in wording, weinig kwaad zal doen dit boek te lezen. Er staan nuttige voorbeelden, vergelijkingen (bijvoorbeeld: de Paroolkop ‘Seropositief bloed helpt aidspatiënt’ tegenover de Trouwkop ‘Aidsdeskundigen staan gereserveerd tegenover injecties besmet bloed’) en waarschuwingen in. ‘Kijk uit met getallen en statistieken!’ is een belangrijke boodschap die er wat mij betreft zelfs nog wat meer ingehamerd had mogen worden.
Maar ik blijf erbij dat je veel meer dan wat fragmentarische basiskennis nodig hebt voor een goedwerkend alarmsysteem in je hoofd. De belletjes moeten alleen op het juiste moment gaan rinkelen.
Ik verwacht daarom meer heil van de tweede doelgroep die Hagen voor ogen had: de wetenschappers. Die zouden veel kunnen leren van de journalistieke aanwijzingen die in het boek staan. Meestal hebben ze geen idee van wat er belangrijk is voor een krant.
En dat is jammer. Als ze meer weten kan dat tot twee dingen leiden: of ze nemen zelf de pen eens ter hand, en doen dat dan minder academisch dan ze gewend zijn. (Oefening baart vaak kunst in deze.) Of ze proberen een journalist te vinden aan wie ze hun verhaal vertellen. Die journalist mag beslist niet onder de indruk zijn van hun geleerdheid en zal door moeten vragen tot hij het echt snapt. En hij doet er verstandig aan zijn eindprodukt nog een keer voor te leggen aan zijn bron.
Echt kritische journalistiek levert dat laatste natuurlijk maar moeilijk op. Daarvoor heb je nu eenmaal die gespecialiseerde journalist nodig die zelf het jargon en de problemen en discussiepunten van een vakgebied kent. En natuurlijk moet die ook nog in staat zijn die zaken netjes te vertalen voor een niet-ingevoerd publiek. Wat dat alles betreft is er trouwens geen enkel verschil tussen de alfa-, bèta-, en gammavakken.
Hagen denkt daar anders over. Onder meer omdat de meeste journalisten alfa’s en gamma’s zijn heeft hij zijn boek beperkt tot de bèta-gebieden. Alsof een historicus vanzelf een goed stuk over psychologie kan schrijven, of een jurist over antropologie. Het lijkt erop dat Hagen de zoveelste alfa is die opkijkt tegen ‘echte wetenschap’. Nogal kortzichtig. Ook wat dat betreft wakkert zijn boek te veel misverstanden nog eens aan.