door Liesbeth Koenen ©
09-2002, nr. 69
Akademie Nieuws, Het Parool

Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen 2002

De bevroren geschiedenis van de aarde smelt weg

De ijskappen bovenop de bergen in de tropen zitten tjokvol gegevens over de omstandigheden op aarde in vroeger tijden. Maar ze verdwijnen momenteel in hoog tempo. Prof. Lonnie Thompson zet alles op alles om archieven aan te leggen voordat het verleden is weggesmolten.

Zomaar een berg beklimmen, voor zijn plezier? Er verschijnt een vriendelijk, maar ook meewarig glimlachje op het gezicht van de geoloog die laatst nog een zaal vol dokters vertelde over de 798 dagen die hij doorbracht op hoogten boven de 18.000 voet (tegen de vijf en een halve kilometer). Het is duidelijk, prof. Lonnie Thompson ziet helemaal niks in de bergsport. Hij gaat alleen maar naar boven omdat daar heel bijzondere archieven te halen vallen: ijs, voor Thompson bevroren tijd.

Dat hij een soort medisch wonder is, zou je niet direct zeggen als je hem ziet. Thompson is op het oog een doodgewone vijftiger (hij is van 1948), vrij klein van stuk, en verre van een bodybuilder-type. Maar al bijna dertig jaar blijkt hij in staat om zonder zuurstofflessen en zonder ziek te worden wekenlang bijvoorbeeld bovenin de Himalaya te werken, ook op hoogtes van meer dan zeven duizend meter. “Ach”, zegt hij nuchter, “er is nou eenmaal bijna niets bekend van hoe mensen zich aanpassen aan grote hoogtes. Ik heb nergens last van. Ik krijg geen hoofdpijn meer, geen bloedneuzen.”

Niet alleen fysiek levert hij topprestaties, ook logistiek verricht Thompson mirakelstukjes. Hij haalt zijn ijsarchieven namelijk het liefst uit de tropen. Daar heeft hij uitstekende argumenten voor, al zag hij die zeker niet onmiddellijk. “Toen ik begin jaren zeventig net onderzoeksassistent geworden was hier in Columbus, op de Ohio State University, kreeg ik voor het eerst een ijskap van Antarctica te zien”, vertelt hij. “Ik weet nog dat ik dacht: ijs, moet ik daarmee werken? Er is niet veel ijs op aarde, dus dat kan niet belangrijk zijn. Maar ja, als assistent kreeg ik betaald, dus je doet het.”

Jaarringen
Thompson realiseerde zich vervolgens al snel dat er veel meer ijs bestond dan alleen op de Noord- en de Zuidpool. In 1974 had hij zijn eerste expeditie naar een tropische gletsjer, de Quelccaya ijskap in Peru. De mogelijkheden die uitgeboorde ijskernen boden waren inmiddels tot hem doorgedrongen. IJskernen zijn in zeker opzicht te vergelijken met de jaarringen in bomen, ze gaan alleen al snel veel verder terug in de tijd (in de Himalaya zelfs tot meer dan 700.000 jaar) en je kunt er veel meer aan aflezen: de precieze hoeveelheid neerslag per jaar, de temperatuur, vulkanische activiteit, hoeveel en wat voor stof er in de lucht zat. En juist in de tropen kunnen er ook hele insecten ingevroren zijn, en zaden en stuifmeel.

“Zeventig procent van de mensheid leeft in de tropen”, gaat Thompson door met redenen geven om juist daar te boren. “Klimaatverschijnselen als El Niño en de moessonregens heb je niet op de polen. Maar van de moesson zijn wel meer dan anderhalf miljard mensen elk jaar afhankelijk voor hun oogst. El Niño – dat is die elke vier à zeven jaar terugkerende verschuiving van warm zeewater die van Indonesië, over de Grote Oceaan naar Zuid- en Noord-Amerika gaat – verstoort de neerslag, de visserij, kan bosbranden veroorzaken in Indonesië en Australië, overstromingen in Californië. Buiten de seizoenen is dit het belangrijkste klimaatverschijnsel, en het bestaat al heel lang.”

Inca’s
Dat je het verloop exact kunt aflezen uit de ijskernen levert heel uiteenlopende kennis op. Thompson: “In Zuid-Amerika kun je terug naar de tijd van de pre-Inca’s en de Inca’s, toen er geen geschreven taal was. Je ziet culturen die vier-, vijfhonderd jaar stabiel waren en dan ineens, heel abrupt verdwijnen. Waarom was nooit duidelijk. We hebben archeologen en antropologen kunnen laten zien dat dat samenviel met hele zware El Niño’s.”

De samenwerking met totaal andere vakgebieden biedt meer oplossingen van raadsels. Zo is er ruim 4000 jaar geleden iets gebeurd dat zijn weerslag heeft gehad op grote delen van de aarde. Culturen die verdwenen in Zuid-Amerika, in Afrika, in het Midden-Oosten, de Indus Vallei, Egyptische bronnen die spreken van verschrikkelijke droogte en hongersnood, van mensen die hun eigen kinderen opaten. Wat er precies aan de hand was, is nog niet bekend, maar de ijskernen laten een lange periode met heel veel stof zien. Thompson is ervan overtuigd dat het ijs het geheim nog een keer prijs zal geven, dat het in de samenstelling van het stof moet zitten.

Van nature
Maar de ijskernen zijn ook van groot belang voor het heden en de toekomst, omdat ze duidelijk kunnen maken wat normaal is. Welke cyclussen bestaan er, welke variatie zit er van nature in het systeem? Bestaan er bijvoorbeeld ook mega-El Niño’s? Hoe reageerden planten vroeger op klimaatveranderingen, op grote droogten? Om te weten wat we kunnen verwachten, moeten we terug in de tijd, zegt Thompson keer op keer, en dat kan uitsluitend met behulp van de ijsarchieven.

En die verdwijnen. In een angstwekkend hoog tempo smelten ze weg. Voor het gesprek met Lonnie Thompson heeft zijn vrouw Ellen al foto’s laten zien die hangen in een van de gangen van het Byrd Polar Institute waaraan ze gezamenlijk leiding geven. Dat ze er allebei zijn is overigens een uitzondering: meestal is er wel eentje op expeditie (Ellen Thompson: “Ik doe de polen, Lonnie de tropen”), zodat de ander dan de zaken op het instituut kan regelen, en vroeger, toen ze nog klein was, voor hun dochter zorgen. De plaatjes spreken voor zich: in enkele tientallen jaren is de Quelccaya ijskap schrikbarend geslonken. Enorme stukken berg zijn bloot komen te liggen. Er is door het smeltwater zelfs een heel meer ontstaan.

Onherroepelijk
Ook op de Kilimanjaro, de hoogste berg van Afrika, verdwijnt het ijs onherroepelijk. Thompson: “De eerste kaart is van 1912. Toen was er nog 12,1 vierkante kilometer ijs, nu nog 2,6. Meer dan tachtig procent van het ijsgebied is weg. Het krimpt aan de zijkanten, maar ook aan de bovenkant. Toen we hier twee jaar geleden gingen boren vonden we twee meter onder de oppervlakte de sporen van een thermonucleaire test, die in 1951 gedaan is, de enige keer dat zoiets boven zeeniveau gebeurd is. Maar in het jaar daarna is de sneeuw bijna anderhalve meter lager geworden, vanaf volgend jaar is die laag verdwenen.”

En daarmee het ijkpunt. Want dat is een van de terugkerende problemen met de ijskernen: hoe weet je waar in de tijd je zit? Je kunt wel de verschillende jaren onderscheiden, maar om welke jaren gaat het? Daar kan gelukkig van alles voor dienen, ook onderlinge vergelijkingen van ijskernen van verschillende plaatsen, en met bijvoorbeeld een C14-test kun je precies de ouderdom van insecten en plantenresten bepalen. Maar dan moeten ze er wel nog zijn.

De komende paar jaar zijn van doorslaggevend belang, waarin in hoog tempo gewerkt moet worden. Het team, dat er bovendien zelf intussen niet jonger op wordt (Thompson: “Ik denk niet dat ik dit na mijn zeventigste nog steeds doe, hoewel..”), heeft al eerder drie boringen binnen een jaar gedaan: in Rusland, in Bolivia en China. Dat kan dus. Dertien ‘hot spots’ heeft Thompson gelokaliseerd, plaatsen waar over een paar jaar niets meer te halen valt. Nu nog wel, maar het kost geld. Dertien keer een miljoen dollar is er nodig. Relatief gezien een schijntje, maar via de gewone aanvraagprocedures is zo’n bedrag niet te vinden.

Er moet dus hulp van elders komen. Thompson praat er overal over, tot op het Witte Huis aan toe. Iedere keer opnieuw legt hij uit dat het geen politieke kwestie is: of de invloed van mensen er nu de oorzaak van is of niet, de aarde warmt op. En dat maakt dat die grote haast nodig is om de archieven te redden. Want je wilt de gevolgen van plotselinge klimaatwijzigingen kennen, ook als wij daar zelf de oorzaak van zijn. Niet dat Thompson daarover twijfelt: als je het ijs van afgelopen duizend jaar bekijkt blijkt overal dat de laatste vijftig jaar het warmste zijn van allemaal, de grootste temperatuurstijging te zien geven.

Als geoloog weet Thompson ook precies hoe gemakkelijk soorten weggevaagd worden van de aarde. Ook dat vertelt hij politici graag: “Het systeem kan heel goed voor zichzelf zorgen. Dat overleeft wel, ook als we niet ingrijpen. De vraag is alleen of wij het overleven.”.

Hij is overigens optimistisch. “Het lijkt misschien wel of er niets gebeurt, of zelfs dat het erger wordt, maar op een gegeven moment is er geen keus meer. Wat er nu met de ijskappen in de tropen aan de hand is, het afbreken van grote stukken ijs in Antarctica, het zijn de tekenen dat het systeem aan het veranderen is. Dat dringt op een gegeven moment door de ene of andere gebeurtenis door. Het is een kwestie van psychologie: mensen moeten tot hun keuzes gedwongen worden, en dan krijg je ook een heel plotselinge omslag. De geschiedenis zit vol met van die voorbeelden, van Pearl Harbor tot de Berlijnse Muur.”

Sprookjeswereld
Het is tijd voor de grote rondleiding door het instituut. De vrieskamer in. Het is er ruim zeventig graden kouder dan buiten. De ijskernen worden standaard bewaard bij veertig graden onder nul. Gek genoeg is dat zelfs met blote armen en benen heel goed een paar minuten uit te houden, maar de medewerker die er bezig is draagt een prachtig eskimopak, compleet met capuchon-met-bontrandje. Het heeft iets van een sprookjeswereld. Eindeloze rekken met zilverkleurige kokers, waarin de stukken ijskern zitten, ijspegels aan het plafond, glibberige vloeren. Dit is het grote archief dat geheid nog wel een paar belangrijke publicaties bevat volgens Thompson: “Als je ergens heengaat waar nog nooit iemand geweest is, is de kans groot dat je iets vindt dat in Nature of Science terechtkomt”.

Overigens zijn de vrieskamers toe aan uitbreiding. Daar zal de Heinekenprijs aan kunnen bijdragen, maar Thompson is ook bezig met het opzetten van een ‘Foundation’, die moet garanderen dat het archief in stand blijft, ook als hij er niet meer is. “Wij zien wel hoe belangrijk dit is”, lacht hij, “maar als het voortbestaan af zou gaan hangen van bureaucraten…”

In het voorkamertje van de vriesruimte worden de ijskernen in plakjes gesneden. Een precies, en uiterst saai karweitje. “Degenen die dat werk doen krijgen altijd voorrang als we een team samenstellen om ijs te gaan boren. Dat motiveert enorm,” lacht Thompson. De helft gaat overigens weer terug de ijskast in, om te wachten op nieuwe analysetechnieken, waarmee je nog meer aan het licht kunt brengen. Thompson verwacht dat het binnenkort mogelijk zal zijn ook de geschiedenis van branden af te lezen uit het ijs: “Dan weet je hoe vaak het Amazonegebied gebrand heeft voordat er mensen waren. Wat is de natuurlijke cyclus?”

Ouderwets
Verderop ruikt het naar een ouderwetse werkplaats, en het blijkt inderdaad zo te zijn dat werkelijk alles zelf bedacht en gemaakt wordt door het team van Thompson. Niet alleen de machine die vierentwintig uur per dag, dag in dag uit, ijsmonsters analyseert, maar ook al het materiaal voor de expedities. Niemand had toen ze begonnen ooit boven in de bergen ijskernen geboord. De oorspronkelijke gedachte dat je gewoon de spullen en technieken kon gebruiken die ontwikkeld waren voor de poolstreken was een fikse misrekening. De eerste expeditie liep stuk op het feit dat de boor niet naar boven te krijgen was: veel te groot en zwaar. Zo ontstond de eerste demontabele boor, die werkt op zonne-energie.

Opslag en vervoer zijn in de tropen natuurlijk ook een enorm punt. Maar Thompsons inventiviteit en organisatietalent zijn grenzeloos. Hij zit vol prachtige verhalen: over per heteluchtballon afgevoerde ijskernen, over een vuilnisbelt in Tanzania waar hij een grote vriezer vond, overgebleven van een mislukt visserijproject, over een stukgegane generator en een vriendelijke Hollander in den vreemde, die Thompsons verzamelde materiaal toen wekenlang met zijn eigen generator koelde, over de wolken in Tibet die het gebruik van zonne-energie in de weg zaten, en nog veel meer.

Inmiddels heeft hij zijn vierenveertig expedities in vijftien verschillende landen achter de rug. Het heeft zijn blik op de mensheid geen kwaad gedaan. Hij geeft hoog op van de vriendschappen, de individuele samenwerkingsverbanden, de belangeloze medewerking van toevallige bewoners. Zijn conclusie: “Ze willen ons tegenwoordig wel eens anders doen geloven, maar echt, uit welke cultuur ze ook komen, alle mensen zijn overal hetzelfde.”

Onder de kop ‘Bevroren tijd’ verscheen een ingekorte versie van dit interview in Het Parool van 20 september 2002.